Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC8510

Datum uitspraak2008-04-02
Datum gepubliceerd2008-04-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708074/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 24 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ouderkerk (hierna: het college) een verklaring afgegeven als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer met betrekking tot een verandering van de inrichting van [vergunninghoudster] op het perceel [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200708074/1. Datum uitspraak: 2 april 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Ouderkerk, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 24 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ouderkerk (hierna: het college) een verklaring afgegeven als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer met betrekking tot een verandering van de inrichting van [vergunninghoudster] op het perceel [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 31 oktober 2007 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 november 2007. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellant] en [vergunninghoudster] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 maart 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.A. de Waard, advocaat te Goes, en R. van der Vlugt, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. W.M. Logtenberg, ing. I.C. Dijkhuizen en ing. M. Magnin, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam. 2. Overwegingen 2.1. Bij besluit van 26 augustus 2003 is aan [vergunninghoudster] een vergunning verleend als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer voor een houthandel en houtbewerkingsfabriek. De bij het bestreden besluit door het college afgegeven verklaring heeft betrekking op de verplaatsing van de motopslag van [vergunninghoudster] in westelijke richting, waardoor deze dichter bij de woning van [appellant] komt te liggen. [appellant] heeft diverse beroepsgronden aangevoerd waarom het college de verklaring niet had mogen afgeven. In verband met het hierna volgende kan de Afdeling evenwel niet aan een beoordeling van die beroepsgronden toekomen. 2.2. Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en de daarmee samenhangende wijziging van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer in werking getreden. Aangezien in verband hiermee voor de vergunde activiteiten geen vergunning meer is vereist, is de bij besluit van 26 augustus 2003 aan [vergunninghoudster] verleende vergunning vervallen. Nu deze vergunning is vervallen, komt aan de bij het bestreden besluit afgegeven verklaring als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer geen betekenis meer toe. Niet is gebleken dat [appellant] niettemin belang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. 2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Lap lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2008 288.