
Jurisprudentie
BC9002
Datum uitspraak2008-03-07
Datum gepubliceerd2008-04-09
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/5405 PREGW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-04-09
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/5405 PREGW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Heffing van precariobelasting ter zake van gas- en elektriciteitsleidingen is toegestaan. Eiseres beheert het gas- en elektriciteitsleidingennetwerk in de gemeente Z. Ter zake van het hebben van deze leidingen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Z eiseres voor het jaar 2003 een aanslag in de precariobelasting opgelegd ten bedrage van (afgerond) 4,7 miljoen euro. In geschil is of eiseres ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond van de gemeente Z precariobelasting verschuldigd is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en overweegt daartoe het volgende:
1. de omstandigheid dat de heffing van de precario is gebaseerd die suggereert dat daarin drie heffingen zijn geregeld (de precariobelasting, de gebruiksretributies en de genotsretributies) terwijl zij van slechts één heffing (de precariobelasting) de in art. 217 van de Gemeentewet genoemde essentialia bevat, brengt niet mee dat de aanslag geen grondslag heeft in de verordening.
2. De verordening bevat alle elementen die eiseres nodig had om het bedrag van de door haar voor het jaar 2003 verschuldigde precariobelasting te bepalen en eveneens de omstandigheden waaronder zij deze verschuldigd was.
3. De verordening is niet in strijd met art. 83 van de Elektriciteitswet, art. 62 van de Gaswet en art. 121 van de Gemeentewet, omdat de verordening niet het transporteren en het leveren van elektriciteit en van gas in het belang van de energievoorziening reguleert. Ook overigens is de Verordening niet in strijd mey de Elektriciteitswet. De autonome bevoegdheid van de gemeente om precariobelasting te heffen strekt zich ook uit tot de hoogte van de daarbij in aanmerking te nemen tarief.
4. De heffing van precariobelasting is niet in strijd met art. 49 EG-Verdrag (HvJEG 18 maart 1980, Jur. 1980, blz. 833; HvJEG 8 september 2005, Belastingblad 2006,266).
5. Er is geen sprake van een gedoogplicht die aan de heffing van precariobelasting in de weg staat. Van een gedoogplicht is slechts sprake indien de gemeente in haar hoedanigheid van eigenaar van de grond aan een ander het jegens haar afdwingbare recht verleent voorwerpen onder, op of boven de gemeentegrond te hebben, bijv. in een huur-, pacht-, exploitatie- of andere overeenkomst de gemeentegrond betreffende.
6. De in de verordening opgenomen vrijstelling van voorwerpen welke door of vanwege de gemeente of een andere gemeente, de provincie of het rijk, noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak zijn aangebracht of geplaatst, is niet van toepassing op de door eiseres beheerde elektriciteits- en gasleidingen, ook al zijn deze in het verleden geheel of voor een groot deel door de gemeente aangebracht. In navolging van de inzake de omzetbelasting gewezen arresten HvJEG 17 oktober 1989, FED 1990/312 (Carpaneto Piacentino) en HR 3 maart 1993, BNB 1993/178, verstaat de rechtbank onder een publiekrechtelijke taak een taak die door het publiekrechtelijke lichaam wordt vervuld in het kader van het specifiek voor publiekrechtelijke lichamen geldende juridische regime, met uitsluiting van werkzaamheden die zij onder dezelfde juridische voorwaarden als particuliere economische subjecten verricht. Het transport en de levering van gas en elektriciteit is niet een zodanige taak.
7. De opvatting dat de gemeente, door zich in de aandeelhoudersovereenkomst die is gesloten in het kader van de fusie van vier energiebedrijven tot de N.V. Q, jegens haar medecontractanten te verplichten te bevorderen dat bestaande afspraken en bestendige gedragslijnen voor zover deze voortvloeien uit de publiekrechtelijke taken van de aandeelhouders, daaronder begrepen die met betrekking tot het (ver) leggen en houden van kabels en leidingen ongewijzigd worden gecontinueerd , bij eiseres het in rechte te honoreren vertrouwen heeft opgewekt dat ter zake van het hebben van leidingen van haar geen precariobelasting zou worden geheven, vindt geen steun in de tekst van de desbetreffende bepaling in de Aandeelhoudersovereenkomst. Ook overigens faalt het beroep van eiseres op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Uitspraak
HASH(0x3037d0c)