Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC7035

Datum uitspraak2008-03-18
Datum gepubliceerd2008-03-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/460612-07 en 06/801116-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling voor brandstichting, poging zware mishandeling en vernieling. Omtrent verdachte zijn rapportages opgemaakt door een psycholoog en een psychiater. Beiden komen tot de conclusie dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is. De rechtbank neemt deze conclusie over. De strafbare feiten kunnen daarom niet aan verdachte worden toegerekend. Verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank gelast dat verdachte geplaatst zal worden in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummers: 06/460612-07 en 06/801116-07 Uitspraak d.d.: 18 maart 2008 tegenspraak / dip / oip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [1981], thans gedetineerd in het huis van bewaring Het Veer (FOBA) te Amsterdam. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 maart 2008. Voeging meerdere dagvaardingen Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 06/460612-07 en 06/801116-07 tegen verdachte aangebrachte zaken. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: onder parketnummer 06/460612-07 zij op of omstreeks 19 november 2007 te [plaats], gemeente Voorst, opzettelijk brand heeft gesticht in een (rijtjes)woning ([perceel]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een of meer krant(en) met de vlam van een aansteker aangestoken en/of deze brandende krant(en) op een bank gelegd en/of gegooid en/of die/een bank en/of een of meer andere voorwerp(en) in die woning met de vlam van een aansteker aangestoken, in elk geval opzettelijk in die woning (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die bank in die woning en/of een of meer andere, zich in die woning bevindende, goed(eren) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of de zich in die woning bevindende goederen en/of de belendende perce(e)l(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoner(s) van die belendende perce(e)l(en) , in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was; art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht onder parketnummer 06/801116-07 1. zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 maart 2007 tot en met 21 maart 2007 te [plaats], althans in de gemeente Voorst, opzettelijk en wederrechtelijk goederen (een ruit en/of een (aantal) deur(en)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. zij op of omstreeks 20 maart 2007 te [plaats], althans in de gemeente Voorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet -een nachtkastje, althans huisraad van boven de trap af heeft gegooid, op een moment dat deze Fontein onderaan de trap stond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat zij op of omstreeks 20 maart 2007 te [plaats], althans in de gemeente Voorst, [slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend -een nachtkastje, althans huisraad van boven de trap af gegooid, op een moment dat deze Fontein onderaan de trap stond; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. zij op of omstreeks 21 maart 2007 te [plaats], althans in de gemeente Voorst, opzettelijk en wederrechtelijk een/het (rechterachter)portier van een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Geldigheid van de dagvaarding De raadsvrouw van verdachte heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de dagvaarding met parketnummer 06/801116-07 nietig verklaard dient te worden voor zover het betreft het onder 1 en 3 tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat de betreffende tenlastegeleggingen niet aan de vereisten voldoen nu de feitelijke gedragingen die verdachte verweten worden niet in de tenlastelegging zijn vermeld. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Ingevolge artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering dient de dagvaarding, voor zover zij betrekking heeft op de tenlastelegging, op straffe van nietigheid een opgave te bevatten van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het zou zijn begaan. Voorts dient zij te vermelden de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. De vraag of in enig geval een tenlastelegging voldoet aan het in dat artikel bepaalde valt, gelet op de in algemene bewoordingen gestelde inhoud van voormeld artikel, niet in zijn algemeenheid te beantwoorden. De onderhavige tenlastelegging voldoet aan hetgeen daaromtrent wordt geëist. Het aan verdachte verweten feit is daarin immers voldoende en genoegzaam duidelijk omschreven, terwijl door die omschrijving alsmede door de vermelding van het artikel in het Wetboek van Strafrecht waarbij het feit strafbaar is gesteld - welke vermelding onderdeel uitmaakt van de tenlastelegging - in het onderhavige geval, dat wordt gekenmerkt door zijn eenvoud, zowel wat de feitelijke kant daarvan, als wat de strafrechtelijke duiding daarvan betreft, het feit zodanig voldoende en duidelijk is omlijnd dat op de grondslag en binnen de - niet te overschrijden - grenzen van de tenlastelegging kan worden beraadslaagd en beslist omtrent de vragen als bedoeld in de artikelen 248 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Voorts is de onderhavige tenlastelegging eveneens voldoende duidelijk voor zover het gaat om de vraag of de verdachte daaruit genoegzaam kan afleiden wat haar wordt verweten en waartegen zij zich dient te verdedigen. Niet alleen kan vanuit dat oogpunt niet worden gezegd dat redelijkerwijze bij verdachte enig misverstand heeft kunnen bestaan omtrent het tot haar gerichte verwijt, in het onderhavige geval heeft zij bovendien met zoveel woorden te kennen gegeven zulks te begrijpen en hebben zij en haar raadsvrouw zich in feite ook verdedigd zonder dat van enig misverstand omtrent de - grondslag van de - tenlastelegging is gebleken. De rechtbank verwerpt op grond van het voorgaande het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot de nietigheid van de dagvaarding. Motivering bewezenverklaring Parketnummer 06/460612-07 De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de – navolgende – overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0632/07-220248, gesloten en getekend op 22 november 2007 door [naam], brigadier van politie Team Voorst. De bewezenverklaring is gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte (pagina 35-38), het proces-verbaal van bevindingen van 20 november 2007 (pagina 20-21) en de aangifte van [slachtoffer A] (pagina 22-23). Parketnummer 06/801116-07 De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de – navolgende – overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0632/07-202859, gesloten en getekend op 13 april 2007 door [naam], brigadier van politie Team Voorst. T.a.v. feit 1 De bewezenverklaring is gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte (pagina 18), de aangifte van [slachtoffer A] (pagina 16) en het proces-verbaal van bevindingen van 9 april 2007 (pagina 12-14). T.a.v. feit 2 De bewezenverklaring is gebaseerd op de verklaring van verdachte (pagina 25) en de aangifte van [slachtoffer B] (pagina 21-22) met het aanvullende proces-verbaal van verhoor van aangever (pagina 24). T.a.v. feit 3 De bewezenverklaring is gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte (pagina 30) en de aangifte van [slachtoffer C] (pagina 27). De raadsvrouw van verdachte heeft met betrekking tot de onder parketnummer 06/801116-07 tenlastegelegde feiten aangevoerd dat verdachte geen opzet had op het plegen van deze feiten, nu zij ten tijde van het begaan van de feiten niet wist wat ze deed en geen inzicht had in de wederrechtelijkheid van haar gedragingen. Verdachte dient naar het oordeel van haar raadsvrouw dan ook te worden vrijgesproken van deze feiten. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten uit het procesdossier, waaronder de verklaringen van verdachte, blijkt dat verdachte wel degelijk opzettelijk heeft gehandeld. De rechtbank is echter van oordeel dat dit opzet verdachte, gezien hetgeen hierna onder ‘strafbaarheid van de verdachte’ wordt overwogen, niet kan worden toegerekend. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 06/460612-07 en onder parketnummer 06/801116-07 onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat: onder parketnummer 06/460612-07 zij op 19 november 2007 te [plaats], gemeente Voorst, opzettelijk brand heeft gesticht in een (rijtjes)woning ([perceel]), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk kranten met de vlam van een aansteker aangestoken en deze brandende kranten op een bank gegooid, ten gevolge waarvan die bank in die woning en andere, zich in die woning bevindende, goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en de zich in die woning bevindende goederen en de belendende percelen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoner(s) van die belendende percelen, te duchten was; onder parketnummer 06/801116-07 1. zij op tijdstippen in de periode van 20 maart 2007 tot en met 21 maart 2007 te [plaats], opzettelijk en wederrechtelijk goederen (een ruit en een aantal deuren), toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en beschadigd; 2. zij op 20 maart 2007 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet -een nachtkastje van boven de trap af heeft gegooid, op een moment dat deze Fontein onderaan de trap stond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. zij op 21 maart 2007 te [plaats], opzettelijk en wederrechtelijk het (rechterachter)portier van een auto, toebehorende aan [slachtoffer C], heeft beschadigd gemaakt. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: parketnummer 06/460612-07 opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is parketnummer 06/801116-07 t.a.v. feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en beschadigen t.a.v. feit 2: poging tot zware mishandeling t.a.v. feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen Strafbaarheid van de verdachte Over verdachte is een psychologisch rapport gedateerd 22 februari 2008 opgemaakt door drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog. De conclusies van dit rapport luiden – kort samengevat – als volgt: Bij betrokkene is sprake van een posttraumatische stressstoornis met cannabisafhankelijkheid. Er is sprake van dissociatie dan wel van psychotische grensoverschrijding. Daarnaast is sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het tenlastegelegde werd betrokkene beïnvloed door zowel de posttraumatische stressstoornis als de borderline persoonlijkheidsstoornis. Betrokkene kampte met allesoverheersende angsten en spanningen. Zij had herbelevingen van seksueel misbruik in haar verleden. Hierdoor was zij nergens in staat veiligheid te ervaren. De druk en spanning werden thuis steeds groter. Stemmen gaven betrokkene in toenemende mate opdracht om brand te stichten, zodat zij van alles af was. Of deze stemmen nu vooral dissociatief van aard dan wel psychotisch van aard waren is forensisch niet relevant. De stemmen domineerden betrokkene, zij kon zich hieraan niet onttrekken. Onderzoekster acht betrokkene volledig ontoerekeningsvatbaar. Over verdachte is eveneens een psychiatrisch rapport gedateerd 25 februari 2008 opgemaakt door dr. J.H. Verhoef, psychiater. De conclusies van dit rapport luiden – kort samengevat – als volgt: Bij betrokkene is sprake van een ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis, een posttraumatische stressstoornis met wisselend ernstige dissociatieve verschijnselen en van middelengebruik als zelfmedicatie. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde was bij betrokkene sprake van deze ziekelijke stoornis en deze ziekelijke stoornis beïnvloedde ten tijde van het tenlastegelegde de gedragskeuzes van betrokkene zodanig dat het tenlastegelegde daaruit verklaard kan worden. Het tenlastegelegde kan niet aan betrokkene worden toegerekend. De rechtbank kan zich met de conclusies van deze rapporten met betrekking tot de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte verenigen en neemt deze over. De rechtbank overweegt hiertoe nog als volgt. Bij bovengenoemde rapporten is enkel het onder parketnummer 06/460612-07 tenlastegelegde betrokken. De rechtbank gaat er echter vanuit dat de in de rapporten omschreven psychische toestand van verdachte niet anders was ten tijde van het plegen van de onder parketnummer 06/801116-07 bewezen verklaarde feiten. Uit de stukken in het procesdossier met betrekking tot deze feiten wordt immers een gelijke omschrijving aangetroffen van de psychische toestand van verdachte als ten tijde van de brandstichting op 19 november 2007. Voorts blijkt uit de stukken dat verdachte ook reeds ten tijde van de onder parketnummer 06/801116-07 bewezen verklaarde feiten contacten had met psychiatrische instellingen dan wel GGNet. Oplegging van straf en/of maatregel De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat zij zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar. In het eerder genoemde rapport van 22 februari 2008 heeft drs. S. Labrijn, als volgt geadviseerd: Betrokkene kampt met zeer sterke angsten, een hoge mate aan spanning en een veelheid van ernstige hallucinaties die ertoe kunnen leiden dat betrokkene opnieuw op soortgelijke wijze kan ontsporen. Voor betrokkene is een langdurige klinische behandeling geïndiceerd. Aangezien er sprake is van ontoerekeningsvatbaarheid en van gevaar voor zichzelf maar ook voor andere personen en goederen, wordt in overweging gegeven betrokkene met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. Dr. Verhoef heeft in het eerder genoemde rapport van 25 februari 2008, als volgt geadviseerd: De kans op recidive van soortgelijke of andere strafbare feiten is groot. De spanningssituatie wordt gevormd en onderhouden door de borderline persoonlijkheidsstoornis en de posttraumatische stressstoornis met wisselend ernstige dissociatieve verschijnselen. Situationele stress kan de spanningssituatie verergeren, zodanig dat de toch al kwetsbare controle over de impulsen verloren gaat. Onderzoeker adviseert een langdurige intensieve ondersteunende en structurerende behandeling in een klinische setting. Om zo’n langdurende intensieve klinische behandeling voldoende te waarborgen zou onderzoeker een artikel 37-plaatsing op een gespecialiseerde afdeling in een psychiatrisch ziekenhuis willen adviseren. De rechtbank acht op grond van het voorgaande na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank komt tot een ontslag van alle rechtsvervolging op grond van de hiervoor onder ‘strafbaarheid van de verdachte’ genoemde rapporten van de psycholoog en de psychiater. De rechtbank zal, nu de strafbare feiten wegens een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, verdachte een gevaar vormt voor zichzelf, en voor de algemene veiligheid van personen en goederen, op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis gelasten. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 37, 45, 57, 157, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/460612-07 en onder parketnummer 06/801116-07 onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte voor alle tenlastegelegde feiten van alle rechtsvervolging. Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van 1 jaar. Aldus gewezen door mrs. Borgerhoff Mulder, voorzitter, Prisse en Schmitz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van der Linde, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 maart 2008. Mrs. Borgerhoff Mulder en Schmitz zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.