Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC5695

Datum uitspraak2008-02-22
Datum gepubliceerd2008-03-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/926 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening en terugvordering WAO-uitkering.


Uitspraak

06/926 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 4 januari 2006, 2005/45 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) Datum uitspraak: 22 februari 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. W.F.C. van Megen, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2007. Appellant is aldaar, zoals tevoren is bericht, niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. J.J.C. Röttjers. II. OVERWEGINGEN Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit op bezwaar van het Uwv van 10 december 2004 ongegrond verklaard. Bij genoemd besluit op bezwaar is de beslissing gehandhaafd om de aan appellant toegekende WAO-uitkering te herzien en met ingang van 1 januari 2004 nader vast te stellen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%, en om in verband daarmee een bedrag aan onverschuldigd betaalde uitkering van appellant terug te vorderen. Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd. Wezenlijk nieuwe gezichtspunten zijn niet naar voren gebracht. De Raad onderschrijft de ter zake door de rechtbank gebezigde overwegingen en gegeven oordelen en maakt deze tot de zijne. Met betrekking tot de stelling van appellant dat het Uwv artikel 44 van de WAO had moeten toepassen sluit de Raad zich aan bij hetgeen de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportage van 23 februari 2006 heeft opgemerkt. Het voorgaande betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad acht geen termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht een proceskostenveroordeling uit te spreken. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2008. (get.) J. Brand. (get.) M.C.T.M. Sonderegger. HS