Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC9360

Datum uitspraak2008-01-30
Datum gepubliceerd2008-04-14
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers84079 / HA ZA 07-208
Statusgepubliceerd


Indicatie

Incident wordt opgeworpen bij akte in plaats van bij conclusie.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ZUTPHEN Sector Civiel – Afdeling Handel zaaknummer / rolnummer: 84079 / HA ZA 07-208 Vonnis in incident van 30 januari 2008 in de zaak van [eiseres], wonende te [plaats], eiseres in conventie in de hoofdzaak, verweerster in reconventie in de hoofdzaak, eiseres in het incident, procureur mr. W.A. van Leijden, tegen [gedaagde], wonende te [plaats], gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiser in reconventie in de hoofdzaak, verweerder in het incident, procureur mr. H.L.J.M. Kersten. Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het vonnis in deze zaak van 25 april 2007; - het proces-verbaal van de - ingevolge voormeld vonnis - op 11 juni 2007 gehouden comparitie van partijen; - de conclusie van antwoord in reconventie; - de conclusie van repliek in conventie tevens akte houdende overlegging van producties; - de conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie; - de akte houdende het verzoek tot verkrijging van een voorlopige voorziening overeenkomstig artikel 223 Wtb.v.Rv.; - de antwoordakte naar aanleiding van een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident. 2. De vordering in het incident 2.1. [eiseres] vordert dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, inhoudende de betaling van een bedrag van € 12.000,00 aan haar. [eiseres] stelt dat de procedure gecompliceerd is en nog wel enige tijd zal vergen, terwijl zij behoefte heeft aan liquide middelen. 3. Het verweer in het incident 3.1. [gedaagde] vordert dat [eiseres] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, dan wel dat haar de vordering wordt ontzegd. 3.2. [gedaagde] stelt dat [eiseres] volstrekt nodeloos haar vordering, in een akte in plaats van een conclusie, zoals de Wet voorschrijft, aan de rechtbank heeft voorgesteld. [gedaagde] stelt zonder meer bereid te zijn om het gevraagde bedrag aan [eiseres] te voldoen. [gedaagde] stelt dat hij inmiddels het volgens zijn eigen berekening aan [eiseres] verschuldigde bedrag van € 12.613,47 aan [eiseres] heeft voldaan. [gedaagde] heeft ten bewijze van zijn overboeking een transactie-overzicht van zijn bank overgelegd. [gedaagde] stelt dat [eiseres] vanwege nodeloos procederen in de kosten van dit incident moet worden veroordeeld. 4. De beoordeling van het incident 4.1. De rechtbank zal er aan voorbij gaan dat [eiseres] in afwijking van het bepaalde bij artikel 208 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de incidentele vordering bij akte heeft geïntroduceerd, omdat uit de kop van de akte, waarin de zekerheidstelling wordt gevraagd, expliciet blijkt dat [eiseres] in die akte een incident tot zekerheidstelling opvoert. 4.2. [eiseres] heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Bij een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom is dat in verband met het restitutierisico meestal alleen het geval indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. Nu door van [gedaagde] is aangegeven dat hij volgens zijn eigen berekening een bedrag van € 12.613,47 aan [eiseres] verschuldigd is, kan het verzochte bedrag worden toegewezen. Dat [gedaagde] reeds een bedrag van € 12.613,47 zou hebben overgemaakt, is door [eiseres] niet bevestigd, zodat er - voor het geval dit bedrag door [gedaagde] gestorneerd is - een vonnis tot betaling zal worden gegeven. 4.3. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist. 5. De beslissing De rechtbank in het incident voor het geval blijkt dat [eiseres] het bedrag van € 12.613,47 niet op haar bankrekening heeft ontvangen: 5.1. veroordeelt [gedaagde] voor de duur van het geding tot betaling van een voorschot van € 12.000,00 (twaalfduizend euro), 5.2. verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad, 5.3. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan. Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2008.