Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC5446

Datum uitspraak2008-02-28
Datum gepubliceerd2008-02-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-011512-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof veroordeelt een vredesactivist tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.


Uitspraak

Parketnummer: 20-011512-05 Uitspraak : 28 februari 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 27 oktober 2005 in de strafzaak met parketnummer 02-801092-05 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, verblijvende te [verblijfplaats], [adres]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende: - de verdachte ten aanzien van de primair ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; - de in beslag genomen hamer zal verbeurd verklaren en de teruggave zal bevelen van de overige in beslag genomen goederen aan de verdachte; - aan de verdachte zal opleggen de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van EUR 750.000,00 subsidiair 360 dagen hechtenis; - de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van EUR 750.000,00. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: primair hij op of omstreeks 10 augustus 2005 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk twee, althans een luchtvaartuig(en) (F16('s) met staartnummer(s) 066 en/of 369) en/of een gebouw (een ruit van hangar nr 374), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Koninklijke Luchtmacht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of onklaar gemaakt; subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 10 augustus 2005 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een of meer onderde(e)l(en) van) twee, althans een luchtvaartuig(en) (F16('s)) en/of een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Koninklijke Luchtmacht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging Door de verdediging is een groot aantal verweren gevoerd, zoals neergelegd in de pleitnota van 13 oktober 2005, de memorie van grieven van 11 november 2005, de pleitnota van 16 maart 2006, de pleitnota van 27 oktober 2006 (voor zover voorgedragen) en de pleitnota's van 28 februari 2008 (voor zover voorgedragen), waarnaar hier kortheidshalve wordt verwezen. Aan alle verweren (voor zover zij als ontvankelijkheidverweren, dan wel als bewijsverweren of strafuitsluitingsverweren kunnen worden aangemerkt) zijn door de verdediging de volgende premissen ten grondslag gelegd: a. Het enkele voorhanden hebben van (tactische) kernwapens, meer in het bijzonder B-61 atoombommen, is in strijd met de door de verdediging genoemde verdragen en/of het volkenrecht; b. De Nederlandse staat maakt zich schuldig aan de systeemmisdaad1 van het maken van plannen en het bij voortduring treffen van voorbereidingen voor het gebruik van nucleaire massavernietigingswapens, in het bijzonder de inzet van B-61 atoombommen.2 De inzet van B-61 atoombommen is per definitie onrechtmatig. Ad. a: Het hof is van oordeel dat geen enkele bepaling van Nederlands recht zich tegen de aanwezigheid van kernwapens op Nederlands grondgebied verzet. Ook in Nederland rechtstreeks toepasselijke regels van internationaal recht verzetten zich daar niet tegen. In verschillende uitspraken van feitenrechters in Nederland, waaronder dit gerechtshof, is dit standpunt eerder ingenomen en uitvoerig gemotiveerd. De Hoge Raad heeft die uitspraken steeds in stand gelaten. Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd, met name in de toespitsing op B-61 atoombommen, geen aanleiding een van de bestendige jurisprudentie afwijkend standpunt in te nemen. Ad. b. Het hof is, in navolging van de Hoge Raad in zijn arrest van 21 december 2001 (NJ 2002, 217), van oordeel dat niet op voorhand kan worden beoordeeld of het maken van plannen en het treffen van voorbereidingen voor, dan wel de dreiging met of het gebruik van kernwapens steeds rechtmatig dan wel onrechtmatig is. Het antwoord op die vraag zal immers in sterke mate afhankelijk zijn van de, thans niet te voorziene, concrete omstandigheden van het geval. De toespitsing op B-61 atoombommen maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders. Het hof is, in lijn met de hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad, van oordeel dat de rechter bij het beoordelen van verweren van de verdediging in het kader van een strafvervolging een grote mate van terughoudendheid aan de dag zal moeten leggen bij de beoordeling van aan die verweren ten grondslag gelegde stellingen, die inhouden dat de rechter zich op voorhand zou uitlaten over mogelijke toekomstige handelingen ter uitvoering van politieke besluitvorming op het gebied van buitenlands beleid en defensie. Naar het oordeel van het hof is uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet gebleken van bijzondere omstandigheden die er toe zouden nopen om in deze zaak die terughoudendheid te laten varen. Nu de aan de verweren ten grondslag gelegde premissen naar het oordeel van het hof niet opgaan, vervalt de grondslag van die verweren en behoeven die verweren - wat er zij van hetgeen de verdediging ter onderbouwing daarvan overigens heeft aangevoerd - geen verdere bespreking. Mitsdien worden de gevoerde verweren verworpen. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (A) hij op 10 augustus 2005 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, opzettelijk en wederrechtelijk twee luchtvaartuigen F16 met staartnummers 066 en 369 toebehorende aan de Koninklijke Luchtmacht heeft beschadigd en onklaar gemaakt; en (B) hij op 10 augustus 2005 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van hangar nr. 374 toebehorende aan de Koninklijke Luchtmacht heeft vernield. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Voor zover namens verdachte verweren zijn gevoerd die als bewijsverweren moeten worden aangemerkt, worden deze op de gronden als hiervoor onder het kopje "Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging" verworpen. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het onder A bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 352 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder B bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 350, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Voor zover namens verdachte verweren zijn gevoerd die als strafuitsluitingsgronden moeten worden aangemerkt, worden deze op de gronden als hiervoor onder het kopje "Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging" verworpen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de enorme schade die het gevolg is geweest van de handelwijze van verdachte. Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Van hetgeen verder in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Vordering van de benadeelde partij Het Ministerie van Defensie heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat voormelde vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk is en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 57, 350 en 352 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: (A) Opzettelijk en wederrechtelijk enig luchtvaartuig dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen en onklaar maken, meermalen gepleegd en (B) Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten: - een hamer. Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten: - een deken; - twee stenen; - 10 tekeningen; - voedsel; - een stuk papier; - een schrift, kleur blauw; - een stafkaart; - zes stuks papier; - een stuk papier; - twee enveloppen; - een deken, kleur geel; - een tas, kleur wit; - een t-shirt, kleur rood . Verklaart de benadeelde partij, het Ministerie van Defensie, in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Aldus gewezen door mr. J. Huurman-van Asten, voorzitter, mr. J.A. van Zon en mr. W.J.B. Zeyl, in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier, en op 28 februari 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken. 1 De verdediging heeft de term "nucleaire systeemmisdaad" in de pleitnota van 27 oktober 2006 (pag. 5, nr. 1.6.1.) als volgt gedefinieerd: "De op gezag van de politiek verantwoordelijke leidinggevenden en met inschakeling van overheidsinstellingen in stand gehouden bedreiging met nucleaire massavernietigingsmiddelen, in casu de B-61 atoombommen die met behulp van Nederlandse F-16 vliegtuigen zullen worden afgeworpen, in samenhang met het voorhanden hebben van de middelen voor de daadwerkelijke inzet van die atoombommen en de dagelijkse voorbereiding daarvoor." 2 Onder de term "inzet van B-61 atoombommen" begrijpt de verdediging: "De inzet van die massavernietigingsmiddelen tegen doelen in of in de nabijheid van bevolkingsconcentraties, dat wil zeggen steden en dorpen." (pleitnota 27 oktober 2006, pag. 5 nr. 1.6.2.)