Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC6400

Datum uitspraak2008-03-12
Datum gepubliceerd2008-03-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701603/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 21 november 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp het uitwerkingsplan "IIIa Ypenburg-Nootdorp" vastgesteld.


Uitspraak

200701603/1. Datum uitspraak: 12 maart 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 21 november 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp het uitwerkingsplan "IIIa Ypenburg-Nootdorp" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 30 januari 2007, kenmerk DRM/ARW/06/12332A beslist over de goedkeuring van het uitwerkingsplan. Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief van 2 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 5 maart 2007, beroep ingesteld. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 26 juli 2007. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Voor afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp. Dit is aan de andere partijen toegezonden. Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp. Dit is aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2008, waar [appellant], in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Piccardt, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp gehoord, vertegenwoordigd door R. Broekhuijzen en ing. G.J. van Holst, ambtenaren in dienst van de gemeente. 2. Overwegingen 2.1. Het onderhavige uitwerkingsplan "IIIa Ypenburg-Nootdorp" (hierna: het uitwerkingsplan) betreft een uitwerking van het bestemmingsplan "Ypenburg-Nootdorp" (hierna: het bestemmingsplan). Het gebied waarop het bestemmingsplan betrekking heeft, is onderverdeeld in een aantal deelgebieden. Het uitwerkingsplan heeft betrekking op het deelgebied gelegen ten zuiden van de Kerkweg en ten westen van de bestaande woonwijk West in de kern Nootdorp. Het uitwerkingsplan voorziet in de bouw van 107 woningen en de aanleg van de Verlengde Sportparkweg. 2.2. Ter zitting heeft [appellant] zijn beroepsgrond dat het uitwerkingsplan ten onrechte niet in een afgescheiden fietspad voorziet, ingetrokken. 2.3. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan moet worden uitgewerkt volgens bij het plan te geven regelen. Bij de beslissing over de goedkeuring van een uitwerkingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven uitwerkingsregelen is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) rust daarnaast op verweerder de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan gegeven regelen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. 2.4. [appellant] voert aan dat de in het uitwerkingsplan opgenomen ontsluiting via de Verlengde Sportparkweg leidt tot een extra ontsluiting van nog te realiseren deelgebieden in de wijk Ypenburg. Hij stelt dat het zuidelijk deel van de Verlengde Sportparkweg in strijd is met het bestemmingsplan nu nooit eerder is gesproken over een ontsluiting van nog te realiseren deelgebieden in de wijk Ypenburg via de Verlengde Sportparkweg. 2.4.1. Vast staat dat het uitwerkingsplan voorziet in een ontsluiting via de Verlengde Sportparkweg en dat deze weg in het zuidwesten afbuigt naar buiten het uitwerkingsplan gelegen en nog te realiseren deelgebieden in Ypenburg. Blijkens de plankaart van het uitwerkingsplan is aan de gronden ter plaatse van de Verlengde Sportparkweg de bestemming "Verblijfsgebied (VG)" toegekend. De gronden op de kaart aangewezen voor "Verblijfsgebied (VG)" zijn, voor zover hier van belang, bestemd voor verblijf en verplaatsing, bepaald door en gericht op de aangrenzende en/of naburige bestemmingen en in samenhang daarmee voor wegen, fiets- en voetpaden. Volgens de plankaart van het bestemmingsplan hebben de gronden ter plaatse van de in het uitwerkingsplan voorziene Verlengde Sportparkweg de bestemming "Uit te werken gebied voor woondoeleinden (UW)" en de bestemming "Infrastructurele elementen" met, voor zover hier van belang, de subbestemming "ontsluiting ten behoeve van autoverkeer van de tweede orde". Daar waar de Verlengde Sportparkweg in het zuidwesten afbuigt richting de buiten het uitwerkingsplan gelegen deelgebieden en de plangrens kruist, staat op de plankaart van het bestemmingsplan de aanduiding "voortzetting infrastructurele elementen buiten het plangebied". Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de voorschriften bij het bestemmingsplan zijn, voor zover hier van belang, de gronden met de bestemming "Uit te werken gebied voor woondoeleinden (UW)" bestemd voor wonen en wegen, met dien verstande dat op deze gronden mede artikel 32 van toepassing is. Ingevolge artikel 32, eerste lid, onder b, van de voorschriften bij het bestemmingsplan zijn, voor zover hier van belang, de gronden met de bestemming "Infrastructurele elementen" en de subbestemming "ontsluiting ten behoeve van autoverkeer van de tweede orde" binnen een afstand van 65 meter aan weerszijden van de aanduiding "ontsluiting ten behoeve van autoverkeer van de tweede orde" (mede) bestemd voor een ontsluitingsweg ten behoeve van autoverkeer van de tweede orde, met dien verstande dat ter plaatse van de gronden die tevens bestemd zijn voor een uit te werken bestemming, de bestemming "Infrastructurele elementen" eveneens als een uit te werken bestemming dient te worden beschouwd. Uit de toelichting bij het bestemmingsplan kan worden afgeleid dat een interne wijk- en buurtontsluitingsweg waarvoor een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur zal worden ingesteld, kan worden beschouwd als een ontsluitingsweg ten behoeve van autoverkeer van de tweede orde. In paragraaf 5.1. van de plantoelichting bij het uitwerkingsplan staat dat voor de Verlengde Sportparkweg en de interne ontsluitingswegen een maximumsnelheid van ten hoogste 30 kilometer per uur zal gelden. Hieruit blijkt genoegzaam dat het gemeentebestuur de intentie heeft op de Verlengde Sportparkweg een 30 kilometerzone in te stellen, hetgeen ter zitting ook is bevestigd. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder terecht gesteld dat in het bestemmingsplan reeds het uitgangspunt is opgenomen van een verlenging van de Sportparkweg richting de ten westen van het uitwerkingsplan gelegen deelgebieden van Ypenburg en dat het uitwerkingsplan wat betreft de bestemming "Verblijfsgebied" ter plaatse van het zuidelijk deel van de Verlengde Sportparkweg in zoverre in overeenstemming is met de in het bestemmingsplan gegeven uitwerkingsregels. 2.5. [appellant] vreest als gevolg van de aanleg van de Verlengde Sportparkweg een aantasting van zijn woon- en leefklimaat. In dat verband wijst hij op verslechtering van de luchtkwaliteit en stelt hij dat bij de berekeningen inzake de luchtkwaliteit van verkeerde gegevens is uitgegaan omdat met het verkeer uit de nog te realiseren woonbuurten in de wijk Ypenburg onvoldoende rekening is gehouden. 2.5.1. In het deskundigenbericht is vermeld dat ten westen van het plangebied, als onderdeel van de wijk Ypenburg, de woonbuurten "Hollandsche Meesters", "Veenendael", en "Tedingerdael" (deelplangebieden 16 en 23) zullen worden gerealiseerd en dat op de gronden ten zuiden van het plangebied vrijstaande woningen (Rose Parc) zullen worden gerealiseerd. Voorts is vermeld dat de Verlengde Sportparkweg in het noord-oosten zal worden aangesloten op de Kerkweg en in het zuidwesten zal worden doorgetrokken naar genoemde woonbuurten en dat de Verlengde Sportparkweg niet alleen zal dienen als een ontsluitingsfunctie voor de 107 woningen in het uitwerkingsplan, maar ook een verbindingsroute zal gaan vormen tussen genoemde woonbuurten en het centrum van Nootdorp. 2.5.2. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk 2005), voor zover hier van belang, nemen bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, de in dit besluit genoemde grenswaarden voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) in acht. De Afdeling stelt vast dat de bevoegdheid een besluit te nemen omtrent de goedkeuring van een uitwerkingsplan gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit ten aanzien van stikstofdioxide en zwevende deeltjes. Ingevolge artikel 15, eerste lid, onder b, van het Blk 2005 geldt voor stikstofdioxide (NO2) een grenswaarde van 40 microgram per m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010, en een grenswaarde van 200 microgram per m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden. Ingevolge artikel 20 van het Blk 2005 geldt voor zwevende deeltjes (PM10) een grenswaarde van 50 microgram per m³ als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden, en een grenswaarde van 40 microgram per m³ als jaargemiddelde concentratie. 2.5.3. In het kader van de vaststelling van het uitwerkingsplan is in april 2006 onderzoek gedaan naar de gevolgen van het uitwerkingsplan voor de luchtkwaliteit. De resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage 3 bij de plantoelichting gevoegd. Daaruit blijkt dat de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) in 2010 en 2015 op de Verlengde Sportparkweg niet zullen worden overschreden. Daarbij is vermeld dat rekening is gehouden met de verkeersproductie van de ontwikkelingen binnen de nabijgelegen deel(plan)gebieden 16 en 23. In dit onderzoek is uitgegaan van een verkeersintensiteit in de jaren 2010 en 2015 op het drukste gedeelte van de Verlengde Sportparkweg, tussen de aansluiting met de Kerkweg en de meest noordelijk gelegen interne ontsluitingsweg van het uitwerkingsplan, van 2.500 motorvoertuigen per etmaal. 2.5.4. In het deskundigenbericht staat dat het geprognosticeerde aantal verkeersbewegingen op de Verlengde Sportparkweg van 2.500 motorvoertuigen per etmaal voor de jaren 2010 en 2015, als alle geplande woningen in het plangebied en daarbuiten gerealiseerd zullen zijn, niet onredelijk moet worden geacht. In hetgeen appellant heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding om aan deze conclusie te twijfelen. 2.5.5. Het gemeentebestuur heeft in een nadere memorie van 28 juni 2007 aangegeven dat het gemeentelijke verkeers(prognose)model inmiddels is uitgebreid en geactualiseerd en dat de te verwachten toekomstige verkeersintensiteiten op de Verlengde Sportparkweg, op basis van dit actuele model, hoger zijn dan eerder was geprognosticeerd. Daarbij is aangegeven dat vanuit een oogpunt van zorgvuldigheid op basis van deze actuele verkeersprognoses nadere luchtkwaliteitsberekeningen zullen worden uitgevoerd. Op 13 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp een aanvullend luchtkwaliteitsonderzoek, gebaseerd op het meest actuele gemeentelijke verkeers(prognose)model, overgelegd. Uit de resultaten van dit onderzoek, gedateerd 8 november 2007, blijkt dat ook op basis van de meest actuele verkeersprognoses in 2010 en 2017 op de Verlengde Sportparkweg zal worden voldaan aan de grenswaarden van het Blk 2005. Appellant heeft de conclusie van dit onderzoek niet betwist. 2.5.6. Nu uit de resultaten van het in het kader van de vaststelling van het uitwerkingsplan uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat in 2010 en 2015 op de Verlengde Sportparkweg zal worden voldaan aan de grenswaarden van het Blk 2005 en voorts de resultaten van het aanvullend luchtkwaliteitsonderzoek deze conclusie bevestigen, geeft het in beroep aangevoerde geen grond voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het plan in zoverre niet in strijd is met het Blk 2005. 2.6. Voorts stelt [appellant] dat bij de berekeningen inzake de geluidsbelasting op de bestaande woningen in de wijk Oud-west ten gevolge van het verkeer op de Verlengde Sportparkweg van verkeerde verkeersgegevens is uitgegaan. 2.6.1. In het kader van de vaststelling van het uitwerkingsplan is akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Verlengde Sportparkweg. De resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage 2 bij de plantoelichting gevoegd. Volgens de plantoelichting blijkt uit dit onderzoek dat de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Verlengde Sportparkweg op de bestaande woningen in de wijk Oud-West, waar de woning van appellant is gelegen, maximaal 50 dB(A) zal bedragen. 2.6.2. Zoals aangegeven in rechtsoverweging 2.5.5. heeft het gemeentebestuur in de nadere memorie van 28 juni 2007 gesteld dat in de tussenliggende periode het gemeentelijke verkeers(prognose)model is geactualiseerd en dat de te verwachten toekomstige verkeersintensiteiten op de Verlengde Sportparkweg, op basis van dit actuele model, hoger zijn dan eerder was geprognosticeerd. Daarbij is opgemerkt dat op basis van de meeste actuele verkeersprognose het geluidniveau ter plaatse van de bestaande woningen 1 dB(A) hoger zal zijn. Appellant heeft dit niet betwist. 2.6.3. Zoals aangegeven in rechtsoverweging 2.4.1. blijkt uit de plantoelichting bij het uitwerkingsplan genoegzaam dat het gemeentebestuur de intentie heeft op de Verlengde Sportparkweg een 30 kilometerzone in te stellen. Gelet op artikel 74, eerste en tweede lid, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 77 van de Wet geluidhinder, behoeft bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan geen akoestisch onderzoek te worden ingesteld indien voor een weg een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 12 februari 2003, zaaknr. 200203450/1) kan onder "gelden" in artikel 74, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet geluidhinder ook "zal gaan gelden" worden verstaan. Voorts behoefden geen grenswaarden bij het plan in acht te worden genomen. De omstandigheid dat de Wgh in dit geval niet van toepassing is, rechtvaardigt evenwel nog niet de conclusie dat het bestreden plandeel uit een oogpunt van geluidsbelasting zonder meer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. 2.6.4. Uit de akoestische onderzoeken kan worden afgeleid dat het geluidniveau ter plaatse van de bestaande woningen maximaal 51 dB(A) zal bedragen. Dit is een overschrijding met maximaal 1 dB(A) van de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) die in de Wet geluidhinder is bepaald ten aanzien van bestaande woningen langs wegen in stedelijk gebied, waarvoor een hogere maximumsnelheid dan 30 kilometer per uur geldt. Hoewel de Wet geluidhinder niet van toepassing is heeft verweerder, mede gelet op deze geringe overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) in redelijkheid kunnen aannemen dat als gevolg van de Verlengde Sportparkweg niet een dusdanig grote geluidsbelasting op de bestaande woningen in de wijk Oud-West zal optreden dat het bestreden plandeel om die reden in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geacht. 2.7. [appellant] vreest tenslotte lichthinder omdat de Verlengde Sportparkweg vanwege het gebruik als ontsluitingsweg ten behoeve van nog te realiseren deelgebieden zal veranderen in een drukke weg, hetgeen volgens appellant zal leiden tot een andere straatverlichting. Appellant stelt zich op het standpunt dat de gevreesde lichthinder dient te worden beperkt door toepassing van geëigende armaturen. 2.7.1. Bezwaren die zijn gericht op de wijze van verlichten van de Verlengde Sportparkweg hebben geen betrekking op de in het plan neergelegde bestemmingen, maar op de uitvoering van het plan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Dit bezwaar wordt daarom niet beoordeeld. 2.8. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Evenmin wordt daarin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond. 2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep van [appellant] ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat. w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Dorst voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2008 280-525.