Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC9603

Datum uitspraak2008-04-16
Datum gepubliceerd2008-04-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200705183/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 5 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Epe (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] verklaard het, zonder de daarvoor ingevolge de Wet milieubeheer vereiste vergunning, veranderen van een inrichting aan de [locatie] te [plaats] te gedogen.


Uitspraak

200705183/1. Datum uitspraak: 16 april 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Epe, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 5 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Epe (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] verklaard het, zonder de daarvoor ingevolge de Wet milieubeheer vereiste vergunning, veranderen van een inrichting aan de [locatie] te [plaats] te gedogen. Bij besluit van 12 juni 2007 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2007, beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2008, waar [appellant] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door ing. H. de Vries, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door W.B.J. Sterken, daar als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Bij het besluit van 5 december 2006, dat bij het bestreden besluit is gehandhaafd, heeft het college verklaard te gedogen voor de duur van maximaal zes maanden. Deze gedoogtermijn is inmiddels verstreken. Niet is gebleken dat [appellant] niettemin nog belang heeft bij de beoordeling van het beroep. 2.2. Het beroep is niet-ontvankelijk. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat. w.g. Van Kreveld w.g. Fransen voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2008 407-570.