Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC8760

Datum uitspraak2008-04-08
Datum gepubliceerd2008-04-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/839404-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 126m Wetboek van Strafvordering; ten tijde van het aanvragen van de tapmachtiging bestond de verdenking dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (een aandeel in) een grotere serie woninginbraken. Verdachte heeft antecedenten op het gebied van gekwalificeerde diefstallen Het is een feit van algemene bekendheid dat plegers van strafbare feiten in een deel van de zaken na het plegen van de feiten met mededaders of andere derden spreken over die feiten en/of de opbrengst ervan. Het inzetten van het opsporingsmiddel “tap” is bij het opsporen van gepleegde woninginbraken een proportioneel opsporingsmiddel. De inzet van de tapbevoegdheidheid is onder deze omstandigheden begrijpelijk.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/839404-07 Parketnummer vordering: 01/825083-07 Datum uitspraak: 08 april 2008 Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, wonende te [woonplaats], [adres] thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B). Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 maart 2008. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 maart 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op of omstreeks 06 oktober 2007 te Veldhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning en/of een (bedrijfs)pand (gelegen aan de [adres 1]) heeft weggenomen een telefoon en/of een laptop en/of een fotocamera en/of een afstandbediening en/of een navigatiesysteem en/of een armband en/of shampoo, en/of een geldbedrag in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming te weten door te klimmen op het (platte) dak van de uitbouw aan de woning en/of (vervolgens) (het slot van) een raam te forceren/kapot te maken; (Artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht) Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in de periode van 06 oktober 2007 tot en met 12 december 2007 te Veldhoven, in elk geval in Nederland, een gsm (nokia) en een tasje met kappersartikelen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon en / of dat tasje kappersartikelen wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; (artikel 416 wetboek van strafrecht) incident 16, pag. 1057 2. hij op 14 november 2007 te Veldhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen een tas met agenda en/of een laptop (HP NX7400), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door het inslaan van een ruit. (Artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht) incident 17, pag. 1143 3. hij op of omstreeks 08 oktober 2007 te Veldhoven wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning, te weten [adres 5], in gebruik bij (slachtoffer 5), althans bij een ander of anderen dan bij verdachte; (artikel 138 wetboek van strafrecht) incident 23, pag. 1241 4. hij op of omstreeks 22 oktober 2007 te Veldhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een kapsalon gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen (2) schroevendraaier(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en / of verbreking, te weten door het ingooien van een ruit van de voordeur; (artikel 311 wetboek van strafrecht) incident 27, pag. 1284 5. hij op of omstreeks 13 januari 2008 te Veldhoven toen [persoon 1], brigadier van regiopolitie Brabant Zuid-oost, verdachte- buiten heterdaad - op verdenking van het overtreden van artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, had (laten) aan(ge)houden en vastgegrepen, althans vast had teneinde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden, tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel (een of meer schrammen aan/op de vinger(s) en/of knie) bekwam; (Artikel 181/180 van het Wetboek van Strafrecht) incident 28, pag. 1332 6. hij op of omstreeks 18 november 2007 te Veldhoven uit een berging behorende bij de woning aan de [adres 4] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)fiets Altra navigator, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (artikel 310 wetboek van strafrecht) Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 18 november 2007 te Veldhoven, in elk geval in Nederland, een (dames)fiets (Altra navigator) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; (artikel 416 wetboek van strafrecht) incident 33, pag. 1400 De vordering na voorwaardelijke veroordeling. De zaak met parketnummer 01/825083-07 is aangebracht bij vordering van 3 maart 2008. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer te 's-Hertogenbosch d.d. 30 mei 2007. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht. De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. De bewijsbeslissing. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte 1 primair, 4, 6 primair en 6 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 6 tenlastegelegde nog dat de identiteit van de fiets allerminst is komen vast te staan. Door de raadsman is met betrekking tot het onder 1 subsidiair tenlastegelegde als verweer aangevoerd dat er geen aanwijzingen zijn voor de heling van een telefoon en kappersartikelen. Het feit dat verdachte de bewuste telefoon voorhanden heeft gehad zegt niets over zijn wetenschap omtrent de herkomst daarvan. De kappersartikelen zijn weliswaar in het ouderlijk huis van cliënt aangetroffen, maar daar verbleef hij al lange tijd niet meer. Ik verzoek daarom verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde vrij te spreken. De rechtbank verwerpt dit verweer voor zover betrekking hebbend op de GSM. Op 8 oktober 2007 is in de jas van verdachte, die hij tijdens een achtervolging door de politie was verloren, onder meer een GSM aangetroffen. Tijdens het verhoor van verdachte heeft hij ervoor gekozen geen uitleg te geven over de herkomst van dit apparaat. Hiermee heeft verdachte de strafbare herkomst van de GSM willen verhullen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat hij deze GSM heeft geheeld. De raadsman heeft aangevoerd dat in deze zaak door de rechter-commissaris tapmachtigingen zijn afgegeven zonder dat is voldaan aan de wettelijke eisen van artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering. Er is volgens de verdediging niet voldaan aan het criterium dat concrete verdenking bestond van een reeds gepleegd concreet strafbaar feit en evenmin zou er sprake zijn geweest van verdenking van misdrijven die een ernstige inbreuk vormen op de rechtsorde. Er is “naar de toekomst”getapt om bewijs te vergaren van nog te plegen strafbare feiten. Op die wijze mag artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering niet worden toegepast. De resultaten van de ten onrechte afgegeven tapmachtigingen, de inhoud van de afgeluisterde telefoongesprekken, zouden om die reden uitgesloten moeten worden van het bewijs, aldus de raadsman. Verder is de raadsman van opvatting dat de tapgesprekken niet zijn te koppelen aan afgegeven tapmachtigingen, zodat het er volgens hem voor gehouden moet worden dat zonder een geldige machtiging is getapt. Ook aan deze –gestelde- tekortkoming verbindt de raadsman de consequentie dat de inhoud van de tapgesprekken uitgesloten dient te worden van het bewijs. De rechtbank verwerpt dit verweer op grond van het navolgende: In deze zaak bestond ten tijde van het verlenen van de eerste tapmachtigingen op 18 oktober 2007 CIE-informatie waarin stond vermeld dat (o.a.) verdachte zich schuldig zou maken aan het op ruime schaal plegen van woninginbraken in vereniging. Verdachte heeft antecedenten op het gebied van gekwalificeerde diefstallen en was daarvoor reeds veroordeeld. Bij een achtervolging van [verdachte] werd op 8 oktober 2007 buit aangetroffen van een woninginbraak in een door hem achtergelaten jas. Een woninginbraak is naar zijn aard een ernstige inbreuk op de rechtsorde omdat de diefstal plaats vindt op de plek waar ieder zich veilig moet weten: zijn of haar eigen thuis. Indien een dergelijk delict min of meer seriematig door twee of meer personen in vereniging wordt gepleegd, wordt deze inbreuk nog groter. Het inzetten van het opsporingsmiddel “tap” bij de opsporing van gepleegde woninginbraken is daarom naar het oordeel van de rechtbank een proportioneel opsporingsmiddel, zeker indien andere, minder verstrekkende, opsporingsmiddelen niet evident aanwezig zijn. Tegen verdachte bestond naar het oordeel van de rechtbank ten tijde van het aanvragen van de tapmachtiging de verdenking dat hij zich schuldig had gemaakt aan (een aandeel in) een grotere serie woninginbraken in een deel van Veldhoven. Het is een feit van algemene bekendheid dat plegers van strafbare feiten in een deel van de zaken na het plegen van de feiten met mededaders of andere derden spreken over die feiten en/of de opbrengst ervan. Onder die omstandigheden is de inzet van de tapbevoegdheid begrijpelijk en gericht op vaststellen van betrokkenheid van een verdachte bij bepaalde strafbare feiten. De enkele omstandigheid dat tijdens de duur van een tap nieuwe strafbare feiten aan het licht (kunnen) komen, doet aan het vorenstaande niet af. Door de raadsman is verder aangevoerd dat van bepaalde tapgesprekken/berichten niet kan worden vastgesteld dat deze zijn opgenomen op basis van een geldige tapmachtiging . De rechtbank verwerpt ook dit verweer. De koptekst boven de weergegeven gesprekken en berichten bevat steeds het parketnummer van de strafzaak tegen verdachte en het kenmerk dat de rechter-commissaris heeft toegekend aan de tapmachtiging. Verlengingen van tapmachtigingen dragen steeds een eigen, uniek, volgnummer. Op basis daarvan is van elk gesprek/bericht vast te stellen op basis van welke machtiging het bericht/gesprek is opgenomen en vastgelegd. Van feiten en omstandigheden die aanleiding zouden moeten zijn voor de door de raadsman geponeerde (veronder)stelling, is niet gebleken. Met betrekking tot feit 5 overweegt de rechtbank nog dat uit hetgeen is gerelateerd op de pagina’s 1332-1333 volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte ook ten aanzien van de in burger geklede politieambtenaar [persoon 1] wist dat hij, verdachte, werd aangehouden door een daartoe bevoegde politieambtenaar. Verdachte had al eerder verzet gepleegd tegen andere politieambtenaren en [persoon 1] verleende vervolgens assistentie bij de voltooiing van deze aanhouding. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat 1. hij in de periode van 06 oktober 2007 tot en met 8 oktober 2007 te Veldhoven, een gsm (nokia) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die telefoon wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; 2. hij op 14 november 2007 te Veldhoven tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen een tas met agenda en een laptop (HP NX7400), toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak te weten door het inslaan van een ruit. 3. hij op 08 oktober 2007 te Veldhoven wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning, te weten [adres 5], in gebruik bij [slachtoffer 5]; 5. hij op 13 januari 2008 te Veldhoven toen [persoon 1], brigadier van regiopolitie Brabant Zuid-oost, verdachte- buiten heterdaad - op verdenking van het overtreden van artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, had aan(ge)houden en vastgegrepen, teneinde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden, tengevolge waarvan deze opsporingsambtenaar enig lichamelijk letsel (een of meer schrammen aan/op de vinger(s) en/of knie) bekwam; De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 57, 138, 180, 181, 310, 311, 416. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID De eis van de officier van justitie. Voor de feiten 1 subsidiair, 2, 3, 5 en 6 primair een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek voorarrest. Een tenuitvoerlegging van de 38 dagen gevangenisstraf. De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en). Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op: a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte: - de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - verdachte ziet de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed -gelet op zijn proceshouding- kennelijk niet dan wel onvoldoende in - verdachte is eerder veroordeeld voor gekwalificeerde diefstallen en heeft zich daar opnieuw schuldig aan gemaakt. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een bewezenverklaring van 4 feiten komt en de officier van justitie haar vordering heeft gebaseerd op 5 feiten en de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/825083-07. De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten. DE UITSPRAAK Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: T.a.v. feit 1 subsidiair: opzetheling T.a.v. feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak T.a.v. feit 3: in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen T.a.v. feit 5: wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. BESLISSING: T.a.v. feit 1 primair, feit 4, feit 6 primair, feit 6 subsidiair: Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. T.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 5: Gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht Beslissing na voorwaardelijke veroordeling: Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 30 mei 2007 , gewezen onder parketnummer 01/825083-07 , te weten: Gevangenisstraf voor de duur van 38 dagen. Dit vonnis is gewezen door: mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter, mr. M. Lammers en mr H.H.E. Boomgaart, leden, in tegenwoordigheid van J.C. de Steur, griffier, en is uitgesproken op 8 april 2008. Mr. Boomgaart is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.