
Jurisprudentie
BC6241
Datum uitspraak2008-07-08
Datum gepubliceerd2008-07-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers01078/07 B
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-07-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers01078/07 B
Statusgepubliceerd
Indicatie
Beslag ex art. 94 Sv. Inbeslaggenomen omgekatte auto. HR: 81 RO.
Conclusie anoniem
Nr. 01078/07 B
Mr. Schipper
Zitting: 4 maart 2008
Conclusie inzake:
[klaagster]
1. Het cassatieberoep richt zich tegen de beschikking van de rechtbank te Zutphen van 8 maart 2007 waarbij het beklag strekkende tot teruggave van een inbeslaggenomen personenauto aan klaagster ongegrond is verklaard.
2. Namens de verdachte heeft mr. B.J. Schadd, advocaat te Velp, cassatie ingesteld en hij heeft tevens een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie.
3. Het middel richt zich tegen de motivering van de ongegrondverklaring van het beklag. Daarbij heeft de steller van het middel aangevoerd dat de beslissing van de rechtbank niet (voldoende) begrijpelijk is, nu vaststaat dat de inbeslaggenomen auto eigendom is van klaagster en zij niet als verdachte wordt aangemerkt van enig strafbaar feit. Voorts is, gelet op het feit dat klaagster te goeder trouw is, het bezit van een dergelijke auto niet in strijd is met de wet of het algemeen belang.
4. De rechtbank heeft op grond van de stukken vastgesteld dat het motorblok en de versnellingsbak van de inbeslaggenomen auto afkomstig zijn uit een gestolen auto en op grond daarvan geoordeeld dat zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de auto zal onttrekken aan het verkeer.
In deze overwegingen ligt het oordeel van de rechtbank besloten dat het ongecontroleerde bezit van de inbeslaggenomen omgekatte auto van zodanige aard is dat het afbreuk doet aan een effectieve voorkoming en bestrijding van met gestolen auto's bedreven handel en dat dit ongecontroleerde bezit daarom in strijd is met de wet of het algemeen belang. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.(1)
De omstandigheden die door de steller van het middel zijn aangevoerd, te weten dat de inbeslaggenomen auto eigendom is van klaagster, zij niet als verdachte wordt aangemerkt van enig strafbaar feit en dat klaagster te goeder trouw is, brengen niet mee dat er geen sprake kan zijn van ongecontroleerd bezit in de zin van artikel 36c Sr en staan aan de oplegging van de maatregel van onttrekking aan het verkeer niet in de weg.(2)
Anders dan de steller van het middel betoogt, is van een niet toereikende motivering van het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
5. Het voorgestelde middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
6. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Zie o.a. HR 11 november 2003, LJN: AL6178 en HR 12 november 2002, NJ 2003, 595.
2 Zie de conclusie van AG Vellinga in HR 14 juni 2005, LJN: AT4091.
Uitspraak
8 juli 2008
Strafkamer
nr. 01078/07 B
IC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Zutphen van 8 maart 2007, nummer 06/685, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. B.J. Schadd, advocaat te Velp, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Schipper heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beschikking ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2008.