Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC7859

Datum uitspraak2005-06-27
Datum gepubliceerd2008-03-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummersavnr 9328-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hb 591/591a Sv: De beslissing op een verzoek ex artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering is een beschikking in de zin van artikel 138 van dat wetboek, waartegen ingevolge artikel 445 van dat wetboek geen hoger beroep of beroep in cassatie openstaat. Appellant is dan ook niet ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dat betrekking heeft op de kosten van deskundigen.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Zittinghoudende te Arnhem Pkn: 16-130149-01 Avnr: 9328-04 Het gerechtshof Arnhem heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door [naam appellant], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], hierna te noemen appellant. Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Utrecht van 30 september 2004 houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 30 mei 2005 de advocaat-generaal en verzoeker, bijgestaan door mr [naam raadsman], advocaat te [plaatsnaam]. Het hof heeft kennis genomen van: - het verzoekschrift van appellant, ingekomen op 4 juni 2004 ter griffie van de rechtbank Utrecht; - het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank; - voormelde beschikking van de rechtbank; - de akte van beroep van 30 september 2004, opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Utrecht, waarbij namens appellant hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking; - de overige zich in het dossier bevindende stukken. OVERWEGINGEN 1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld. 2. Het hof zal bij aparte beschikking beslissen op het hoger beroep, voor zover het betreft de beslissing op het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. 3. Appellant en zijn raadsman hebben volhard bij hetgeen in het inleidende verzoekschrift is aangevoerd en verzocht. 4. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking. 5. Ingevolge artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering wordt aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding toegekend voor de kosten, welke ingevolge het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde ten laste van de gewezen verdachte zijn gekomen, voor zover de aanwending dier kosten het belang van het onderzoek heeft gediend of door de intrekking van dagvaardingen of rechtsmiddelen door het openbaar ministerie nutteloos is geworden. 6. Ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij tengevolge van tijdverzuim door het gerechtelijk vooronderzoek en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman. Op grond van artikel 90, eerste lid, van genoemde wet heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. 7. Het inleidende verzoekschrift omvat mede de kosten ‘analyse expert van verhoren’ ad € 227,-- (fl. 500,--). Tevens is in de declaratie van de raadsman van verzoeker d.d. 1 juni 2001 een post opgevoerd voor ‘grafologisch onderzoek’ ad fl. 500,--. Naar het oordeel van het hof zijn deze kosten naar hun aard aan te merken als kosten van deskundigen die zijn gemaakt in het belang van het onderzoek in de zin van artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft in haar beschikking een deel van deze kosten afgewezen, namelijk de eerstgenoemde post ad € 227,-- (fl. 500,--). De andere post is impliciet toegewezen in de kosten van de raadsman. De beslissing op een verzoek ex artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering is een beschikking in de zin van artikel 138 van dat wetboek, waartegen ingevolge artikel 445 van dat wetboek geen hoger beroep of beroep in cassatie openstaat. Appellant is dan ook niet ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dat betrekking heeft op de kosten van voornoemde deskundigen. De beschikking waarvan beroep is mitsdien (inclusief het bevel tot betaling aan de griffier) reeds onherroepelijk wat betreft deze kosten en het terzake toegewezen bedrag van fl. 500,-- (€ 227,--), vermeerderd met 19% BTW, derhalve fl. 595,-- (€ 270,--). 8. Het hof acht evenals de rechtbank gronden van billijkheid aanwezig voor vergoeding van de kosten van de raadsman. Het hof zal toewijzen een bedrag van (€ 11.605,58 verminderd met € 595,- en € 708,05 =) € 10.302,53. 9. Appellant heeft voorts verzocht om vergoeding van reiskosten die hij in het kader van de strafzaak heeft gemaakt tot een bedrag van € 426,--. Omdat het bedrag niet is gespecificeerd, heeft de rechtbank daarvan de helft, zijnde € 213,--, toegewezen. Voor vergoeding op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering komen slechts in aanmerking de reiskosten die appellant heeft gemaakt ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak. Deze reiskosten worden vergoed op basis van het openbaar vervoer 2e klasse. Nu de gevorderde reiskosten niet zijn gespecificeerd, zal het hof deze kosten op basis van het dossier zelf vaststellen. Het hof gaat daarbij uit van het bijwonen van drie zittingen, namelijk op 22 oktober 2001 ([woonplaats appellant]-Utrecht v.v.), 13 maart 2003 ([woonplaats appellant]-Amsterdam v.v.) en 11 november 2003 ([woonplaats appellant]-Utrecht v.v.). Het hof zal ter zake toekennen een bedrag van € 30,90. 10. Gelet op de landelijke aanbeveling inzake verzoekschriften ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan in het onderhavige geval als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en het behandelen van het verzoekschrift in eerste aanleg, het tegelijkertijd ingediende verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering en de behandeling in hoger beroep van beide verzoeken worden toegewezen € 810,-- (inclusief BTW). 11. Uit het vorenstaande volgt dat appellant deels niet ontvankelijk verklaard moet worden (r.o 7) en dat het verzoek deels kan worden toegewezen (r.o. 8, 9 en 10). BESCHIKKENDE Het hof: - verklaart appellant niet ontvankelijk voor zover het appel betrekking heeft de beslissing van de rechtbank op het verzoek tot vergoeding van kosten ex artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering als hiervoor omschreven; - vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover deze betreft de vergoeding van de kosten van de raadsman en de reiskosten van appellant ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering en kent aan appellant toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 11.143,43 (elfduizend éénhonderddrieënveertig euro en drieënveertig cent) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan; - beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op bankrekening: [nummer] t.n.v. [naam]. - wijst af hetgeen meer of anders is verzocht. Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs. Ruys, voorzitter, Buyne en Coumans, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. Van Zwol, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2005.