Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC6188

Datum uitspraak2008-03-10
Datum gepubliceerd2008-03-10
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersFA RK 07-1955 284855
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verklaring voor recht ex artikel 1:26 BW/ per telefoon gesloten huwelijk naar Pakistaans recht/ stijd met openbare orde? / verzoek toegewezen.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector Familie- en Jeugdrecht MeervoudigeKamer Verklaring voor recht ex artikel 1:26 BW rekestnummer : FA RK 07-1955 zaaknummer : 284855 datum beschikking : 10 maart 2008 BESCHIKKING op het op 30 maart 2007 ingekomen verzoekschrift van: [de vrouw], de vrouw, wonende te [woonplaats], procureur mr. J.G. Pherai. Als belanghebbende worden aangemerkt: [de man], de man, wonende te [land]. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage, zetelend te 's-Gravenhage, hierna te noemen: de ambtenaar. PROCEDURE De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder: - het verzoekschrift; - het verweerschrift van de zijde van de ambtenaar; - een brief met bijlagen d.d. 27 juni 2007 van de zijde van de vrouw; - een brief met bijlagen d.d. 27 juni 2007, ter griffie ingekomen op 8 augustus 2007 van de zijde van de vrouw; - een op 13 augustus 2007 ondertekende verklaring van de man; - een brief met bijlagen d.d. 25 januari 2008 van de zijde van de vrouw. Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat de in [land] opgemaakte huwelijksakte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het desbetreffende Nederlandse register van de burgerlijke stand. Op 4 februari 2008 is de zaak ter terechtzitting behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar procureur alsmede de ambtenaar in de personen van de heer dr. [A], de heer [B] en mevrouw [C]. Van zowel de zijde van de vrouw als van de zijde van de ambtenaar zijn pleitnotities overgelegd. De man is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet verschenen. BEOORDELING Nu de vrouw in Nederland woonachtig is, is de rechtbank op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd van het verzoek kennis te nemen. De vrouw heeft aannemelijk gemaakt een gerechtvaardigd belang te hebben bij het onderhavige verzoek zodat zij ontvankelijk is in haar verzoek. De vrouw verzoekt voor recht te verklaren dat de huwelijksakte, opgemaakt ter gelegenheid van het op [datum] 2002 te [land] gesloten huwelijk tussen de vrouw en de man, overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het desbetreffende Nederlandse register van de burgerlijke stand. De ambtenaar heeft bij verweerschrift verzocht het verzoek van de vrouw af te wijzen wegens strijd met de openbare orde. De ambtenaar heeft daartoe aangevoerd dat - nu het huwelijk van de vrouw en de man telefonisch is voltrokken - niet kan worden vastgesteld of de wil van partijen gericht was op de voltrekking van een huwelijk. Evenmin hebben de bevoegde autoriteiten van [land] kunnen vaststellen of de juiste partijen telefonisch met elkaar in het huwelijk zijn getreden. De ambtenaar betoogt - samengevat - dat een huwelijk dient te worden voltrokken in aanwezigheid van de huwelijkspartijen (al dan niet via een gevolmachtigde) in persoon en dat zij elkaar aannemen tot echtgenoten in aanwezigheid van elkaar, eventuele getuigen én degene die het huwelijk voltrekt. Immers, wel moet kunnen worden vastgesteld dat partijen inderdaad willen trouwen en welke partijen dat willen doen. De vrouw heeft daartegenover gesteld dat de identificatie van de huwelijkspartijen is geschied doordat de Imam - die het huwelijk heeft voltrokken - beide partijen eerst naar de personalia heeft gevraagd en heeft vastgesteld dat de juiste partijen de huwelijksvoltrekking aangingen. Partijen hebben beiden geantwoord in het bijzijn van getuigen. Zowel aan de vrouw als aan de man is door de Imam gevraagd of zij met elkaar in het huwelijk willen treden. Deze vraag is in het bijzijn van getuigen door beide partijen bevestigend beantwoord. De vrouw stelt dat er daardoor wel degelijk sprake is geweest van vaststelling van de identiteit en de wil van partijen om met elkaar te huwen. De vrouw heeft voorts gewezen op een uitspraak van de Hoge Raad van 13 december 1996 (NJ 1997, 469) waarin is overwogen: 'Het Haagse Huwelijksverdrag 1978 berust op het beginsel dat aan de totstandkoming en erkenning van huwelijken en in het internationale rechtsverkeer zo weinig mogelijk beletselen in de weg behoren te staan, waarbij is gepoogd een zodanige regeling op te stellen, dat 'hinkende' huwelijken zoveel mogelijk worden vermeden'. De vraag die thans beantwoord dient te worden is of erkenning van het huwelijk, telefonisch voltrokken tussen de vrouw, die ten tijde van de huwelijksvoltrekking in Nederland was, en de man, die ten tijde van de huwelijksvoltrekking met de Imam in [land] was, onverenigbaar is met de openbare orde. De rechtbank neemt bij beantwoording van die vraag het volgende in aanmerking. Op grond van artikel 5 lid 4 van de Wet conflictenrecht huwelijk (WCH) wordt een huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit. De vrouw heeft overgelegd een [land] huwelijksakte, op [datum] 2004 gelegaliseerd door het [land] ministerie van buitenlandse zaken en op [datum] 2005 door de Nederlandse ambassade te [plaats in land]. De huwelijksakte voldoet hiermee aan de - op dat moment van kracht zijnde - Legalisatiecirculaire van 1 februari 2000, zodat moet worden aangenomen dat de huwelijksakte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en dat derhalve sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. Uit artikel 6 WCH volgt dat erkenning aan een buiten Nederland gesloten huwelijk wordt onthouden indien deze erkenning onverenigbaar zou zijn met de openbare orde. De ambtenaar heeft - zoals hiervoor omschreven - gesteld dat daarvan in het onderhavige geval sprake is. Naar het oordeel van de rechtbank is uit de verklaring van de vrouw ter terechtzitting voldoende komen vast te staan dat de identiteit van partijen genoegzaam door de Imam is vastgesteld. Partijen hebben ieder driemaal, in aanwezigheid van getuigen bij zowel de vrouw als de man, hun personalia genoemd. De telefoon stond op de luidspreker zodat de huwelijkspartijen en de getuigen over en weer elkaars stemmen hebben gehoord. De vrouw en de getuigen hebben de stem van de man herkend. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam aangetoond dat het de wil van partijen was om met elkaar in het huwelijk te treden. De Imam heeft de vrouw gevraagd of zij met de man wilde trouwen, waarop zij bevestigend heeft beantwoord. Vervolgens heeft de man haar nogmaals gevraagd of zij met hem wilde trouwen waarop de vrouw opnieuw bevestigend heeft beantwoord. De vrouw kent de man al sinds haar kindertijd. Op dertienjarige leeftijd is zij naar Nederland gekomen. Nadien is zij nog eenmaal teruggekeerd naar [land] voor vakantie en is het voornemen tot een huwelijk tussen de man en de vrouw opgevat. Inmiddels is uit het huwelijk van partijen op [datum] 2004 een dochter geboren. Bovendien is de vrouw sinds 2002 doende om het in [land] voltrokken huwelijk te doen opnemen in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand en heeft de man een op [datum] 2007 getekende verklaring ingezonden waarin hij de vrouw toestemming geeft al het nodige te verrichten om de huwelijksakte te laten erkennen. Hieruit kan afgeleid worden dat het huwelijk met instemming van beide partijen is voltrokken. Gelet op het vorenstaande wijst de rechtbank het verzoek toe. Ter terechtzitting heeft de vrouw aanvullend verzocht - indien het verzoek wordt toegewezen - de ambtenaar te gelasten, de inschrijving van de huwelijksakte met voorrang te behandelen. De rechtbank wijst dit verzoek, als niet op de wet gegrond af. BESLISSING: De rechtbank: verklaart voor recht dat de 'Marriage Certificate (Nikkah Nama), Parth No. [nummer], No. [nummer] overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand; gelast de inschrijving van de huwelijksakte, Parth No. [nummer], No. [nummer], in het register van huwelijken van de gemeente 's-Gravenhage; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mrs. W.J. Don, C.W. de Wit en H. Lenters, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2008.