
Jurisprudentie
BC6670
Datum uitspraak2008-02-13
Datum gepubliceerd2008-03-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers274703 / HA ZA 06-3441
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-03-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers274703 / HA ZA 06-3441
Statusgepubliceerd
Indicatie
bevoegdheidsincident, incidentele vordering afgewezen: niet geslaagd in bewijsopdracht betreffende woonplaats/feitelijke verblijfplaats
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 274703 / HA ZA 06-3441
Uitspraak: 13 februari 2008
Vonnis van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Rockanje,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. M. Elmers,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te Krimpen aan den IJssel,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
procureur mr. G. van der Wende.
Partijen blijven aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.
Het procesverloop blijkt uit het griffiedossier, waarvan de rechtbank kennis heeft genomen.
1. De verdere beoordeling in het incident
1.1 Bij tussenvonnis in het incident van 25 april 2007 is [gedaagde] opgedragen te bewijzen dat zijn woonplaats/feitelijke verblijfplaats in Brasschaat is gelegen.
1.2 [gedaagde] heeft bij brief van 7 juni 2007 te kennen gegeven af te zien van het leveren van bewijs door het doen horen van getuigen. Hij heeft op 17 juli 2007 een akte na tussenvonnis genomen, waarna [eiseres] op 15 augustus 2007 een antwoordakte heeft genomen.
1.3 In voormelde akte heeft [gedaagde] gesteld dat uit de eerder door hem overgelegde stukken reeds blijkt dat zijn woonplaats/feitelijke verblijfplaats in Brasschaat is gelegen. Daarnaast heeft [gedaagde] ten bewijze van zijn stellingen nog twee producties overgelegd, te weten uittreksels uit het kadaster (waaruit blijkt dat de woning op de Tournooi 20 te Krimpen aan den IJssel toebehoort aan de echtgenote van [gedaagde] en dat zijn dochters elders een woning bezitten) en opnieuw een getuigschrift van inschrijving in de gemeente Brasschaat. Tevens heeft [gedaagde] gesteld dat hij reeds 16 jaar gescheiden leeft van zijn vrouw en dat het naamplaatje aan de woning te Tournooi 20 (waarvan [eiseres] had gesteld dat de naam van [gedaagde] daarop vermeld stond) inmiddels van de deur is verwijderd.
1.4 [eiseres] heeft geconcludeerd dat het aan [gedaagde] opgedragen bewijs niet is geleverd. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat in het door [gedaagde] overgelegde uittreksel van het kadaster [gedaagde] nog steeds als echtgenoot van mevrouw [echtgenote] staat genoemd, dat [gedaagde] diverse malen per jaar met vrouw en kinderen op vakantie gaat, dat hij met hen een woning in Goedereede bewoont en dat [gedaagde] zijn werkzaamheden in Nederland verricht zodat hij een groot gedeelte van zijn tijd in Nederland doorbrengt. Ter onderbouwing van dit laatste heeft [eiseres] uittreksels uit het handelsregister overgelegd, waaruit blijkt dat [gedaagde] bestuurder is van twee in Nederland gevestigde ondernemingen. Tot slot heeft [eiseres] nog aangevoerd dat de woning te Brasschaat is aangeschaft om belastingtechnische redenen, en dat de inschrijving in de gemeente Brasschaat op relatief eenvoudige wijze is te verkrijgen en niet afdoet aan het feitelijk woonachtig zijn van [gedaagde] te Nederland.
1.5 In het licht van de gemotiveerde betwisting door [eiseres] is het (opnieuw) overleggen van een bewijs van inschrijving van de gemeente Brasschaat onvoldoende om te kunnen vaststellen dat [gedaagde] aldaar zijn woonplaats/feitelijke verblijfplaats heeft. Uit de overige door [gedaagde] overgelegde stukken kan dat evenmin volgen. De rechtbank acht [gedaagde] derhalve niet geslaagd in zijn bewijsopdracht. Mitsdien staat de grondslag van de incidentele vordering niet vast, wat ertoe leidt dat de incidentele vordering zal worden afgewezen. Het beroep van [eiseres] op artikel 102 Rv kan onbesproken blijven.
1.6 [gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het incident.
1.7 Thans zal beraad plaatsvinden over de vraag of een comparitie na antwoord wordt gelast.
2. De beslissing
De rechtbank,
in het incident
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 452,00 aan salaris voor de procureur,
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 27 februari 2008.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman.
Uitgesproken in het openbaar.
625/1729