Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC7736

Datum uitspraak2008-02-27
Datum gepubliceerd2008-03-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers76485 ha za 06-193
Statusgepubliceerd


Indicatie

Dexia-zaak


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector Civiel zaaknummer: 76485 ha za 06-193 datum vonnis: 27 februari 2008 (vdv) Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van: X, wonende te Hengelo (O), eiser in conventie, verweerder in reconventie, verder te noemen: X, procureur: mr. E.H. Hoeksma, tegen de naamloze vennootschap DEXIA Bank Nederland N.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verder te noemen: Dexia, procureur: mr. J. Vestering, advocaat: mr. H. Post te Helmond. Het procesverloop Bij dagvaarding tegen 30 januari 2006 heeft X de procedure tegen Dexia ingeleid. Na een akte van schorsing van 5 april 2006 zijdens Dexia en een akte tot hervatting van de procedure van 4 april 2007, heeft Dexia een conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie genomen. X heeft vervolgens een conclusie van repliek en akte vermeerdering van eis en tevens akte vermindering van eis genomen en Dexia een conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie. Na een conclusie van dupliek in reconventie en akte uitlating producties bij dupliek, hebben partijen vonnis verzocht. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing In conventie en in reconventie De vordering (kort samengevat) 1. X is in 1999 benaderd door Verzekerd Spaarplan Nederland (VSN), een clientenremisier van Dexia, die X voorhield producten te verkopen, waarmede aan vermogensopbouw kon worden gedaan. 2. Op 28 juni 1999 sloot X een Capital Effect af onder nummer 21402217 met een maandbetaling van € 181,62 (productie 2 dagvaarding). Op de overeenkomst betaalde X 78 termijnen, in totaal derhalve € 14.166,36. 3. De totale overeengekomen leasesom bedroeg € 43.589,28. 4. Verdere voorwaarden (voor zover van belang): 2. Deze lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 240 maanden, te rekenen vanaf de aankoopdag van de waarden. 3. Lessee kan deze lease-overeenkomst na 60 maanden dagelijks met onmiddelijke ingang en zonder annuleringskosten beëindigen, onder betaling of verrekening van de restant-hoofdsom......... ..... 7. Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden. 5. In de loop van 2005 heeft X vanwege het zich aftekenende Dexia-debacle de termijnbetalingen gestaakt. 6. Bij brief van 9 november 2005 heeft X Dexia aansprakelijk doen stellen, de Capital Effect buitengerechtelijk ontbonden en vernietigd en gesommeerd tot terugbetaling van de inleg met toepassing van een door deze rechtbank in enige andere zaken gehanteerde billijkheidsformule (productie 4 dagvaarding). 7. Het voorgaande baseerde X onder meer op het niet-inachtnemen door Dexia van haar zorgplicht, zomede op de bepalingen van de volgens hem ten deze toepasselijke Wet op het Consumentenkrediet (WCK) respectievelijk het ontbreken van de benodigde vergunning ex artikel 9 dezer wet, zulks in de zin van de aandelenleasejurisprudentie dezer rechtbank (Dexia-Cosar LJN AS 4746 e.v.). 8. X vordert: I. Voor recht te verklaren dat de overeenkomst Capital Effect nietig is subsidiair Dexia te zijnen aanzien onrechtmatig heeft gehandeld en deswege schadeplichtig is. II. Dexia te veroordelen aan X te voldoen tegen bewijs van kwijting: € 13.716,28 althans € 10.624,77. III. Voornoemd bedrag vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dagen dat de onder- scheiden deelbetalingen zijn verricht althans de dag der dagvaarding tot aan de dag der betaling. IV. Verklaring voor recht dat zijn restschuld vervallen is. V. Dexia te bevelen op straffe ener dwangsom het BKR te Tiel op te dragen de A-notering van X ongedaan te maken. VI. Dexia te veroordelen in de proceskosten. VII. Het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. 9. Bij repliek vult X middels vermeerdering van eis de grondslagen zijner vordering aan met de stelling dat Dexia jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, vanwege het feit dat het optreden van VSN als zodanig is te kwalificeren en Dexia in het verlengde daarvan eveneens, zulks in de zin van een viertal vergelijkbare uitspraken dezer rechtbank van 27 september en 4 oktober 2006 (punt 5 CvR). Daarnaast bepaalt X het bedrag der primaire vordering nader op € 13.609,03, zulks vanwege de gebleken restschuld ad € 1.114,65. Het verweer van Dexia (kort samengevat) 10. Dexia stelt dat de aandelenleaseovereenkomst Capital Effect is afgesloten via de assurantietussenpersoon VSN, die X ter zake heeft geïnformeerd en geadviseerd. Na getoonde interesse van X, heeft VSN hem aanvraagformulieren verschaft en de Bank heeft die door X ondertekend retour ontvangen. Vervolgens heeft de Bank de overeenkomsten aan VSN verstuurd. Dexia stelt daarmede aan haar zorgplicht ten opzichte van X te hebben voldaan. 11. Voor dit contract wordt voorzien in aflossing van de aankoopsom en diende X uit hoofde van deze overeenkomst gedurende de looptijd een maandelijks bedrag, bestaande uit rente en aflossing over de aankoopsom van de portefeuille, aan de Bank te voldoen. Volledigheidshalve wijst de Bank erop dat hierbij na het verstrijken van de looptijd van deze overeenkomst, geen zogenaamde restschuld kan ontstaan. Slechts in het geval deze tussentijds worden beëindigd, hetgeen in casu het geval is geweest, bestaat de mogelijkheid dat X na dergelijke tussentijdse afloop, nog een bedrag verschuldigd is geweest. 12. Dexia doet echter voor alles een beroep op het niet inachtnemen door X in de dagvaarding van de substantiëringsplicht ex artikel 111 lid 3 Rv. 13. Voorts betwist Dexia de toepasselijkheid ten deze van de Wet Consumenten Krediet, alleen al vanwege het overschrijden van het beschermingsplafond van die wet, en stelt verder dat wettelijke rente in voorkomend geval eerst verschuldigd is vanaf het moment dat er verzuim aan de orde is, verzet zich tegen kostenveroordeling en concludeert tot afwijzing van de vordering van X. 14. Ten aanzien van het optreden van VSN als effectenbemiddelaar zodanig dat die niet (meer) was vrijgesteld van de vergunningsplicht ex artikel 12 van de vrijstellingsregeling Wet Toezicht effectenverkeer 1995, zulks vanwege de omstandigheid dat VSN niet enkel X als klant bij de Bank heeft aangebracht, maar zich ook heeft beziggehouden met advisering en/of aanbevelen van specifieke effectentransacties, stelt Dexia dat dit nog niet tot nietigheid van de overeenkomst leidt: niet de overeenkomst zelf is strijdig met een dwingendrechtelijke wetsbepaling, hoogstens het handelen van de tussenpersoon. 15. Het ontbreken van een vergunning op basis van de Wck acht Dexia geheeld vanwege het feit dat Dexia ingaande 1 januari 2006 beschikt over een vergunning ex artikel 10 van de Wet financiële Dienstverlening, die blijkens artikel 102 Wfd de Wck-vergunning vervangt en mitsdien ex artikel 32:58 BW het eerder ontbreken van een vergunning repareert. 16. Naar aanleiding van de door X nader gestelde grondslag van onrechtmatige daad, stelt Dexia dat alleen al de tekst van de overeenkomsten duidelijk maakt dat het hier niet om een spaarvorm gaat, maar over een geldlening, de door X ingeroepen bepalingen van NR 99 omtrent zorgplicht en schriftelijke informatieverschaffing op (het afsluiten van) deze overeenkomsten niet van toepassing zijn en overigens wel degelijk onderzoek naar diens financiële positie middels de BKR-registratie heeft plaatsgevonden. Overigens betwist Dexia uitdrukkelijk de macht te hebben de A-codering van X bij het BKR te Tiel ongedaan te kunnen maken. 17. Betreffende de schade wijst Dexia erop dat X niet door hem genoten fiscale of andere voordelen als (€ 3.120,76 aan dividenden, waarvan € 236,25 met openstaande posten is verrekend en derhalve ontvangen) € 2.884,51 verdisconteert in zijn vorderingen, zomede het causaal verband tussen de gevorderde schade en het onrechtmatig handelen ontbreekt. In reconventie 18. Dexia vordert in reconventie de aan X gebleven restschuld van in totaal € 1.114,65 op de overeenkomst, zulks met contractuele rente althans wettelijke rente. Volgens X stuit deze vordering van Dexia af op het gestelde in conventie en lossen het bedrag van de restschuld zich op in een toe te passen restitutieformule. De beoordeling 19. De door X aan de vordering ten grondslag gelegde overeenkomst “Capital Effect” staat tussen partijen vast, evenals het feit dat X daarop in totaal € 14.166,36 heeft voldaan, die overeenkomst inmiddels (tussentijds) is beëindigd en dat de restschuld van totaal € 1.114,65 aan Dexia onbetaald is gebleven c.q. een bedrag van € 2.884,51 door X aan dividend is ontvangen. Wet op het Consumentenkrediet 20. De rechtbank handhaaft op haar in eerdere uitspraken ingenomen standpunt dat de WCK op aandelenleaseovereenkomsten als deze van toepassing is. De rechtbank constateert echter dat de WCK ten deze toepassing mist omdat de in aanmerking te nemen kredietsommen het in 1999 geldende plafond ingevolge artikel 3 dezer wet van € 22.652,-- overtrof. Zorgplicht/onrechtmatige daad/VSN 21. Gezien de bestaande mogelijkheid van vermeerdering van eis ook betreffende de gronden, ziet de rechtbank aanleiding ook de nader bij repliek gestelde onrechtmatige daad als grondslag voor de vordering van X te bezien. 22. Met betrekking tot de gedragingen van VSN en de aansprakelijkheid van VSN voor de schade van X, overweegt de rechtbank het volgende: a. VSN is een zogenaamde cliëntenremisier en is als zodanig weliswaar aan te merken als een effectenbemiddelaar als bedoeld in artikel 1 sub b Wte, maar is op grond van artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van de vergunningplicht. De belangrijkste van die voorwaarden is dat zij haar activiteiten beperkt tot het aanbrengen van klanten bij de in dat artikel genoemde instellingen. b. Dat Dexia een instelling als bedoeld in artikel 12 van het Vrijstellingsbesluit is, staat niet ter discussie. Nagegaan moet derhalve slechts worden of VSN zich beperkt heeft tot het aanbrengen van X als klanten bij Dexia of dat VSN verdere, voor een cliëntenremisier ontoelaatbare bemoeienis met de zaak gehad heeft. Daarvoor is het nodig om vast te stellen wat er onder aanbrengen wordt verstaan. c. Een wettelijke definitie van het begrip aanbrengen in het kader van de Wte en de daarop gegronde regelgeving bestaat niet. Wel wordt er op haar website (www.afm.nl) een uiteenzetting van het begrip gegeven door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Daar is, voor zover hier van belang, te lezen: Cliëntenremisiers mogen alleen cliënten aanbrengen bij effecteninstellingen die een vergunning hebben van de AFM. Cliëntenremisiers mogen bijvoorbeeld geen vermogensbeheer verrichten, orders van cliënten doorgeven of geld van cliënten onder zich houden. Daarnaast mogen zij geen cliënten aanbrengen bij andere cliëntenremisiers. Cliëntenremisiers mogen wel cliënten uitleggen wat een aandeel of een obligatie is. Echter zij mogen niet een specifiek aandeel, obligatie, effectenleaseproduct etc. beroeps- of bedrijfsmatig adviseren. d. Uitgaande van deze uitleg -en de rechtbank gaat bij gebrek aan een andere gezaghebbende uitleg van deze uitleg, die zij ook onderschrijft, uit- was het aan VSN toegestaan om X te informeren mits die informatie beperkt was tot kenmerken van beleggingscategorieën en om hem door te verwijzen naar Dexia, maar niet om X te adviseren. e. Een andere voorwaarde is dat de cliëntenremisier zich houdt aan enkele specifieke gedragsregels die voortvloeien uit het Bte en dan hoofdzakelijk uit artikel 24 daarvan en uit de NR, in dit geval de NR 99. Dat zijn, voor zover in deze specifieke zaak van belang, dat hij handelt in het belang van de cliënt en de adequate functionering van de effectenmarkten, in het belang van de cliënt kennis neemt van diens financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstelling, voor zover dat redelijkerwijs van belang is met het oog op het verrichten van zijn diensten, de cliënt de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn voor de beoordeling van de door hem aangeboden diensten en de effecten waarop die diensten betrekking hebben en een verbod op het zogenaamde “cold calling” i.e. een verbod om hen die nog geen cliënt zijn, telefonisch of persoonlijk te benaderen anders dan in het geval de betrokkenen daar vooraf schriftelijk dan wel telefonisch mee heeft ingestemd dan wel in het contact slechts wordt aangeboden om schriftelijke of elektronische informatie te verschaffen. f. Op grond van de stellingen van X moet worden aangenomen dat VSN het cold calling-verbod als zodanig niet, althans niet direct, heeft overtreden maar zich niet, althans volstrekt onvoldoende, verdiept heeft in de beleggingsdoelstellingen van X, zijn financiële positie, beleggingsdoelstelling(en) en beleggingservaring en aldus ook niet in diens belang gehandeld heeft. g. Met betrekking tot het tot stand komen van het contact met VSN is door X immers onweersproken gesteld, dat hij door VSN is benaderd, nadat zijn ouders met hen ongewild telefonisch in contact waren gekomen, en hem vervolgens een beleggingsconstructie is gepresenteerd en geadviseerd waarmede zijn toekomstig vermogen snel kon worden vergroot. h. Met betrekking tot hetgeen verricht is door VSN om zich een beeld te vormen van X, diens financiële positie, beleggingsdoelstellingen en beleggingservaring, is door X, naast hetgeen reeds onder g hierboven is weergegeven, onweersproken gesteld dat hij, X, aan de medewerkster van VSN naar aanleiding van diens vragen verteld heeft, dat hij wilde sparen voor de toekomst. Schriftelijke productinformatie van VSN zegt hij niet gekregen te hebben en naar aanleiding van vragen bij het tekenen van de overeenkomst werd verwezen naar de looptijd van 60 maanden, dat hem nooit duidelijk is geweest dat hij een lening is aangegaan, dat daar niet op gewezen is, dat hij dat uit de tekst van de overeenkomst niet heeft kunnen opmaken, dat weliswaar over een maandbedrag, maar niet over leasen, koersdaling en over een restschuld nooit gesproken is, dat ook nooit aan de orde is geweest dat hij alles kon kwijtraken. i. Deze onder h weergegeven stellingen van X zijn weliswaar, naar uit de overgelegde producties en dan met name de overeenkomst Capital Effect en de daaraan voorafgaande aanvraagformulier moet worden afgeleid, niet allemaal juist, maar niettemin kan er de conclusie uitgetrokken worden dat X niet begrepen heeft wat hem is voorgehouden alsmede dat ook de voorlichting tekortgeschoten is. Voorts is onjuist dat er niet over leasen gesproken is, want de door X ondertekende overeenkomst is een lease-overeenkomst, evenals dat X niet uit de overeenkomst had kunnen opmaken dat er sprake van een lening was, want er is immers sprake van rente in die overeenkomst, dat over een maandbedrag anders dan een spaarbedrag, niet gesproken is, want dat maandbedrag is in de overeenkomst vermeld. Dat de voorlichting tekortgeschoten is, blijkt genoegzaam uit het feit dat door VSN, naar onweersproken gesteld is, in de vooraf mondelinge aan X verstrekte informatie er kennelijk geen aandacht aan het break-evenrendement geschonken is en de omstandigheid dat X, die geen/onvoldoende beleggingservaring had, van de hele opzet kennelijk niets begrepen heeft, zoals uit de persoonlijke statements die bij de stukken zijn gevoegd blijkt en gezien zijn jeugdige leeftijd (amper meerderjarig), het opleidingsniveau (Mavo) en inkomensniveau op minimumloonniveau ook niet verwonderlijk is. Dat er voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst concreet gewezen is op de mogelijkheid van verlies, is gesteld noch gebleken. In ieder geval blijkt daarvan niets uit enig overgelegd stuk van VSN of de door Dexia overgelegde aanvraagformulier (productie 3 CvA). j. Uit de overgelegde producties, het aanvraagformulier van VSN die voorafgegaan zijn aan de overeenkomsten Capital Effect van 28 juni 1999, blijkt dat er toen al een keuze is gemaakt voor deze beleggingsconstructie. Op die formulieren, afkomstig van VSN met de naam van haar adviseur C. van Druten en de handtekening van X, is namelijk vermeld dat X van de zeven mogelijke, de daarop genoemde constructie Capital Effect met maandbetaling van f 400,-- heeft gekozen. De rechtbank leidt ook daaruit en uit het feit dat er geen daaraan voorafgaande correspondentie is overgelegd af, dat VSN degene is die geadviseerd heeft over de wijze van beleggen en tot welk bedrag. Dat levert een handelen in strijd met de Vrijstellingsregeling op, immers is meer dan aanbrengen en is als beroeps- of bedrijfsmatig adviseren aan te merken. k. De conclusie tot zover is dat VSN in haar relatie tot X niet alleen onrechtmatig gehandeld heeft door te handelen in strijd met de voorschriften van de Vrijstellingsregeling en daarmee in strijd met artikel 7 Wte, maar zich ook niet gedragen heeft als een goed opdrachtnemer overeenkomstig de bepalingen van titel 7 :7 BW, immers niet gehandeld heeft als een redelijk handelend bekwaam vakgenoot dient te handelen, hetgeen, naast een contractuele tekortkoming ook weer als onrechtmatig handelen is aan te merken. VSN is daarmee aansprakelijk voor de door X als gevolg van het onrechtmatig handelen opgekomen schade. 23. Daarmee komt de rechtbank toe aan de aansprakelijkheid van Dexia, zowel voor zover die een gevolg is van haar eigen gedragingen als op grond van het bepaalde in artikel 6:76 BW voor gedragingen van VSN. 24. Dienaangaande wordt het volgende overwogen: a. De rechtbank stelt voorop dat tussenpersonen -en dus ook cliëntenremisiers- een belangrijke instrument voor financiële instellingen zijn om hun producten in de markt te (kunnen) zetten. Dat legt op de instelling die van de diensten van een cliëntenremisier gebruik maakt en hem doorgaans -zoals dat ook in dit geval kennelijk is gebeurd nu op dit punt niets anders is gesteld of gebleken- ook middels de toekenning van provisie betaalt, een grote verantwoordelijkheid met betrekking tot de selectie van de tussenpersoon van wie hij cliënten en opdrachten accepteert. b. Een en ander blijkt ook uit het bepaalde in artikel 41 NR 99 dat de effecteninstelling onder andere gebiedt om zich met betrekking tot de onder i, ii en iii van dat artikel genoemde effecteninstellingen te onthouden van een aantal zaken, waaronder het verrichten van effectentransacties voor deze instellingen. VSN zou, indien zij zich aan de voor haar geldende regels had gehouden, weliswaar niet tot één van die categorieën behoord hebben, maar nu zij zich niet aan die regels gehouden heeft, behoort zij daar wel toe en is zij met name aan te merken als een effecteninstelling die niet beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid Wte (categorie i). c. De vraag is nu of Dexia voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het aanvaarden van X als klant, c.q. het contracteren met X op basis van wat door VSN aan haar omtrent X en hetgeen de inhoud van de door X gewenste overeenkomst(en) met haar geweest zou zijn is medegedeeld en die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Het aanvraagformulier voorafgaand aan de aandelenleaseovereenkomst, waarop Dexia zich beroept, geeft geen informatie omtrent de financiële positie van X, noch omtrent diens beleggingservaring of beleggingsdoelstelling. Op dit van VSN afkomstige aanvraagformulier, in de tijd voorafgaand aan de overeenkomst Capital Effect en tevens het eerste schriftelijke contact tussen X en Dexia, is uit de zeven mogelijkheden keuze gemaakt voor Capital Effect met maandbetaling van f 400,--. Daaraan kan alleen verboden advisering door de medewerker van VSN, die het formulier heeft ingevuld en van het adviseursnummer (037) voorzien heeft, ten grondslag gelegen hebben. Dexia had dat kunnen en moeten onderkennen en zich van contracteren met X op basis van die adviezen moeten onthouden. Door dat na te laten en aldus te handelen in strijd met artikel 41 NR 99 is de overeenkomst tussen X en Dexia nietig, immers ligt aan artikel 41 NR 99 dezelfde gedachte ten grondslag als aan artikel 7 Wte, namelijk een adequate werking van de financiële markten en de positie van de belegger. Daarnaast heeft Dexia ook onrechtmatig jegens X gehandeld en is zij daardoor ook aansprakelijk voor de door X als gevolg van het complex van onrechtmatige handelingen geleden schade. d. Los van bovenstaande kan tevens geconcludeerd worden dat Dexia, door aldus te handelen -en naar mag worden aangenomen aan VSN provisie te betalen- gebruik heeft gemaakt van de hulp van VSN bij het tot stand brengen van de overeenkomst met X en daarmee tevens voor de gedragingen van VSN aansprakelijk is. De vordering, voor zover toewijsbaar is derhalve ook tegen Dexia toewijsbaar. 25. Gelet op de conclusies dat de overeenkomst Capital Effect nietig is, is het gevolg daarvan dat de rechtsgrond(en) die ten grondslag lag(en) aan de wederzijds verrichte prestaties met terugwerkende kracht daaraan is (zijn) ontvallen. Beide partijen dienen financieel hersteld te worden in de toestand waarin zij zich ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten bevonden. Dat betekent dat de aandelen voor rekening van Dexia blijven, Dexia in beginsel al niets meer te vorderen had van X en hetgeen door X aan haar betaald is, in beginsel als onverschuldigd aan hem terug moet betalen. Het onderdeel I van de vordering van X in conventie is derhalve in principe toewijsbaar, zij het met verrekening van de door X ontvangen dividenden. 26. Met betrekking tot onderdeel II wordt daarbij overwogen, dat het zoals door X zelf reeds in de dagvaarding onder ogen gezien naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van Dexia teniet wordt gedaan, omdat aannemelijk is dat de nietigheid van de overeenkomsten niet door hem zou zijn ingeroepen als de waarde van de aandelen gestegen was. De rechtbank vindt daarin aanleiding om op de voet van het bepaalde in artikel 6:278 lid 2 BW te bepalen dat de helft van het saldo van het door X aan Dexia betaalde minus bij de afloop gebleven restschulden, zulks verminderd met de door X ontvangen dividenden door Dexia aan hem moet worden terugbetaald. De rechtbank relateert dit speciaal aan deze (vorm van) overeenkomst die niet tot een restschuld behoeft te leiden, maar (alleen tot het moment van tussentijdse beëindiging) niet de verwachte opbrengst heeft gebracht, integendeel tot een restschuld heeft geleid. Toegewezen wordt derhalve: (€ 14.166,36 - € 1.114,65) : 2 = € 6.525,86 minus € 2.884,51 = € 3.641,35. 27. Door Dexia is nog een beroep op eigen schuld van X gedaan. De rechtbank onderschrijft de stelling van Dexia dat de schade mede aan X moet worden toegerekend, immers heeft hij zich zonder enige beleggingservaring, zonder voldoende schriftelijke informatie vooraf en zonder voldoende onderzoek naar het aangeboden product te hebben gedaan, in een voor hem kennelijk duister avontuur gestort. 28. Toch verbindt de rechtbank daar niet de door Dexia gewenste consequenties aan. Dexia is zo ernstig tekortgeschoten in haar de jegens X betamende zorg, dat de rechtbank daarin aanleiding vindt om de schade met toepassing van de billijkheidscorrectie van artikel 6:101, eerste lid BW over de partijen te verdelen als onder 26 hierboven overwogen . 29. Het door X gevorderde bevel op straffe ener dwangsom Dexia de A-notering van X bij het BKR door te halen, wordt afgewezen, nu X in onvoldoende mate heeft weersproken de stelling van Dexia daartoe niet bij machte te zijn. Wel ziet de rechtbank aanleiding de gevorderde verklaring dat de restschuld van X vervallen is, toe te wijzen. 30. Hetgeen partijen verder verdeeld houdt, waaronder de reconventionele vordering, behoeft gelet op bovenstaande geen bespreking. 31. Als ieder gedeeltelijk in het ongelijk gesteld, dient elke partij de eigen kosten van het geding zowel in conventie als reconventie te dragen. RECHTDOENDE In conventie I. Verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst Capital Effect met nummer 21402217 d.d. 28 juni 1999 nietig is. II. Veroordeelt Dexia om aan X te betalen een bedrag van € 3.641,35 (drieduizendzeshonderdéénenveertig euro en vijfendertig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente hierover van 15 december 2005 tot de dag van betaling. III. Verklaart voor recht dat de ten processe bedoelde restschulden van X aan Dexia vervallen zijn. IV. Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt. V. Verklaart het onderdeel II van het dictum van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. VI. Wijst af het meer of anders gevorderde. In reconventie VII. Wijst af de vordering van Dexia. VIII. Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de hare draagt. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Van der Veer en op 27 februari 2008 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.