Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC5441

Datum uitspraak2008-01-29
Datum gepubliceerd2008-02-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.230155-04, 07.601289-06, 07.602273-06 en 07.607324-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

kinderporno strafmaatmotivering


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnummers : 07.230155-04, 07.601289-06, 07.602273-06 en 07.607324-07 Uitspraakdatum : 29 januari 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], [geboortedatum], [woonplaats] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Y. van der Horst, advocaat te Emmeloord. De officier van justitie, mr. M. Kamper, heeft ter terechtzitting gevorderd: - verdachte vrij te spreken van het onder parketnummer 07.607324-07 ten laste gelegde; - de veroordeling van verdachte ter zake het onder de parketnummers 07.230155-04, 07.601289-06 onder 1 en 2 en 07.602273-06 onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, geheel onvoorwaardelijk; - te gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 1.000,--, alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgen de tenlasteleggingen met de parketnummers 07.230155-04, 07.601289-06, 07.602273-06 en 07.607324-07) De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke taal- en/of schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad. BEWIJS De verdachte dient van het onder parketnummer 07.607324-07 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. Met betrekking tot het onder parketnummer 07.602273-06 onder 1en 3 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat sprake is van verduistering, nu verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat hij ten tijde van het wegnemen van de goederen werkzaam was bij [werkgever] en de goederen na werktijd heeft meegenomen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder de parketnummers 07.230155-04, 07.601289-06 en 07.602273-06 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopieën dagvaarding) Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Parketnummer 07.230155-04: Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, strafbaar gesteld bij artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd. Parketnummer 07.601289-06 Feit 1.: Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, strafbaar gesteld bij artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd. Feit 2.: Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, strafbaar gesteld bij artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd. Parketnummer 07.602273-06 Feit 1.: Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, strafbaar gesteld bij artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 2.: Diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 3.: Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, strafbaar gesteld bij artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 december 2007, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met Justitie in aanraking is geweest; - een rapport d.d. 14 januari 2008, uitgebracht door I. Stiphout, reclasseringswerker; - een psychiatrisch rapport d.d. 11 januari 2008, uitgebracht door drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater / psychoanalyticus; - een psychologisch rapport d.d. 14 december 2007, uitgebracht door drs. M. van Heteren – van Namen, GZ-psycholoog. In het psychiatrisch rapport rapporteert drs. Gerritsen onder meer het volgende. Verdachte is een gemiddeld begaafde man die al jaren bekend is met de diagnose pervasieve ontwikkelingsstoornis. Tevens is sprake van pedofilie. Verdachte raakt al minstens vanaf zijn 15e jaar seksueel opgewonden van kleine meisjes en jongens, met een voorkeur voor meisjes tussen de 2 en 6 jaar. Rond zijn 15e jaar heeft verdachte zijn broertje [slachtoffer] misbruikt. Hiervan is nooit aangifte gedaan. Naast de pedofilie zijn er ook andere parafilieën. Diagnostisch is sprake van pedofilie (en diverse andere parafilieën) en een pervasieve ontwikkelingsstoornis bij een 23-jarige man met een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De pervasieve ontwikkelingsstoornis is grotendeels terug te voeren op aanleg. Het ontstaan van de pedofilie en de andere parafilieën heeft vermoedelijk vooral te maken met het zelf seksueel misbruikt zijn, de stressvolle gezinsomstandigheden en met een sterke behoefte aan bevestiging en contact. De antisociale persoonlijkheidsstoornis is waarschijnlijk terug te voeren op zowel aanleg als de beschreven gezinssituatie. Er bestaat een evidente relatie tussen de ten laste gelegde feiten en de psychopathologie. Verdachte kan voor alle ten laste gelegde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Gezien de ernstige psychopathologie in de zin van de combinatie van pedofilie (en andere parafilieën), de pervasieve ontwikkelingsstoornis en de antisociale persoonlijkheidsstoornis is de kans op herhaling van de ten laste gelegde feiten groot tot zeer groot. Het is in de toekomst niet ondenkbaar dat betrokkene daadwerkelijk kleine kinderen gaat misbruiken. De enige manier om het recidiverisico substantieel te verminderen is het opleggen van een klinische behandeling. Gezien de ernstige psychopathologie, de ernst van de ten laste gelegde feiten en het evidente verband tussen de psychopathologie en de ten laste gelegde feiten is het opleggen van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege de enige manier om adequate behandeling te garanderen. Verdachte voelt zich teveel slachtoffer en is teveel verongelijkt om zich op vrijwillige basis aan behandeling te kunnen verbinden. Een tbs met voorwaarden of behandeling als bijzondere voorwaarde biedt onvoldoende garantie. In voornoemd psychologisch rapport is onder andere te lezen dat bij verdachte sprake is van PDD-nos, een atypische vorm van een autisme spectrum stoornis en parafilie. Bij deze parafilie staat thans meer de pedofilie voorop, maar ook andersoortige seksuele aberraties kwamen langdurig en nog recentelijk voor. Verdachte heeft tevens een gebrekkige ontwikkeling doorgemaakt met seksueel misbruik. Hij was bekend met gedragsproblemen die niet (alleen) voortkwamen uit de PDD-nos. Op basis hiervan heeft hij een antisociale persoonlijkheidsstoornis ontwikkeld. Regressieve behoeften aan zorg en aandacht, die door het eigen seksueel misbruik geseksualiseerd werden, liggen ten grondslag aan de parafilieën. Vanwege de PDD-nos is verdachte slecht in staat om zich in te leven in slachtoffers en vanwege de antisociale persoonlijkheidsstoornis is hij ook sterk geneigd om eigenbelang te laten prevaleren. Verdachte moet voor de thans ten laste gelegde seksuele feiten sterk verminderd toerekeningsvatbaar geacht worden. Ten aanzien van de vermogensdelicten speelden vooral de antisociale persoonlijkheidsstoornis en de PDD-nos een rol. Verdachte moet ten aanzien van deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. Verdachte is min of meer driedubbel gehandicapt. Er kan dus altijd wel één van zijn stoornissen – PDD-nos, antisociale persoonlijkheidsstoornis en parafilie – voorliggend zijn om het gedrag te bepalen waarna de andere stoornissen voor versterking kunnen zorgen. Verdachte is gebaat bij een ‘holding environment’, een omgeving die veilig, niet overvragend en controlerend is. Daarbij dient tevens de mogelijkheid van vrijheidsinperking te bestaan, omdat verdachte erg gewiekst kan zijn om zich grensoverschrijdende situaties te creëren. Alleen een tbs-instelling beschikt over deze praktische en juridische mogelijkheden. Elke andere oplossing, zoals een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel of een tbs met voorwaarden, zal tot mislukken gedoemd zijn. De psycholoog adviseert daarom tot oplegging van tbs met dwangverpleging. Ter terechtzitting heeft de psycholoog haar rapportage nader toegelicht. Zij acht - zonder behandeling - het risico dat verdachte in de toekomst jegens een ander een seksueel delict pleegt, groot. De rechtbank neemt de in voornoemd psychologisch rapport d.d. 14 december 2007 vervatte conclusie betreffende de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten aanzien van de seksuele delicten en de verminderde toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van de vermogensdelicten op de daarvoor in dat rapport bijeengebrachte gronden over. De rechtbank is, gelet op de persoon van de verdachte, het door de gedragsdeskundigen ingeschatte recidivegevaar alsmede de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten, van oordeel dat de algemene veiligheid van personen oplegging eist van de maatregel van terbeschikkingstelling van verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege. Een behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsman bepleit, biedt gelet op het advies van beide deskundigen onvoldoende garanties ter waarborging van een adequate behandeling en ter voorkoming van recidive. Voorts acht de rechtbank in dit geval, naast de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, oplegging van een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk, omdat aard en ernst van het be¬wezen en strafbaar verklaarde door een lich¬tere strafrechte¬lijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Gelet echter op het tijdsverloop in de zaak met parketnummer 07.230155-04 tussen het tijdstip van aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte op 20 september 2004 en heden en gelet op de omstandigheid dat het gerechtelijk vooronderzoek in die zaak reeds op 2 maart 2006 is gesloten, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Met deze schending zal rekening worden gehouden in die zin dat in plaats van vier maanden gevangenisstraf, drie maanden gevangenisstraf zullen worden opgelegd. De oplegging van straf en maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 37b en 57 van het Wetboek van Strafrecht. Benadeelde partij [benadeelde partij] De vordering van de benadeelde partij is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het onder parketnummer 07.607324-07 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder de parketnummers 07.230155-04, 07.601289-06 en 07.602273-06 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder de parketnummers 07.230155-04, 07.601289-06 en 07.602273-06 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. De rechtbank gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. G.J.J.M. Essink en H.M. Schaak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2008.