Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC6421

Datum uitspraak2008-03-12
Datum gepubliceerd2008-03-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200705475/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 20 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor hoveniersactiviteiten en de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk aan de [locatie] te Eindhoven. Dit besluit is op 21 juni 2007 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200705475/1. Datum uitspraak: 12 maart 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te Eindhoven, en het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 20 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor hoveniersactiviteiten en de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk aan de [locatie] te Eindhoven. Dit besluit is op 21 juni 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 juli 2007, beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 8 februari 2008. Partijen zijn niet verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [appellant] stelt dat de inrichting niet voldoet aan het Bouwbesluit 2003. In dit verband voert hij aan dat een nooduitgang van de inrichting uitkomt op grond waarvan hij eigenaar is, terwijl hij geen recht van overpad aan [vergunninghouder] heeft verleend. Om die reden kan van een nooduitgang op die plaats geen sprake zijn, aldus [appellant], zodat in zoverre niet wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2003. 2.2. De vraag of de inrichting wat de betrokken nooduitgang betreft aan het Bouwbesluit 2003 voldoet, kan geen rol spelen in het kader van de besluitvorming over vergunningverlening krachtens de Wet milieubeheer. Hetgeen [appellant] aanvoert, kan om die reden niet afdoen aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De beroepsgrond faalt. 2.3. Het beroep is ongegrond. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat. w.g. Schaafsma w.g. Van Grinsven lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2008 462.