Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC7565

Datum uitspraak2008-03-21
Datum gepubliceerd2008-03-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/710725-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de nacht van 7 op 8 augustus 2007 te Enschede opzettelijk brand heeft gesticht aan een houten schuur en een coniferenhaag. Hij zocht naar zijn zeggen hulp voor zijn psychische problemen. Na een voorlopige hechtenis van ruim drie maanden woont verdachte inmiddels in een zorgboerderij. Hij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en acht dagen, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 08/710725-07 STRAFVONNIS Uitspraak: 21 maart 2008 De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [datum] 1965, wonende te [adres en woonplaats], terechtstaande ter zake dat: hij in of omstreeks de nacht van 07 op 08 augustus 2007 te Enschede opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een houten schuur en/of coniferenhaag, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine en/of die houten schuur en/of coniferenhaag, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan twee (houten) schuren en/of die coniferenhaag geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor bovengenoemde schuren en/of de zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was; Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij in de nacht van 07 op 08 augustus 2007 te Enschede opzettelijk brand heeft gesticht aan een houten schuur en coniferenhaag, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met benzine, ten gevolge waarvan twee (houten) schuren en die coniferenhaag gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor bovengenoemde schuren en de zich daarin bevindende goederen te duchten was; Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: "Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is", strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht; De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden en 8 dagen, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering en het zich gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens medewerkers van stichting De Zon. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen. Verdachte heeft zich - onder invloed van alcohol - schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit, zonder zich daarbij rekenschap te geven van het gevaarzettende karakter van zijn handelen. De omstandigheid dat de door de brand veroorzaakte schade van relatief geringe omvang is, is weliswaar een gelukkige, maar geen aan verdachte toe te schrijven omstandigheid. Als motief voor zijn handelen geeft verdachte op het krijgen van hulp voor zijn (psychische) problemen. Hoezeer er ook sprake mag van dergelijke problematiek aan de zijde van verdachte, het stichten van brand is zeker niet de juiste manier om hulp te krijgen. Verdachte is thans woonachtig en werkzaam op een zorgboerderij. Ter terechtzitting is door de (bege)leiding van de stichting De Zon, waaronder deze zorgboerderij ressorteert, aangegeven dat verdachte daar op zijn plaats is en goed functioneert. Nieuwe incidenten hebben zich niet meer voorgedaan. Deze omstandigheid, alsmede het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, brengen de rechtbank ertoe aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf meer op te leggen dan die tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Wel zal de rechtbank aan verdachte nog een voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen, mede om hem er op die wijze van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met het ontrent verdachte uitgebrachte rapport van bureau Kemperman, van welk rapport de rechtbank de inhoud en conclusie juist acht, deze overneemt en tot de hare maakt, waaruit blijkt dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De na te melden straf is gegrond, behalve op voormeld artikel, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijf maanden en acht dagen. Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot twee maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, of gedurende de proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde: De veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering Nederland, arrondissement Almelo (bijvoorbeeld stichting De Zon), met opdracht aan die instelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Heft op het tegen verdachte verleende -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis. Aldus gewezen door mr. Stoové, voorzitter, mr. Vogel en mr. Groener, rechters, in tegenwoordigheid van Last, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 maart 2008.