Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC7584

Datum uitspraak2008-03-19
Datum gepubliceerd2008-03-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800898/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 4 oktober 2007 heeft de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de aan [verzoekster] verleende erkenning bedrijfsvoorraad ingetrokken voor een periode van zes weken.


Uitspraak

200800898/2. Datum uitspraak: 19 maart 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van: [verzoekster], gevestigd te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/2098 en 07/2099 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen van 8 januari 2008 in het geding tussen: [verzoekster] en de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer. 1. Procesverloop Bij besluit van 4 oktober 2007 heeft de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de aan [verzoekster] verleende erkenning bedrijfsvoorraad ingetrokken voor een periode van zes weken. Bij besluit van 14 november 2007 heeft de RDW het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 8 januari 2008, verzonden op 11 januari 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen (hierna: de voorzieningenrechter) het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 januari 2008, hoger beroep ingesteld. Bij deze brief heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 6 maart 2007, waar de RDW, vertegenwoordigd door drs. J. Greidanus, werkzaam bij de Dienst Wegverkeer, is verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Bij uitspraak van heden, no. 200800898/3, heeft de Afdeling op het hoger beroep beslist. Derhalve is geen sprake meer van een geding. Daarom dient het verzoek te worden afgewezen. 2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat. w.g. Lubberdink w.g. Haverkamp voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2008 306.