Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC8244

Datum uitspraak2008-03-14
Datum gepubliceerd2008-04-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers511331 CV EXPL. 07-5532
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Gevolgen veroordelend en vrijsprekend strafvonnis in civilibus.


Uitspraak

Vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector kanton Locatie [Nijmegen] zaakgegevens 511331 CV EXPL 07-5532 248 rw uitspraak van 14 maart 2008 Vonnis in de zaak van [eisende partij] wonende te [plaats] eisende partij gemachtigde mr. J.L. Bongers toevoegingsnummer [nummer] tegen [gedaagde partij] wonende te [plaats] gedaagde partij gemachtigde mr. B. Willemsen Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit - de dagvaarding van 24 september 2007 met producties - de akte van [eisende partij] met producties - de conclusie van antwoord met producties - de conclusie van repliek - de conclusie van dupliek. De vordering en het verweer 1. [eisende partij] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] veroordeelt om aan hem te betalen € 928,24, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 24 september 2007 tot aan de dag van betaling. Hij vordert daarnaast dat [gedaagde partij] de proceskosten, waaronder de kosten van het ten laste van [gedaagde partij] gelegde conservatoir beslag, binnen veertien dagen na dit vonnis betaalt en, als [gedaagde partij] dat niet doet, de wettelijke rente over de proceskosten. 2. [eisende partij] baseert zijn vordering op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen. [gedaagde partij] heeft op 22 april 2007 de linkerbuitenspiegel van de auto van [eisende partij] vernield. De heer [Y] heeft gezien dat [gedaagde partij] in de buurt van de auto een trappende beweging maakte. Koulenas heeft kort daarna vastgesteld dat de buitenspiegel bijna volledig was afgebroken. Op 25 april 2007 heeft hij hiervan aangifte gedaan bij de politie. [gedaagde partij] heeft verder op 29 april 2007 met een voorwerp de voorruit, de lak en opnieuw de linkerbuitenspiegel van zijn auto beschadigd. Mevrouw [X] heeft dat gezien. [eisende partij] heeft ook hiervan op 29 april 2007 aangifte gedaan. [eisende partij] lijdt als gevolg van de vernielingen door [gedaagde partij] schade aan zijn auto. Garagebedrijf Hegeman groep B.V. te [plaats] heeft die schade begroot op € 928,24. 3. [gedaagde partij] betwist dat causaal verband bestaat tussen zijn gedragingen en de schade van [eisende partij]. Hij voert aan dat hij bij mondeling vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 9 augustus 2007 is veroordeeld voor de vernieling van de auto van [eisende partij] op 22 april 2007 en is vrijgesproken van de vernieling van die auto op 29 april 2007. [eisende partij] heeft zich in deze strafzaak als benadeelde partij gesteld, maar zijn schadevordering is niet-ontvankelijk verklaard. De schade houdt namelijk blijkens de stukken in het strafdossier verband met de vernieling op 29 april 2007 en daarvoor is [gedaagde partij] vrijgesproken. Tegen het vonnis is geen hoger beroep ingesteld, aldus [gedaagde partij]. De beoordeling 4. In geschil is allereerst of [gedaagde partij] aansprakelijk is voor de schade die op 22 april 2007 aan de linkerbuitenspiegel van de auto van [eisende partij] is toegebracht. De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt. De politierechter heeft bij voornoemd vonnis bewezen verklaard dat [gedaagde partij] op 22 april 2007 de auto van [eisende partij] heeft vernield. Hiertegen is, onweersproken, geen hoger beroep ingesteld, zodat het vonnis van de politierechter onherroepelijk is geworden. Ingevolge artikel 161 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering levert dat vonnis daarom dwingend bewijs op van het feit dat [gedaagde partij] de auto van [eisende partij] heeft beschadigd. [gedaagde partij] betwist dat feit verder niet, zodat het in rechte vaststaat. [eisende partij] onderbouwt het causaal verband tussen de schade aan de linkerbuitenspiegel en de vernieling door [gedaagde partij] met het proces-verbaal van de politie jegens [gedaagde partij] onder dossiernummer [nummer] (de getuigenverklaring van de heer [Y] en de aangifte van [eisende partij] met de schadeomschrijving). [gedaagde partij] betwist echter dat de schade aan de spiegel samenhangt met zijn trappende beweging. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, mede gelet op het in de strafzaak bewezen geachte feit, is dit een onvoldoende feitelijk geadstrueerde betwisting van het causaal verband tussen de trappende beweging en de schade. De kantonrechter verwerpt daarom dat verweer. Daarmee staat in rechte vast dat [gedaagde partij] op 22 april 2007 de buitenspiegel van de auto van [eisende partij] heeft vernield. Hij moet de schadekosten daarvan daarom betalen. 5. De volgende vraag is of [gedaagde partij] ook aansprakelijk is voor de schade die volgens [eisende partij] op 29 april 2007 aan de voorruit en de lak van de auto van [eisende partij] is toegebracht. Uit verhoor van mevrouw [X] op 29 april 2007 door de politie blijkt dat mevrouw [X] heeft verklaard dat zij op 29 april 2007 vanuit haar woonkamer een timmergeluid hoorde in de straat. Toen zij naar buiten keek, zag zij de bewoner van [straat en huisnummer] ([gedaagde partij], kantonrechter) met een glimmend voorwerp in zijn linkerhand op de stoep staan naast een rode personenauto. Hij haalde uit en gaf met het voorwerp een klap op de linkerbuitenspiegel, die daardoor brak en naar beneden hing, aldus mevrouw [X]. [eisende partij] heeft ook het proces-verbaal van zijn aangifte op 29 april 2007 overgelegd. Blijkens de daarin opgenomen schadeomschrijving heeft de dienstdoende verbalisant op 29 april 2007, ook gelet op de samenvatting in het proces-verbaal waarin wordt vermeld dat het medewerkers van de politie op genoemde datum ter plaatse is gebleken dat [gedaagde partij] voor de tweede maal de auto van [eisende partij] had vernield, vastgesteld dat de voorruit, de linkerbuitenspiegel en het linker voorportier vernield waren. Gelet hierop heeft [eisende partij] voldoende feitelijk geadstrueerd dat [gedaagde partij] op 29 april 2007 de voorruit en lak van zijn auto heeft beschadigd. [gedaagde partij] heeft dat betwist, omdat de politierechter hem heeft vrijgesproken van vernieling op 29 april 2007. Aan het oordeel van de politierechter dat de vernieling door [gedaagde partij] niet bewezen is verklaard, is de civiele kantonrechter echter niet gebonden. Met enkel een beroep op het vonnis van de politierechter heeft [gedaagde partij] daarom onvoldoende feitelijk onderbouwd betwist dat hij op 29 april 2007 de voorruit en lak van de auto van [eisende partij] heeft beschadigd, zodat dit vaststaat. [gedaagde partij] moet dus de schadekosten van de voorruit en de lak betalen. 6. [eisende partij] heeft de schadekosten van de linkerbuitenspiegel, de voorruit en de lak, tezamen € 928,24 (inclusief BTW), onderbouwd met een taxatierapport van garagebedrijf Hegeman groep B.V. te [plaats]. [gedaagde partij] heeft dit rapport niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid daarvan en het gevorderde bedrag van € 928,24 en de wettelijke rente daarover daarom toewijst. 7. [gedaagde partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. Nu [eisende partij] niet de beslagstukken heeft overgelegd, zal de kantonrechter geen rekening houden met de kosten van het beslag. De beslissing De kantonrechter veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisende partij] te betalen € 928,24, vermeerderd met de wettelijke rente over € 928,24 vanaf 24 september 2007 tot aan de dag van gehele betaling; veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eisende partij] begroot op € 421,85 in totaal, welk bedrag bestaat uit € 70,85 aan dagvaardingskosten, € 151,00 aan vastrecht en € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na heden tot aan de dag van gehele betaling; bepaalt dat [gedaagde partij] van het totaalbedrag aan proceskosten het door [eisende partij] zelf betaalde deel van het vastrecht van € 37,75 moet betalen aan (de gemachtigde van) [eisende partij] en het restantbedrag van € 384,10 aan de griffier van de rechtbank te Arnhem, waarvoor een acceptgirokaart wordt toegestuurd; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2008.