
Jurisprudentie
BC8334
Datum uitspraak2008-03-14
Datum gepubliceerd2008-04-09
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/6906
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-04-09
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/6906
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vreemdelingenbewaring / tijdsverloop / belangenafweging / actieve medewerking aan onderzoek / veroordeling misdrijven
De bewaring duurt thans negen maanden. Bij de beoordeling van de vraag of de toepassing van de bewaring bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid nog gerechtvaardigd is te achten, is de duur van de bewaring van belang. Aan de voortduring van de maatregel kan evenwel, gelet op het tijdsverloop, niet ten grondslag liggen dat eiser het onderzoek naar zijn identiteit gefrustreerd heeft, nu hij weliswaar ten tijde van de inbewaringstelling de naam van zijn broer opgegeven heeft, maar hij dit na twee dagen ten overstaan van de vreemdelingenpolitie heeft gecorrigeerd. Ten voordele van eiser pleit voorts dat eiser zelf contact heeft gezocht met de Internationale Organisatie voor Migratie en het Surinaamse consulaat. Verweerder heeft de stelling van eisers gemachtigde dat het consulaat verweerder heeft bericht dat eiser hen niet meer moet aanschrijven niet betwist. Uit de hierboven genoemde brief van het Surinaamse consulaat-generaal van 4 februari 2008 kan tevens worden afgeleid dat actieve medewerking van een vreemdeling, zoals eiser, niet zal leiden tot versnelde verstrekking van een lp. Blijkens de toelichting van de gemachtigde ter zitting verstaat het Surinaamse consulaat onder actieve medewerking ook het overleggen van documenten. Dat eiser zijn verlopen paspoort tot op heden niet heeft overgelegd kan hem in het kader van de belangenafweging derhalve evenmin worden tegengeworpen. De rechtbank is ondanks het voorgaande van oordeel dat aan het belang van verweerder bij voortduring van de maatregel van bewaring het meeste gewicht dient toe te komen, gelet op het feit dat eiser onder zijn eigen personalia recent is veroordeeld voor verschillende misdrijven. Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van (..) betreft het niet enkel een mishandeling, doch tevens een veroordeling voor meerdere overtredingen van de Opiumwet. Daarnaast, doch in mindere mate, weegt mee dat eiser ongewenst is verklaard. Hoewel verweerder het besluit op bezwaar in de procedure tot ongewenstverklaring bij brief van 15 februari 2008 heeft ingetrokken, laat dit onverlet dat het besluit in eerste aanleg nog immer geldt.
De bewaring duurt thans negen maanden. Bij de beoordeling van de vraag of de toepassing van de bewaring bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid nog gerechtvaardigd is te achten, is de duur van de bewaring van belang. Aan de voortduring van de maatregel kan evenwel, gelet op het tijdsverloop, niet ten grondslag liggen dat eiser het onderzoek naar zijn identiteit gefrustreerd heeft, nu hij weliswaar ten tijde van de inbewaringstelling de naam van zijn broer opgegeven heeft, maar hij dit na twee dagen ten overstaan van de vreemdelingenpolitie heeft gecorrigeerd. Ten voordele van eiser pleit voorts dat eiser zelf contact heeft gezocht met de Internationale Organisatie voor Migratie en het Surinaamse consulaat. Verweerder heeft de stelling van eisers gemachtigde dat het consulaat verweerder heeft bericht dat eiser hen niet meer moet aanschrijven niet betwist. Uit de hierboven genoemde brief van het Surinaamse consulaat-generaal van 4 februari 2008 kan tevens worden afgeleid dat actieve medewerking van een vreemdeling, zoals eiser, niet zal leiden tot versnelde verstrekking van een lp. Blijkens de toelichting van de gemachtigde ter zitting verstaat het Surinaamse consulaat onder actieve medewerking ook het overleggen van documenten. Dat eiser zijn verlopen paspoort tot op heden niet heeft overgelegd kan hem in het kader van de belangenafweging derhalve evenmin worden tegengeworpen. De rechtbank is ondanks het voorgaande van oordeel dat aan het belang van verweerder bij voortduring van de maatregel van bewaring het meeste gewicht dient toe te komen, gelet op het feit dat eiser onder zijn eigen personalia recent is veroordeeld voor verschillende misdrijven. Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van (..) betreft het niet enkel een mishandeling, doch tevens een veroordeling voor meerdere overtredingen van de Opiumwet. Daarnaast, doch in mindere mate, weegt mee dat eiser ongewenst is verklaard. Hoewel verweerder het besluit op bezwaar in de procedure tot ongewenstverklaring bij brief van 15 februari 2008 heeft ingetrokken, laat dit onverlet dat het besluit in eerste aanleg nog immer geldt.
Uitspraak
Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 96 en 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 08/6906 VRONTN
V-nr.: 802.057.7881
inzake:
[eiser], geboren op 24 juni 1972, van (gestelde) Surinaamse nationaliteit, verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te Alphen aan den Rijn, eiser,
gemachtigde: mr. M.J.M. Peeters, advocaat te Almere,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. C. Prins, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 13 juli 2007 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Eerdere beroepen tegen de oplegging dan wel voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel zijn door deze rechtbank en zittingsplaats ongegrond verklaard, laatstelijk bij uitspraak van 4 februari 2008.
Bij beroepschrift van 26 februari 2008 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij is opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd alsmede toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 11 maart 2008. Eiser is aldaar in persoon verschenen, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. In kader van de vraag of voortduring van de maatregel bij afweging van alle belangen gerechtvaardig is, wijst eiser erop dat ongewenstverklaring niet meer in de weg staat aan opheffing van de maatregel van bewaring. De ongewenstverklaring is gebaseerd op strafbare feiten die zijn broer heeft gepleegd. Verweerder heeft de beslissing op bezwaar in die procedure ingetrokken, zodat niet zonder meer aan de ongewenstverklaring kan worden vastgehouden.
Eiser heeft niet het onderzoek naar zijn identiteit gefrustreerd. Weliswaar heeft hij ten tijde van de inbewaringstelling de naam van zijn broer opgegeven, maar hij heeft dit na twee dagen gecorrigeerd. Eiser wilde eerder een presentatieformulier niet invullen, omdat dit gesteld was op naam van zijn broer.
Uit een brief van 4 februari 2008 van de Consul-Generaal van het Surinaamse Consulaat blijkt dat het niet klopt dat Surinamers in vreemdelingenbewaring door actief mee te werken aan hun terugkeer per definitie sneller een nooddocument kunnen krijgen. Volgens de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) duurt het twee maanden alvorens na een presentatie een laissez-passer wordt verstrekt. De Surinaamse autoriteiten hebben de gemachtigde van eiser telefonisch meegedeeld dat ten behoeve van eiser geen laissez-passer zal worden verstrekt. Zij wilden dit niet schriftelijk bevestigen. Er is derhalve geen zicht op uitzetting. Subsidiair stelt eiser dat verweerder had kunnen volstaan met een lichter middel.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. De ongewenstverklaring is niet opgeheven. Er is immers nog een beslissing in eerste aanleg, waarin overigens zowel eisers personalia als die van zijn broer worden genoemd. Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat eiser ook onder zijn eigen naam is veroordeeld voor strafbare feiten. In het begin van de inbewaringstelling heeft eiser het onderzoek naar de vaststelling van zijn identiteit gefrustreerd nu hij de personalia van zijn broer heeft opgegeven en heeft geweigerd een presentatieformulier in te vullen.
De brief van de consul laat onverlet dat het verschaffen van documenten aan de Surinaamse autoriteiten wel kan leiden tot versnelde afgifte van een laissez-passer. In die brief staat immers dat meewerken niet helpt, maar meewerken is niet hetzelfde als documenten verschaffen. Verweerder kan geen uitspraken doen over hoe snel de Surinaamse autoriteiten lp’s verstrekken, na een gehouden presentatie.
Er bestaat zicht op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn, nu eiser op 28 november 2007 is gepresenteerd. Voorts wordt maandelijks gerappelleerd bij de Surinaamse autoriteiten en er vinden vertrekgesprekken plaats, laatstelijk op 10 maart 2008.
De rechtbank overweegt het volgende.
In het onderhavige beroep tegen de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel dient te worden beoor¬deeld of de voortgezette toepassing daarvan gerechtvaardigd is te achten.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat er zicht op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn bestaat en dat verweerder de uitzetting voldoende voortvarend ter hand neemt. Eiser is immers gepresenteerd bij de Surinaamse autoriteiten, het onderzoek loopt, maandelijks wordt gerappelleerd en er worden vertrekgesprekken (laatstelijk op 5 maart 2008) met eiser gevoerd.
De bewaring duurt thans negen maanden. Bij de beoordeling van de vraag of de toepassing van de bewaring bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid nog gerechtvaardigd is te achten, is de duur van de bewaring van belang. Naarmate de bewaring voortduurt, weegt het belang van eiser bij de uitoefening van het recht op vrijheid van zijn persoon zwaarder. In het algemeen zal na ommekomst van zes maanden vrijheidsontneming het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld van groter gewicht zijn dan het belang van verweerder om de bewaring ter fine van uitzetting te doen voortduren. Deze omslag kan zich onder omstandigheden vroeger of later dan na zes maanden voordoen, zoals is overwogen in de uitspraken van de Rechtseenheidskamer van deze rechtbank van 21 augustus 1997 (MR 1997, 119). In het onderhavige geval doet deze omslag zich later voor.
Aan de voortduring van de maatregel kan evenwel, gelet op het tijdsverloop, niet ten grondslag liggen dat eiser het onderzoek naar zijn identiteit gefrustreerd heeft, nu hij weliswaar ten tijde van de inbewaringstelling de naam van zijn broer opgegeven heeft, maar hij dit na twee dagen ten overstaan van de vreemdelingenpolitie heeft gecorrigeerd.
Ten voordele van eiser pleit voorts dat eiser zelf contact heeft gezocht met de Internationale Organisatie voor Migratie en het Surinaamse consulaat. Verweerder heeft de stelling van eisers gemachtigde dat het consulaat verweerder heeft bericht dat eiser hen niet meer moet aanschrijven niet betwist. Uit de hierboven genoemde brief van het Surinaamse consulaat-generaal van 4 februari 2008 kan tevens worden afgeleid dat actieve medewerking van een vreemdeling, zoals eiser, niet zal leiden tot versnelde verstrekking van een lp. Blijkens de toelichting van de gemachtigde ter zitting verstaat het Surinaamse consulaat onder actieve medewerking ook het overleggen van documenten. Dat eiser zijn verlopen paspoort tot op heden niet heeft overgelegd kan hem in het kader van de belangenafweging derhalve evenmin worden tegengeworpen.
De rechtbank is ondanks het voorgaande van oordeel dat aan het belang van verweerder bij voortduring van de maatregel van bewaring het meeste gewicht dient toe te komen, gelet op het feit dat eiser onder zijn eigen personalia, Steven Romeo Pryor, recent is veroordeeld voor verschillende misdrijven. Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van (..) betreft het niet enkel een mishandeling, doch tevens een veroordeling voor meerdere overtredingen van de Opiumwet.
Daarnaast, doch in mindere mate, weegt mee dat eiser ongewenst is verklaard. Hoewel verweerder het besluit op bezwaar in de procedure tot ongewenstverklaring bij brief van 15 februari 2008 heeft ingetrokken, laat dit onverlet dat het besluit in eerste aanleg nog immer geldt.
Na beoordeling van de door of namens eiser naar voren gebrachte beroepsgronden, concludeert de rechtbank dat voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel of de wijze van tenuitvoerlegging niet in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. Derhalve wordt het beroep ongegrond verklaard.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 14 maart 2008 door mr. G.S. Crince Le Roy, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. de Buur, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
Afschrift verzonden op:
Conc.:EB
Coll:
D:B