Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC9668

Datum uitspraak2008-04-09
Datum gepubliceerd2008-04-16
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers88865 / HA ZA 07-952
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een zaak tussen een maatschap van anesthesiologen en een maatschap van plastisch chirurgen over de betaling van diensten van de anesthesiologen. De rechtbank draagt de maatschap van anesthesiologen op om meer bewijs, in de vorm van stukken of getuigen, te leveren.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Civiel – Afdeling Handel zaaknummer / rolnummer: 88865 / HA ZA 07-952 Vonnis van 9 april 2008 in de zaak van de maatschap ANESTHESIOLOGIE SLINGELAND ZIEKENHUIS, gevestigd te Doetinchem, eiseres, procureur mr. B.H.M. Harbers, tegen [gedaagde], wonende te Brummen, gedaagde, procureur mr. C.B. Gaaf, advocaat mr. R.A.E. Lopes Cardozo te Rotterdam. Partijen zullen hierna de maatschap A en [gedaagde] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 23 januari 2008 - het proces-verbaal van comparitie van 28 februari 2008. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. De maatschappen A en Plastische Chirurgie (hierna de maatschap PC) in het Slingeland Ziekenhuis (hierna het ziekenhuis) hebben in 2004 en 2005 samengewerkt. De maatschap A heeft anesthesiologische zorg verleend aan patiënten van de maatschap PC voor behandelingen die geheel of ten dele onder niet-verzekerde zorg vielen. 2.2. De maatschap PC bestond uit twee maatschapsleden namelijk de heer [naam maatschapslid] (hierna te noemen [naam maatschapslid]) en [gedaagde]. Eind 2005 is de maatschap PC ontbonden. 2.3. De maatschap A heeft aan de maatschap PC bij brief van 4 september 2006 een nota gestuurd voor geleverde anesthesiologische zorg bij particuliere patiënten in de periode 2004 tot en met november 2005 (zie productie 1 bij de dagvaarding). Hierin heeft de maatschap A de maatschap PC aangemaand om binnen twee weken een bedrag van € 14.650,= te betalen. Bij brieven van 22 januari 2007 heeft de maatschap A de beide maatschapsleden van de maatschap PC verzocht om ieder de helft van voornoemde nota te voldoen. Bij brief van 19 juni 2007 heeft de maatschap A aan [gedaagde] een specificatie van de nota gestuurd (zie productie 1 bij de conclusie van antwoord). Uit de specificatie blijkt dat de door de maatschap A in rekening gebrachte diensten, ten behoeve van operaties uitgevoerd door [gedaagde], 2277 minuten bruto ok-tijd hebben bestreken, hetgeen is afgerond op 37 uur. Uitgaande van het volgens de maatschap A afgesproken uurtarief van € 200,= per uur zijn de kosten van deze diensten € 7.400,=. 2.4. Ondanks aanmaning heeft [gedaagde] zijn deel van de nota niet voldaan. 3. De vordering 3.1. De maatschap A vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan de maatschap A, tegen verlening van een behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag van € 9.012,59, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de restanthoofdsom van € 7.402,66 vanaf 11 september 2007, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts vordert de maatschap A om [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure. 3.2. De maatschap A legt aan haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag. Tussen de maatschap A en de maatschap PC zijn in de periode 2004 tot en met november 2005 diverse overeenkomsten gesloten met betrekking tot door de maatschap A te leveren anesthesiologische zorg aan particuliere patiënten van de maatschap PC. Aangezien binnen een maatschap ieder der maten voor een gelijke som aansprakelijk is jegens de schuldeiser, heeft de maatschap A de maatschapsleden van de maatschap PC vervolgens afzonderlijk verzocht om ieder de helft van het notabedrag te voldoen. [naam maatschapslid] heeft vervolgens zijn helft van het notabedrag betaald. Naast de hoofdsom van € 7.325,= vordert de maatschap A betaling van de deurwaarderskosten respectievelijk de uittrekselkosten ad € 71,62 respectievelijk € 6,04. Deze kosten betreffen de dagvaarding in een eerdere procedure, welke dagvaarding de maatschap A had ingetrokken na de toezegging van [gedaagde] dat hij zijn verschuldigde helft van het notabedrag en de kosten van de dagvaarding zou betalen. De wettelijke handelsrente bedraagt € 752,22. Hierbij is als ingangsdatum uitgegaan van 18 september 2006, nu de maatschap PC in de brief van 4 september 2006 tot die datum de gelegenheid heeft gekregen om de nota te betalen. Tenslotte is een bedrag van € 857,71 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. 4. Het verweer 4.1. [gedaagde] concludeert dat de rechtbank de maatschap A in haar vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren, althans haar deze zal ontzeggen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van de maatschap A, alsmede ieder van de maten afzonderlijk, in de kosten van de procedure. 4.2. [gedaagde] voert de navolgende verweren aan. [gedaagde] betwist dat er overeenkomsten zijn gesloten tussen de maatschap A en de maatschap PC met betrekking tot niet-verzekerde zorg. Er zijn wel operaties uitgevoerd door de maatschap PC die onder niet-verzekerde zorg vielen en waarbij de maatschap A anesthesiologische zorg heeft geleverd. In dat geval incasseerde het ziekenhuis de betaling voor deze zorg. Onder inhouding van een vergoeding voor gebruik van ziekenhuisfaciliteiten betaalde het ziekenhuis vervolgens een honorarium door aan de plastische chirurgen. Voor zover patiënten rechtstreeks aan de maatschap PC hebben betaald, heeft het ziekenhuis de vergoeding waarop zij aanspraak maakte met betalingen aan de maatschap PC voor verleende zorg aan andere patiënten verrekend. Voorts betwist [gedaagde] de nota en de daaraan ten grondslag liggende specificatie op de volgende gronden: - Er is geen uurtarief van € 200,= overeengekomen. - [gedaagde] is aangesproken tot betaling van de helft van de vordering die de maatschap A stelt te hebben op de maatschap PC. De specificatie had derhalve betrekking dienen te hebben op alle door de maatschap PC uitgevoerde operaties in plaats van op enkel de door [gedaagde] uitgevoerde operaties. Bovendien opereerde [gedaagde] meer dan [naam maatschapslid] zodat de specificatie geen reëel beeld geeft van de in rekening gebrachte werkzaamheden. - Op de specificatie komen patiënten voor die ingrepen hebben ondergaan die deels onder verzekerde en deels onder niet-verzekerde zorg vallen. De tijd die is besteed aan verzekerde zorg behoort niet te worden opgevoerd op deze specificatie, die betrekking heeft op geleverde diensten ten behoeve van niet-verzekerde zorg. Ten onrechte is de totale operatie als bruto OK-tijd opgenomen in de specificatie. - De opgevoerde tijdsduur van een aantal operaties klopt niet. 5. De beoordeling 5.1. De maatschap A heeft diensten geleverd ten behoeve van de maatschap PC in het kader van niet-verzekerde zorg. In geschil is of [gedaagde] hiervoor aan de maatschap A moet betalen op grond van een volgens de maatschap A met de maatschap PC gesloten overeenkomst. De maatschap A heeft ter comparitie ter toelichting gesteld dat er met de maatschap PC afspraken zijn gemaakt over de niet-verzekerde zorg, namelijk dat de maatschap A € 200,= per uur zou ontvangen voor verrichte anesthesiewerkzaamheden en dat de maatschap PC de betalingen van de patiënten zou innen. Op grond van deze overeenkomst vordert ze betaling van [gedaagde] van de helft van de nota die betrekking heeft op geleverde diensten. [gedaagde] heeft ter comparitie toegelicht dat er wel gesprekken zijn gevoerd tussen de beide maatschappen, maar dat dit niet heeft geresulteerd in enige overeenkomst. 5.2. De rechtbank overweegt als volgt. [gedaagde] heeft, gelet op het bovenstaande, de door de maatschap A gestelde overeenkomst voldoende gemotiveerd betwist. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna Rv) draagt de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten de bewijslast daarvan. Nu de maatschap A betaling vordert van de helft van de nota op grond van een overeenkomst tussen haar en de maatschap PC, rust op haar de bewijslast van die overeenkomst. De maatschap A zal dan ook worden opgedragen te bewijzen dat de maatschappen zijn overeengekomen dat de maatschap A tegen betaling van € 200,= per uur anesthesiologische diensten zal leveren ten behoeve van de maatschap PC in het kader van niet-verzekerde zorg. 5.3. Indien de maatschap A slaagt in het haar opgedragen bewijs liggen de verweren van [gedaagde] ten aanzien van de gespecificeerde nota ter beoordeling voor. [gedaagde] heeft de nota en de specificatie hiervan gemotiveerd betwist. Ingevolge art 150 Rv ligt de bewijslast van de hoogte van het door haar gevorderde bedrag dan op de maatschap A. Om proceseconomische redenen draagt de rechtbank de maatschap A nu reeds op om bewijsstukken over te leggen om daarmee inzicht te verschaffen in alle geleverde diensten aan de maatschap PC die ten grondslag liggen aan het totale notabedrag. Daarbij dient, gelet op de verweren, ook inzicht te worden verschaft in de bruto ok-tijd van de operaties en in hoeverre er sprake was van niet-verzekerde zorg danwel combinatie-ingrepen waarbij sprake was van zowel verzekerde als niet-verzekerde zorg. 5.4. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven. 5.5. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging. 5.6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. 6. De beslissing De rechtbank 6.1. draagt de maatschap A op te bewijzen dat de maatschappen A en PC zijn overeengekomen dat de maatschap A tegen betaling van € 200,= per uur anesthesiologische diensten zal leveren ten behoeve van de maatschap PC in het kader van de niet-verzekerde zorg, 6.2. draagt de maatschap A op om uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor bewijsstukken te overleggen zoals is overwogen in rechtsoverweging 5.3, 6.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 23 april 2008 voor uitlating door de maatschap A of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel, 6.4. bepaalt dat de maatschap A, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen, 6.5. bepaalt dat de maatschap A, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juni tot en met augustus 2008 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald, 6.6. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het gerechtsgebouw te Zutphen aan de Martinetsingel 2, 6.7. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen, 6.8. houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2008.