Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC9001

Datum uitspraak2007-12-03
Datum gepubliceerd2008-04-09
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 07/00954
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroepschrift aan de kantonrechter tijdig ingediend? Op het beroepschrift is geen stempel met de datum van ontvangst geplaatst. De envelop waarin het beroepschrift is gefrankeerd met frankeermachine. Dat brengt mee dat niet is na te gaan op welke datum het poststuk daadwerkelijk ter post is bezorgd. Nu het beroepschrift evenwel geen stempel van ontvangst draagt, is het hof van oordeel dat deze omstandigheid niet ten nadele van de betrokkene dient te worden gebracht. Daarbij komt dat uit de verzonden ontvangstbevestiging blijkt dat het beroepschrift binnen één week na afloop van de beroepstermijn is ontvangen. Voordeel van de twijfel. Beroep ontvankelijk.


Uitspraak

WAHV 07/00954 3 december 2007 CJIB 19094355393 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 juli 2007 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), gevestigd te [plaatsnaam] voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Daarbij is verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Bij de bestreden beslissing heeft de kantonrechter de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het beroep op grond van de overweging dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. 3.2. De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd dat het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie tijdig is ingediend. 3.3. Ingevolge het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:8 Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de bestreden beslissing aan de betrokkene is toegezonden. Voorts bepaalt artikel 6:9 Awb dat het beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen, alsmede dat bij verzending per post het beroepschrift tijdig is ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. 3.4. Blijkens de gedingstukken is de bestreden beslissing op 7 oktober 2006 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve op zaterdag 18 november 2006. Ingevolge artikel 1 van de Algemene termijnenwet dient de beroepstermijn te worden verlengd tot en met maandag 20 november 2006. 3.5. Het beroepschrift is gedateerd 20 november 2006 en draagt geen stempel met de datum van ontvangst. De envelop waarin het beroepschrift is verzonden draagt een afdruk die aangeeft dat het stuk ten kantore van de gemachtigde is gefrankeerd met een eigen frankeermachine. De afdruk vermeldt de datum 20 november 2006. Op de envelop is geen door TPG Post aangebracht poststempel aangetroffen. Wel is op de envelop door TPG Post ten behoeve van de postsortering een KlantIndeX (KIX) aangebracht, bestaande uit een geprinte oranje barcode. Daaruit kan niet worden afgeleid wanneer de ter postbezorging heeft plaatsgevonden. 3.6. Nu bij het gebruik van een frankeermachine de gebruiker zelf de datum van de afdruk instelt, valt in een dergelijk geval niet na te gaan of een poststuk daadwerkelijk ter post is bezorgd op de datum die door de frankeermachine is aangebracht. Het ligt dan op de weg van een betrokkene of diens gemachtigde om aan te tonen dat een beroepschrift binnen de beroepstermijn ter post is bezorgd. Nu de gemachtigde dienaangaande niets heeft aangevoerd moet er in beginsel van worden uitgegaan dat het beroep niet binnen de daartoe gestelde termijn is ingesteld. 3.7. Nu het beroepschrift evenwel geen stempel van ontvangst draagt is het hof van oordeel dat deze omstandigheid niet ten nadele van de gemachtigde dient te worden gebracht. Immers valt niet uit te sluiten dat het beroepschrift op 21 november 2006 is ontvangen zodat daaruit zou kunnen worden afgeleid dat het stuk binnen de beroepstermijn ter post moet zijn bezorgd. Voorts blijkt uit het dossier dat de officier van justitie op 24 november 2006 een schriftelijke bevestiging van ontvangst van het beroepschrift aan de betrokkene en diens gemachtigde heeft gezonden. Het voorgaande in aanmerking genomen is het hof, niettegenstaande het overwogene onder 3.6, van oordeel dat de gemachtigde het voordeel van de twijfel dient te worden gegund en dat het ervoor moet worden gehouden dat het beroep binnen de gestelde termijn is ingesteld. Dit brengt mee dat de kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank. 3.8. De gemachtigde heeft verzocht de advocaat-generaal te veroordelen in de kosten van het hoger beroep, zijnde de kosten van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. 3.9. Ingevolge artikel 1, onder a, in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de bijbehorende bijlage zal het hof in verband met de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand een vergoeding toekennen voor de indiening van het hoger beroepschrift. Het hof kent daaraan de wegingsfactor 0,25 toe, zodat de vergoeding € 80,50 zal bedragen. 4. De beslissing Het gerechtshof: verklaart het ingestelde beroep gegrond; vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de rechtbank 's-Gravenhage ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest; veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 80,50. Dit arrest is gewezen door mrs. Van Wagtendonk, Dijkstra en Weenink in tegenwoordigheid van mr. Zomer als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.