Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC8935

Datum uitspraak2008-04-03
Datum gepubliceerd2008-04-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers143798 / HA RK 08-17
Statusgepubliceerd


Indicatie

WRAKING. Verzoek om wraking omdat de politierechter een aantal verzoeken heeft afgewezen. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van de politierechter is één van die verzoeken, betreffende het horen van getuigen, met de volgende motivering afgewezen: “Het verzoek om aanhouding voor het horen van getuigen wijs ik af om de volgende redenen. Ten eerste is de toelichting op de gedane verzoeken innerlijk tegenstrijdig. In uw toelichtingen gaat u uit van verschillende, elkaar uitsluitende, scenario’s. Bovendien is het, ook als uit de verhoren zou blijkens dat één van uw lezingen de juiste is, alsnog mogelijk dat u zich verzet heeft tegen uw aanhouding na het gebruik van pepperspray. Daarnaast overweeg ik dat Pietersen ook al op uw verzoek gehoord is. Met het niet horen van getuigen Dudink en Springer wordt u dan ook niet in uw verdedigingsbelang geschaad.” Verzoeker heeft aangevoerd dat de politierechter door zijn inhoudelijk oordeel bij het afwijzen van de verzoeken de schijn van partijdigheid over zich heeft. Hij stelt te vrezen dat de politierechter zijn zaak niet onafhankelijk kan beoordelen door de wijze waarop hij de verzoeken heeft afgewezen. De wrakingskamer oordeelt hierover als volgt: “Uit het proces-verbaal van de terechtzitting bij de politierechter leidt de wrakingskamer niet af dat de politierechter reeds een (voorbarig) standpunt heeft ingenomen omtrent de waardering van eventueel af te leggen verklaringen van getuigen in het licht van de schuldvraag in de onderhavige strafzaak. Ook uit de afwijzing door de politierechter van de verzoeken om nadere deskundige rapportage en het overleggen van bepaalde stukken blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat gevreesd hoeft te worden voor partijdigheid van de rechter in deze zaak. De politierechter heeft zijn afwijzing voldoende gemotiveerd en uit die motivering kan enige vooringenomenheid van de politierechter ten opzichte van verzoeker niet worden afgeleid. De politierechter heeft in dit verband zelfs nog de mogelijkheid opengelaten dat in een later stadium van het onderzoek toch nog aanhouding zou kunnen volgen als hij alsnog mocht gaan twijfelen of hij voldoende informatie zou hebben over de persoon en de omstandigheden van verzoeker.”


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Wrakingskamer zaaknummer: 143798 / HA RK 08-17 datum beslissing: 3 april 2008 Op verzoek van: [verzoeker], verzoeker. 1. Procesverloop 1.1 Op de openbare terechtzitting van 22 februari 2008 heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. M.J. Kronenberg, hierna te noemen: de politierechter, in de bij deze rechtbank, sector strafrecht, aanhangige zaken met parketnummers 15/700347-07, 15/660436-06 en 15/664030-07, hierna te noemen: de hoofdzaken. 1.2 De politierechter heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. 1.3 De officier van justitie in de hoofdzaken heeft schriftelijk gereageerd. 1.4 Verzoeker, officier van justitie en politierechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 19 maart 2008. Verzoeker is niet verschenen. De politierechter en de officier van justitie hebben van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt. 2. Het standpunt van verzoeker. 2.1 Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat sprake is van partijdigheid om de volgende redenen: 2.1.1. De politierechter heeft een door verzoeker gedaan verzoek om aanhouding van de behandeling van de hoofdzaken, betreffende het laten toevoegen van stukken – zijnde uitdraaien van mobilofoonverkeer en verkeer via de meldkamer van de politie – afgewezen, waardoor verzoeker naar eigen zeggen in een ongelijkwaardige positie tegenover het Openbaar Ministerie komt te staan en er sprake is van rechtsongelijkheid. 2.1.2. De politierechter heeft een door verzoeker gedaan verzoek om aanhouding van de behandeling van de hoofdzaken, betreffende het laten horen van een tweetal getuigen, afgewezen. 2.1.3. De politierechter heeft een door verzoeker gedaan verzoek om aanhouding van de behandeling van de hoofdzaken, betreffende het laten verrichten van psychologisch of psychiatrisch onderzoek naar de geestesgesteldheid van verzoeker ten tijde van het vermeende plegen van de tenlastegelegde feiten, afgewezen, waardoor naar de mening van verzoeker hem een eerlijke rechtsgang ontnomen wordt, nu niet een deskundig psycholoog of een psychiater, maar een jurist een oordeel zou moeten vellen over de - mate van - ontoerekenbaarheid van verzoeker. 3. Beoordeling 3.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert.. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend. 3.2 Ingevolge artikel 367, gelezen in verband met artikel 263 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), is de verdachte bevoegd getuigen ter terechtzitting te doen oproepen. Ingevolge artikel 288, eerste lid, onder c, Sv kan de politierechter van de oproeping van getuigen bij met redenen omklede beslissing afzien, indien hij van oordeel is dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat daardoor de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad. 3.3 De politierechter heeft op verzoek van de verdachte (verzoeker) op de terechtzitting van 22 februari 2008 een beslissing genomen omtrent het horen van een tweetal getuigen. In het proces-verbaal van die zitting is hieromtrent het volgende opgenomen: “Het verzoek om aanhouding voor het horen van getuigen wijs ik af om de volgende redenen. Ten eerste is de toelichting op de gedane verzoeken innerlijk tegenstrijdig. In uw toelichtingen gaat u uit van verschillende, elkaar uitsluitende, scenario’s. Bovendien is het, ook als uit de verhoren zou blijkens dat één van uw lezingen de juiste is, alsnog mogelijk dat u zich verzet heeft tegen uw aanhouding na het gebruik van pepperspray. Daarnaast overweeg ik dat […]ook al op uw verzoek gehoord is. Met het niet horen van getuigen Dudink en Springer wordt u dan ook niet in uw verdedigingsbelang geschaad.” 3.4 Gelet op het vorenstaande heeft de politierechter gemotiveerd het verzoek om getuigen te horen afgewezen. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting bij de politierechter leidt de wrakingskamer niet af dat de politierechter reeds een (voorbarig) standpunt heeft ingenomen omtrent de waardering van eventueel af te leggen verklaringen van getuigen in het licht van de schuldvraag in de onderhavige strafzaak. Ook uit de afwijzing door de politierechter van de verzoeken om nadere deskundige rapportage en het overleggen van bepaalde stukken blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat gevreesd hoeft te worden voor partijdigheid van de rechter in deze zaak. De politierechter heeft zijn afwijzing voldoende gemotiveerd en uit die motivering kan enige vooringenomenheid van de politierechter ten opzichte van verzoeker niet worden afgeleid. De politierechter heeft in dit verband zelfs nog de mogelijkheid opengelaten dat in een later stadium van het onderzoek toch nog aanhouding zou kunnen volgen als hij alsnog mocht gaan twijfelen of hij voldoende informatie zou hebben over de persoon en de omstandigheden van verzoeker. 3.5 Een (politie)rechter moet een tussentijds aan hem gevraagde beslissing kunnen motiveren. Met het geven daarvan blijkt onvermijdelijk van een standpunt van de rechter, maar dat impliceert niet zonder meer - en dat ook in het onderhavige geval niet - dat de rechter vooringenomenheid koestert, noch dat een vrees voor partijdigheid voor wat betreft de verder nog door de rechter te nemen beslissingen objectief gerechtvaardigd is. 3.6 Het voorgaande voert tot de slotsom dat niet is gebleken dat de feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, grond opleveren voor het oordeel dat het fungeren van de politierechter in de hoofdzaken tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen leiden. 3.7 De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking. 3.8 De rechtbank zal het verzoek afwijzen. 4. Beslissing De rechtbank: 4.1 wijst het verzoek om wraking af; 4.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de politierechter en de officier van justitie een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden; 4.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. van der Meer, voorzitter, en mrs. M.J. Smit en A.E. Patijn, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2008 in tegenwoordigheid van mr. De Mos als griffier. Rechtsmiddel Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.