Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC5493

Datum uitspraak2008-01-29
Datum gepubliceerd2008-02-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.614470-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Jezusklapper Voorwaardelijke opzet Schuld


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnummer : 07.614470-06 Uitspraakdatum : 29 januari 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], [geboortedatum], [woonplaats] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.A.M. Ramaekers, advocaat te Emmeloord. De officier van justitie, mr. M. Kamper, heeft ter terechtzitting gevorderd: - verdachte vrij te spreken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde; - de veroordeling van verdachte ter zake het uiterst subsidiair ten laste gelegde tot: ? een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar; ? een taakstraf, bestaande uit de leerstraf ‘middelen en delict’; - de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt de gewijzigde tenlastelegging, na splitsing ter terechtzitting, als aangehecht) BEWIJS Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte gericht op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer]. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. De eerste vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is de vraag of verdachte door zijn handelen in de richting van [slachtoffer] een (naar algemene ervaringsregels) aanmerkelijke kans op het toebrengen van dodelijk letsel dan wel zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen. Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend en acht daartoe ondermeer redengevend dat niet is komen vast te staan dat verdachte een actieve rol heeft gespeeld bij de alcoholconsumptie van [slachtoffer] door bijvoorbeeld voor hem sterke drank te bestellen, hem glazen sterke drank aan te reiken of hem aan te moedigen tot de consumptie van sterke drank. Voorts is onduidelijk gebleven of verdachte (die onder invloed van alcohol verkeerde) op de hoogte was van de precieze inhoud van de voor [slachtoffer] geschonken glazen, alsmede van het aantal geschonken glazen. Nu het handelen niet kan worden gepreciseerd, laat staan de kans op het gevolg kan worden gewogen, kan niet anders worden geconcludeerd dan tot het ontbreken van de voorwaardelijke opzet op de dood dan wel het zwaar lichamelijk letsel. Vervolgens staat ter beoordeling of het aan de schuld van verdachte is te wijten dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel – een alcoholvergiftiging – heeft opgelopen. Zoals hiervoor overwogen is niet gebleken dat verdachte, die zoals boven overwogen, ook zelf onder invloed van alcohol verkeerde, een actieve rol heeft gespeeld bij de alcoholconsumptie van [slachtoffer]. Zo is niet gebleken dat verdachte zelf een of meerdere glazen heeft aangereikt aan [slachtoffer], noch dat hij ze heeft besteld dan wel heeft betaald. Weliswaar is verdachte aanwezig geweest in de Polder Inn in de periode dat [slachtoffer] de glazen met sterke drank heeft leeggedronken, maar deze enkele aanwezigheid van verdachte levert geen schuld op in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte dient derhalve tevens van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. Benadeelde partij [benadeelde partij] De benadeelde partij [benadeelde partij] dient in zijn vordering niet ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in zijn vordering niet ontvankelijk is. Aldus gewezen door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en H.M. Schaak, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2008.