
Jurisprudentie
BC8630
Datum uitspraak2008-04-04
Datum gepubliceerd2008-04-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers07/12553
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-04-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers07/12553
Statusgepubliceerd
Indicatie
Procesrecht. Cassatie, beroep ontvankelijk tegen tussenarrest bij sprongcassatie tegen eindvonnis dat op in tussenarrest bekrachtigd tussenvonnis voortbouwt (art. 398 onder 2 en 401a lid 2 Rv.).
Conclusie anoniem
Rolnr. 07/12553
Mr L. Strikwerda
Zt. 21 dec. 2007
Conclusie inzake
Vereniging BUMA
tegen
Chellomedia Progammering B.V.
Edelhoogachtbaar College,
1. Thans eiseres tot cassatie, hierna: Buma, heeft, tezamen met de Stichting Stemra, hierna: Stemra, bij exploot van 11 april 2003 thans verweerster in cassatie, hierna: Chellomedia (voorheen genaamd: UPC Programming BV), gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en, na vermeerdering van eis, onder meer gevorderd - kort gezegd - dat de rechtbank Chellomedia zal verbieden om muziekwerken behorende tot het Buma-repertoire openbaar te (doen) maken.
2. Na verweer door Chellomedia heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 12 januari 2005 de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van Buma en Stemra, bepaald dat partijen tegen het vonnis hoger beroep kunnen instellen, en iedere verdere beslissing aangehouden.
3. Op het hoger beroep van Buma en Stemra heeft het gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 29 juni 2006 het tussenvonnis van de rechtbank bekrachtigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.
4. Nadat partijen de rechtbank hadden verzocht om ten aanzien van de vorderingen die zijn ingesteld door Buma eindvonnis te wijzen, heeft de rechtbank bij vonnis van 1 augustus 2007 ten aanzien van Buma de vorderingen afgewezen en ten aanzien van Stemra de zaak naar de rol verwezen voor voortprocedren.
5. Buma is tegen het tussenarrest van het hof van 29 juni 2006 en tegen het vonnis van de rechtbank van 1 augustus 2007 (tijdig) in cassatie gekomen met vier, telkens uit verscheidene onderdelen opgebouwde, middelen, stellende dat partijen zijn overeengekomen dat Buma sprongcassatie zal instellen van het vonnis van de rechtbank en van het daaraan ten grondslag liggende tussenarrest van het hof.
6. Chellomedia heeft bij conclusie van antwoord, tevens inhoudende een beroep op niet-ontvankelijkheid van een gedeelte van het cassatieberoep, geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Buma in haar cassatieberoep voor zover ingesteld tegen het arrest van 29 juni 2006 van het hof, en overigens tot verwerping van het cassatieberoep.
7. Buma heeft bij "Reactie op beroep op niet-ontvankelijkheid" het door Chellomedia voorgedragen ontvankelijkheidsverweer bestreden en geconcludeerd tot verwerping van het beroep op niet-ontvankelijkheid.
8. Vervolgens hebben partijen stukken gefourneerd voor arrest op het door Chellomedia voorgedragen ontvankelijkheidsverweer.
9. Chellomedia heeft aan haar ontvankelijkheidsverweer het volgende betoog ten grondslag gelegd. Partijen hebben afgesproken dat na het wijzen door de rechtbank van het eindvonnis sprongcassatie zou worden ingesteld. Tussen partijen bestaat geen overeenkomst inhoudende dat ook het tussenarrest van het hof de grondslag zal vormen van de in te stellen sprongcassatie. Sprongcassatie is derhalve op zich terecht ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 1 augustus 2007, weshalve de grondslag van het geding in cassatie wordt gevormd door de in die aanleg, de procedure bij de rechtbank, gegeven uitspraken (derhalve inclusief eventuele in die instantie gewezen tussenvonnissen). In dat stelsel past niet dat door middel van sprongcassatie tegen een in eerste aanleg gewezen eindvonnis tevens wordt betrokken het naar aanleiding van een tussenvonnis op een interimappel gewezen tussenarrest van het hof. In zoverre is het cassatieberoep dan ook niet-ontvankelijk.
10. Dit betoog faalt m.i. Als gesteld en erkend staat vast dat partijen - na de uitspraak van het tussenarrest van het hof - op de voet van art. 398 lid 2 Rv zijn overeengekomen het hoger beroep (verder) over te slaan. Het eindvonnis van de rechtbank heeft derhalve te gelden als de in deze zaak in hoogste ressort gewezen einduitspraak waarvan op grond van art. 398 lid 1 Rv cassatieberoep openstaat. Dit cassatieberoep staat ingevolge art. 401a lid 2 Rv niet alleen open van de in hoogste ressort gewezen einduitspraak maar - tegelijk daarmee - ook van de in hoogste ressort gewezen tussenuitspraken. Het tussenarrest van het hof is een in hoogste ressort gewezen tussenuitspraak, zodat van dit tussenarrest tegelijk met dat van het eindvonnis van de rechtbank cassatieberoep openstaat.
11. Het ontvankelijkheidsverweer is derhalve ongegrond.
12. Blijkens de rolkaart is in de hoofdzaak de dag waarop partijen schriftelijke toelichting geven alvast en zo nodig bepaald.
De conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad Buma ontvankelijk zal verklaren in haar cassatieberoep tegen het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 29 juni 2006 en in de hoofdzaak de zaak naar de rol zal verwijzen voor voortprocederen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak
4 april 2008
Eerste Kamer
Nr. 07/12553HR
IV/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid BUMA,
gevestigd te Amstelveen,
EISERES tot cassatie,
advocaten: mrs. T. Cohen Jehoram en V. Rörsch,
t e g e n
CHELLOMEDIA PROGRAMMING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Buma en Chellomedia.
1. Het geding in feitelijke instanties
Buma heeft tezamen met de stichting Stemra bij exploot van 11 april 2003 Chellomedia (voorheen genaamd: UPC Programming B.V.) gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en gevorderd, kort gezegd, Chellomedia te verbieden zonder toestemming van Buma muziek behorende tot het repertoire van Buma openbaar te (doen) maken.
Chellomedia heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 12 januari 2005 de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van Buma en Stemra, bepaald dat partijen tegen het vonnis hoger beroep kunnen instellen, en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen dit vonnis heeft Buma hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 29 juni 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, Buma veroordeeld in de proceskosten en de zaak teruggewezen naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.
Nadat partijen de rechtbank hadden verzocht om ten aanzien van de vorderingen die zijn ingesteld door Buma eindvonnis te wijzen, heeft de rechtbank bij vonnis van 1 augustus 2007 ten aanzien van Buma de vorderingen afgewezen en ten aanzien van Stemra de zaak naar de rol verwezen voor voortprocederen.
Het arrest van het hof van 29 juni 2006 en het vonnis van de rechtbank van 1 augustus 2007 zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 29 juni 2006 en tegen het (gedeeltelijk) eindvonnis van de rechtbank van 1 augustus 2007 (hierna ook aan te duiden als het eindvonnis) heeft Buma beroep in cassatie ingesteld op de voet van art. 398, aanhef en onder 2, Rv. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Chellomedia heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Buma in haar cassatieberoep voorzover ingesteld tegen het arrest van het hof van 29 juni 2006, en overigens tot verwerping van het beroep.
Buma heeft het beroep op niet-ontvankelijkheid bestreden en geconcludeerd tot verwerping daarvan.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot ontvankelijkverklaring van Buma in het cassatieberoep tegen het arrest van het hof van 29 juni 2006 en in de hoofdzaak tot verwijzing naar de rol voor voortprocederen.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Chellomedia heeft aan haar beroep op niet-ontvankelijkheid, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Partijen hebben afgesproken dat tegen het eindvonnis van de rechtbank sprongcassatie zou worden ingesteld. De grondslag van het geding in cassatie wordt derhalve gevormd door de in die aanleg, de procedure bij de rechtbank, gegeven uitspraken (inclusief eventuele in die instantie gewezen tussenvonnissen). In dat stelsel past niet dat in de beoordeling in cassatie tevens wordt betrokken het tussenarrest van het hof, dat is gewezen naar aanleiding van tussentijds hoger beroep tegen een tussenvonnis van de rechtbank. Chellomedia voert voorts aan dat tussen partijen niet is overeengekomen dat ook het tussenarrest van het hof de grondslag zou vormen van de in te stellen sprongcassatie. Voorzover het cassatieberoep zich richt tegen het tussenarrest is het dan ook, aldus Chellomedia, niet-ontvankelijk.
3.2 Dit betoog faalt. Partijen zijn op de voet van art. 398, aanhef en onder 2, Rv. overeengekomen het hoger beroep (verder) over te slaan. Tegen het eindvonnis van de rechtbank kan derhalve beroep in cassatie worden ingesteld. Ingevolge art. 401a lid 2 Rv. kan tegelijk met het beroep in cassatie van het eindvonnis beroep in cassatie worden ingesteld tegen de aan het eindvonnis ten grondslag liggende tussenuitspraken. In het onderhavige geval is het eindvonnis van de rechtbank gebaseerd op het tussenarrest van het hof, dat is gewezen naar aanleiding van een tussentijds hoger beroep tegen een tussenvonnis van de rechtbank. Dit brengt mee dat ook dit tussenarrest in het onderhavige cassatieberoep kan worden betrokken.
3.3 Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat Buma ook in haar cassatieberoep tegen het tussenarrest van het hof van 29 juni 2006 kan worden ontvangen. De zaak is reeds verwezen naar de rolzitting van 13 juni 2008 voor schriftelijke toelichting in de hoofdzaak.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep op niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep;
reserveert de beslissing omtrent de kosten tot de einduitspraak.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 april 2008.