Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC7737

Datum uitspraak2008-02-27
Datum gepubliceerd2008-03-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers91295 ha za 08-109
Statusgepubliceerd


Indicatie

Dexia-zaak


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector Civiel zaaknummer: 91295 ha za 08-109 datum vonnis: 27 februari 2008 (mlj) Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van: 1. X, 2. Y, beiden wonende te Enschede, eisers in conventie, verweerders in reconventie, hierna gezamenlijk te noemen: X, procureur: mr. E.H. Hoeksma, tegen de naamloze vennootschap DEXIA Bank Nederland N.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verder te noemen: Dexia, procureur: mr. J.Sleeswijk Visser. Het procesverloop In conventie en in reconventie: 1. Bij vonnis van deze rechtbank, sector Kanton, locatie Enschede, van 15 januari 2008 is zowel in conventie als in reconventie een onbevoegdverklaring uitgesproken en is de zaak zowel in conventie als in reconventie verwezen naar dezelfde rechtbank, sector civiel in de stand waarin deze zich toen bevond (te weten: staat van wijzen). 2. Voor een weergave van het procesverloop kan hier worden verwezen naar wat daarover onder 1. staat vermeld in dat vonnis van 15 januari 2008. Partijen hebben na deze verwijzing opnieuw vonnis gevraagd. Waarvan kan worden uitgegaan en de standpunten van partijen In conventie en in reconventie: 3. In dat vonnis van 15 januari 2008 zijn onder 2. reeds de feiten vastgesteld waarvan in conventie en in reconventie kan worden uitgegaan. De rechtbank onderschrijft die vaststellingen. Ditzelfde geldt voor de in dat vonnis onder 3. beschreven weergave van het gevorderde in conventie en in reconventie. 4. Het standpunt van Dexia behoeft hier een nadere verwoording. 5. Dexia stelt dat de hier aan de orde zijnde aandelenleaseovereenkomst Capital Effect Maandbetaling is afgesloten via de assurantietussenpersoon A.F.& B. die X ter zake heeft geïnformeerd en geadviseerd. Na getoonde interesse van X heeft A.F.& B. hem een aanvraagformulier verschaft en de Bank heeft dat door X ondertekend retour ontvangen. Vervolgens heeft de Bank de overeenkomst aan A.F.& B. verstuurd. 6. Onweersproken is gelaten de stelling van Dexia dat Cehan door A.F.& B gelijktijdig is geïnformeerd over een tweede Capital Effect Maandbetaling, die vervolgens op gelijke wijze en op gelijke datum tussen partijen is overeengekomen onder nummer 21694383. Deze overeenkomst maakt geen deel uit van dit geschil. Dexia stelt aldus aan haar zorgplicht ten opzichte van Y te hebben voldaan. 7. Voor het hier aan de orde zijnde contract wordt voorzien in aflossing van de aankoopsom en diende X uit hoofde van deze overeenkomst gedurende de looptijd (240 maanden) een maandelijks bedrag, bestaande uit rente en aflossing over de aankoopsom van de portefeuille, aan de Bank te voldoen. Volledigheidshalve wijst de Bank erop dat hierbij na het verstrijken van de looptijd van deze overeenkomst, geen zogenaamde restschuld kan ontstaan. Slechts in het geval deze tussentijds wordt beëindigd, hetgeen in casu het geval is geweest, bestaat de mogelijkheid dat X nog een bedrag verschuldigd is. 8. Dexia betwist hier de toepasselijkheid van de Wet Consumenten Krediet, stelt dat wettelijke rente in voorkomend geval eerst verschuldigd is vanaf het moment dat er verzuim aan de orde is, verzet zich tegen kostenveroordeling en concludeert tot afwijzing van de vordering van X. 9. Ten aanzien van het optreden van A.F.& B als effectenbemiddelaar, zodanig dat die niet (meer) was vrijgesteld van de vergunningsplicht ex artikel 12 van de vrijstellingsregeling Wet Toezicht effectenverkeer 1995, zulks vanwege de omstandigheid dat Finans Verzekeringen niet enkel X als klant bij de Bank heeft aangebracht, maar zich ook heeft beziggehouden met advisering en/of aanbevelen van specifieke effectentransacties, stelt Dexia dat dit nog niet tot nietigheid van de overeenkomst leidt: niet de overeenkomst zelf is strijdig met een dwingendrechtelijke wetsbepaling, hoogstens het handelen van de tussenpersoon. 10. Het ontbreken van een vergunning op basis van de Wck acht Dexia geheeld vanwege het feit dat Dexia ingaande 1 januari 2006 beschikt over een vergunning ex artikel 10 van de Wet financiële Dienstverlening, die blijkens artikel 102 Wfd de Wck-vergunning vervangt en mitsdien ex artikel 32:58 BW het eerder ontbreken van een vergunning repareert. 11. Naar aanleiding van de door X nader gestelde grondslag van onrechtmatige daad, stelt Dexia dat alleen al de tekst van de overeenkomst duidelijk maakt dat het hier niet om een spaarvorm gaat maar over een geldlening, de door X ingeroepen bepalingen van NR 99 omtrent zorgplicht en schriftelijke informatieverschaffing op (het afsluiten van) deze overeenkomsten niet van toepassing zijn en overigens wel degelijk onderzoek naar diens financiële positie middels de BKR-registratie heeft plaatsgevonden. 12. Betreffende de schade wijst Dexia erop dat X niet door hem genoten fiscale of andere voordelen verdisconteert in zijn vordering zomede het causaal verband tussen de gevorderde schade en het onrechtmatig handelen ontbreekt. 13. X heeft in reconventie geconcludeerd tot afwijzing van het in reconventie gevorderde onder aanvoering van hetgeen van de zijde van X in conventie is aangevoerd. Het bedrag van de restschuld lost zich op in de door de rechtbank toe te passen formule. De vervallenverklaring van de restschuld is onderdeel van wat in conventie wordt gevorderd. De beoordeling In conventie en in reconventie: 14. De rechtbank handhaaft haar standpunt dat de Wet op het Consumentenkrediet (hierna: WCK) op aandelenleaseovereenkomsten als deze van toepassing is als na te melden. 15. Of de WCK op deze overeenkomst Capital Effect Maandbetaling met nummer 21694384 (leasesom: € 10.807,20) van toepassing is, hangt af van de beoordeling of het hier (tot 1 februari 2001) voor de toepassing van de WCK geldende “beschermingsplafond” van € 22.652,- al dan niet wordt overschreden. Daarvoor is vereist om meer te weten over de gelijktijdig gesloten overeenkomst Capital Effect Maandbetaling met nummer 21694383. Die overeenkomst is niet in geding gebracht en over de inhoud daarvan – in het bijzonder de hier relevante leasesom – tast de rechtbank in het duister, nu daarover niets wordt gesteld. 16. Voorts behoeft de rechtbank informatie over het dividend dat al dan niet is betaald op de hier aan de orde zijnde overeenkomst met nummer 21694384. Partijen stellen ook daarover niets. 17. Dit is voldoende reden voor de rechtbank om een comparitie van partijen te gelasten. Allereerst om (van de meest gerede partij) voormelde inlichtingen te verkrijgen, maar ook om een vergelijk te beproeven. In afwachting van het resultaat van de comparitie zal elke nadere beslissing in conventie en in reconventie worden aangehouden. RECHTDOENDE In conventie en in reconventie: I. Draagt partijen op om, in persoon en vertegenwoordigd door iemand die volledig van de zaak op de hoogte is en bovendien gemachtigd is om rechtshandelingen te verrichten, op een nader te bepalen dag te verschijnen in het gerechtsgebouw te Almelo voor mr. M.L.J. Koopmans om voormelde inlichtingen te verstrekken en ook om een vereniging te beproeven. II. Verwijst de zaak naar de civiele rolzitting van woensdag 12 maart 2008 voor dagbepaling comparitie en draagt X op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen. III. Houdt daartoe elke verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans en op 27 februari 2008 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.