Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC9767

Datum uitspraak2008-04-02
Datum gepubliceerd2008-04-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers289473 / HA ZA 07-1962
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onrechtmatige daad. Sexuele intimidatie. Immateriële schadevergoeding


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 289473 / HA ZA 07-1962 Uitspraak: 2 april 2008 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: [eiseres], wonende te Spijkenisse, eiseres, procureur en advocaat mr. J.F.J. van den Hoek, - tegen - [gedaagde], wonende te Rotterdam, gedaagde, procureur en advocaat mr. P.V. Hübner. 1 Het verloop van het geding 1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: dagvaarding d.d. 26 juli 2007 en de door eiseres overgelegde producties; conclusie van antwoord; conclusie van repliek, met producties; de stukken van het op 23 juli 2007 ten verzoeke van eiseres gelegde conservatoire beslag. 1.2 Ter rolle van 30 januari 2008 is akte non conclusie verleend aan gedaagde ter zake de conclusie van dupliek. 2 De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast: 2.1 Eiseres, geboren in 1987, is de dochter van gedaagde. 2.2 Bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank d.d. 3 maart 2005 is gedaagde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens - kort gezegd - ernstig seksueel misbruik van eiseres in de periode van 1 januari 1997 tot en met 1 januari 2003. 2.3 G. Oostrom, gz-psycholoog, heeft naar aanleiding van twee intake gesprekken op 1 februari 2006 een intakeverslag opgesteld. Dit verslag luidt - voor zover relevant - als volgt: “Aanmeldingsklachten/probleembeschrijving [eiseres] is van haar 10de tot haar 15de seksueel misbruikt door haar vader. Vanaf zomer 2005 ontstonden de paniekaanvallen. Klachtenbeeld nu: Ze kan snel geïrriteerd reageren bij het minste of geringste. Ze reageert spanningen af op haar jongere zus. Ze zoekt dan ook vaak de rust op van haar eigen kamer. Met name als ze het rustig heeft kan ze paniekaanvallen krijgen. Af en toe heeft ze dan herbelevingen. Ze is dan bang om vader tegen te komen. (tot heden is vader elk verlof verboden). Bij een paniekaanval heeft ze last van hyperventilatie, een lam gevoel in arm en been, en trillen van het gehele lichaam. Tijdens zo’n aanval heeft ze wel eens suïcidegedachten gehad, maar het is nog nooit tot een TS gekomen. Ontspanningsoefeningen werken niet. Een paniekaanval kan 1 tot 1½ uur duren. [eiseres] geeft aan dat de laatste tijd de paniekaanvallen wat minder voorkomen, maar staat de onrust en agressie wat meer op de voorgrond. Ze zit op fitness en wil zo sterk worden om vader in elkaar te slaan. Ook slaapwandelt ze. (…) Op school heeft ze last van concentratieproblemen. Ze heeft veel moeite met het vak psychologie omdat “het” dan te dichtbij komt. Ze kan en wil (nog) niet vertellen wat er precies gebeurd is, wellicht dat dit bij een vrouwelijke hulpverlener laagdrempeliger is. (…) Voorlopige conclusie Bij [eiseres] is er sprake van een posttraumatische stresstoornis als gevolg van incest door haar vader van haar 10de tot haar 15de jaar. Ook zijn er aanwijzingen voor een dissociatie als afweer. [eiseres] is volstrekt loyaal aan haar moeder, verwijt haar niets, maar de positie van moeder momenteel in het gezin is uit de intake niet duidelijk geworden. Momenteel staat een rationele afweer op de voorgrond en is [eiseres] bang voor de gevolgen van het verwerken van de incest. Voor behandeling is een vrouwelijke therapeut geïndiceerd. Allereerst is voor de behandeling essentieel dat haar omgeving haar veel veiligheid kan bieden (verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij moeder) en een inschatting van haar ego gemaakt wordt of deze sterk genoeg is om de gevolgen van therapie gericht op verwerking te kunnen dragen. DSM IV-TR AS I: (…) Posttraumatische stresstoornis AS II:(…) uitgesteld (…) AS IV: Gestopte incest door vader; zussen eveneens incestslachtoffer; eenoudergezin. Voorgenomen methode Individuele egoversterkende gesprekken. Daarnaast psychologisch onderzoek om sterkte-zwakte-analyse op te maken. (wat is haar draagkracht): Niveaubepaling en persoonlijkheidsonderzoek.(…)”. 2.4 Naar aanleiding van het psycho-diagnostisch onderzoek is op 23 maart 2006 een verslag opgesteld door M. Hoogeveen, gz-psycholoog. Dit verslag luidt - voor zover relevant - als volgt: “Samenvatting en conclusie (…) Ten aanzien van de behandeling lijkt het wenselijk aan het vergroten van copingmechanismen te werken met [eiseres]. In deze fase van haar ontwikkeling en op basis van haar persoonlijkheidskenmerken wordt verwerking van gebeurtenissen uit het verleden afgeraden. Disfunctioneren op andere ontwikkelingsgebieden zou een negatief gevolg hiervan kunnen zijn. Voortzetting van de behandeling zoals deze reeds werd opgestart door Dhr. Oostrom blijft voorlopig geïndiceerd.” 2.5 Het door A.C. Mosselman, klinisch psycholoog, opgestelde behandelplan d.d. 26 oktober 2006 luidt - voor zover relevant - als volgt: “Te behandelen problematiek Seksueel misbruik problematiek en gevolgen daarvan in het heden zoals depressie/depersonalisatie en problemen met impuls controle en onrust. Lijkt gepantserd en heeft een houding van mij raak je niet, daaronder gaat een kwetsbaarheid en behoefte aan affectie verborgen. (…) Methode Traumatherapie en schematherapie om holding te bieden zodat het trauma in een veilige context doorgewerkt kan worden. Afspraken Wekelijkse therapie, die haalbaar is qua belastbaarheid, naast opleiding en stage. De opleiding vervolgen in activiteiten ondernemen in het dagelijks leven zijn nodig voor het zelfgevoel.” 3 De vordering De vordering luidt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagde te veroordelen om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 25.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening, dan wel een zodanige uitspraak te doen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure, alsook in alle door een deurwaarder te maken kosten ter zake van betekening, executie e.d. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft eiseres aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd: 3.1 Gedaagde heeft een onrechtmatige daad gepleegd jegens eiseres door de feiten te plegen waartoe hij is veroordeeld. Gedaagde heeft schuld aan het plegen van deze feiten. 3.2 Eiseres heeft (met name immateriële) schade geleden door de door gedaagde gepleegde onrechtmatige daad. Zij is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis. 3.3 Er is sprake van een oorzakelijk verband tussen het onrechtmatige gedrag van gedaagde en de door eiseres geleden (psychische) schade. 3.4 De gevorderde (immateriële) schadevergoeding van € 25.000,-- is gerechtvaardigd, in aanmerking nemende de aard en de ernst van het lichamelijk en psychische letsel, alsmede de aard van de aan gedaagde verweten gedragingen. Bovendien is aan de zus van eiseres in een vergelijkbare zaak bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2006 eenzelfde bedrag aan schadevergoeding toegekend. . 4 Het verweer Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van eiseres in de kosten van het geding. Gedaagde heeft daartoe het volgende aangevoerd: 4.1 Gedaagde betwist de feiten die hem ten laste zijn gelegd en die bewezen zijn verklaard, te hebben erkend. 4.2 Gedaagde is nimmer door eiseres aansprakelijk gesteld voor enige door haar geleden schade althans eiseres heeft nimmer een bedrag aan immateriële schadevergoeding van € 25.000,-- van gedaagde gevorderd. 4.3 Gedaagde betwist dat eiseres schade heeft geleden. Eiseres heeft onvoldoende gesteld of omschreven waaruit haar (psychische) schade bestaat. Een ondersteunende verklaring van een deskundige ter zake de gestelde posttraumatische stressstoornis ontbreekt. 4.4 Indien komt vast te staan dat eiseres schade lijdt of heeft geleden, geldt dat gedaagde niet aansprakelijk is voor enige door eiseres geleden schade nu het oorzakelijk verband tussen het door gedaagde gepleegde seksueel misbruik en de vermeende schade niet aanwezig is althans onvoldoende onderbouwd. 4.5 Gedaagde betwist de hoogte van de door eiseres gevorderde schadevergoeding. 4.6 Ter zake het causaal verband en de hoogte van de schadevergoeding kan geen aansluiting worden gezocht bij de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 maart 2006 inzake de zus van eiseres, nu de feiten en omstandigheden, en met name de gestelde delictsperiode, in beide zaken van elkaar verschillen. 4.7 De vast te stellen schadevergoeding dient te worden gematigd gelet op de vermogenspositie en de persoonlijke omstandigheden van gedaagde. Als omstandigheden gelden dat gedaagde een straf van 30 maanden heeft uitgezeten, dat hij zijn baan is kwijt geraakt, dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is verklaard, dat hij conform de door de rechtbank opgelegde bijzondere voorwaarde een behandeling heeft ondergaan in “Het Dok” te Rotterdam, een centrum voor ambulante forensische psychiatrie, alsmede dat hij weliswaar recht heeft op een bedrag uit overwaarde van de verkoop van de echtelijke woning maar dat hij daarvan een groot deel dient aan te wenden voor de afbetaling van schulden alsmede herinrichting van een nieuwe woning. 5 De beoordeling 5.1 Het vonnis van 3 maart 2005 - dat onherroepelijk is en op tegenspraak gewezen - levert op grond van artikel 161 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dwingend bewijs op van het feit dat gedaagde eiseres in de periode van 1 januari 1997 tot en met 1 januari 2003 door geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Het door gedaagde gedane bewijsaanbod is niet voldoende concreet ten aanzien van de te bewijzen feiten noch ten aanzien van de wijze waarop bewijsvoering zou moeten plaatsvinden om te dienen als een aanbod tot het leveren van tegenbewijs tegen het dwingende bewijs zoals dat uit voornoemd strafvonnis volgt. Het door de rechtbank bewezen verklaarde feit wordt derhalve in de onderhavige procedure als vaststaand aangenomen. 5.2 Mede gelet op de veroordeling door de rechtbank moet worden aangenomen dat het bewezenverklaarde feit gedaagde dient te worden toegerekend. Gedaagde is derhalve jegens eiseres aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad en is in beginsel gehouden om de schade die eiseres heeft geleden als gevolg van deze onrechtmatige daad te vergoeden. 5.3 Het verweer van gedaagde dat hij door eiseres nimmer aansprakelijk is gesteld voor de door haar geleden schade, passeert de rechtbank als niet terzake doende voor de beoordeling in deze procedure. 5.4 Eiseres heeft bij dagvaarding gesteld dat zij lijdt aan een posttraumatische stressstoornis als gevolg van het onrechtmatig handelen van gedaagde. Gedaagde heeft bij conclusie van antwoord betwist dat eiseres (psychische) schade heeft geleden, in dit verband onder meer aanvoerend dat een ondersteunende verklaring van een deskundige ter zake de gestelde posttraumatische stressstoornis ontbreekt. Voorts heeft gedaagde het bestaan van een causaal verband tussen het seksueel misbruik en de gestelde schade betwist. Eiseres heeft bij conclusie van repliek een intakeverslag, een onderzoeksverslag en een behandelplan, opgesteld door diverse psychologen van de GGZ Groep Europoort, overgelegd. Uit deze documenten volgt dat bij eiseres sprake is van een posttraumatische stressstoornis als gevolg van seksueel misbruik door haar vader van haar 10de tot haar 15de jaar en dat behandeling is geïndiceerd. Hierop is door gedaagde niet gereageerd. De rechtbank neemt derhalve als vaststaand aan dat eiseres lijdt aan een posttraumatische stressstoornis als gevolg van het seksueel misbruik door gedaagde en dat behandeling is geïndiceerd. 5.5 Het voorgaande leidt ertoe dat eiseres naar het oordeel van de rechtbank recht heeft op vergoeding van immateriële schade in de zin van artikel 6:106 lid 1 onder b BW. Bij het bepalen van de omvang van de immateriële schade van eiseres dienen de aard en de ernst van het (psychische) letsel, alsmede de aard van de aan gedaagde verweten gedraging, maatstaf te vormen. Tevens dient hierbij naar het oordeel van de rechtbank de door haar bij vonnis van 3 maart 2005 aan de zus van eiseres toegekende immateriële schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. Hetgeen in het intakeverslag, het onderzoeksverslag en het behandelplan wordt omschreven geeft een helder en overtuigend beeld van de (psychische) gevolgen voor eiseres. Niet valt in te schatten of, en zo ja in hoeverre, de gevolgen voor eiseres hetzelfde zijn en/of zullen blijven als de gevolgen voor haar zus. Echter, in aanmerking nemende dat beide zussen lijden aan een posttraumatische stressstoornis, welke het gevolg is van het jarenlang seksueel misbruikt zijn door hun vader, bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om voor eiseres een andere inschatting te maken van de (te verwachten) gevolgen van het onrechtmatig handelen van haar vader als bij haar zus. Er is derhalve voor de rechtbank ook geen aanleiding om aan eiseres een ander bedrag aan (immateriële) schadevergoeding toe te kennen als aan de zus van eiseres. Het voorgaande in aanmerking nemende, stelt de rechtbank de schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 25.000,--. Dit bedrag zal aan eiseres worden toegewezen. 5.6 Gelet op de aard van de aansprakelijkheid, de ernst van het bewezen verklaarde strafrechtelijk feit en de aard van de schade ziet de rechtbank geen aanleiding tot matiging van voormelde schadevergoeding. 5.7 Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die van het beslag daaronder begrepen. Nu aan eiseres een toevoeging is verleend, dient de betaling van de proceskosten op de hieronder vermelde wijze plaats te vinden. 5.8 Indien en voor zover eiseres bedoeld heeft nakosten te vorderen, geldt dat dit deel van de vordering nog niet toewijsbaar is gelet op het bepaalde in artikel 237 lid 4 Rv. Het zal derhalve worden afgewezen. 6 De beslissing De rechtbank, veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen het bedrag van € 25.000,-- (zegge: vijfentwintigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 juli 2007 tot aan de dag der voldoening; veroordeelt gedaagde in de proceskosten, die van het beslag daaronder begrepen, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres bepaald op € 2.690,82, waarvan te voldoen: a aan de griffier van deze rechtbank (rekeningnummer 19 23 25 892, ten name van MvJ Arrondissement Rotterdam [545]), onder vermelding van zaak- en rolnummer): € 339,-- aan in debet gesteld vast recht; € 403,82 aan overige verschotten; € 1.737,-- aan salaris voor de procureur; -------- + € 2.479,82 b aan de procureur van eiseres: € 211,-- voor het niet in debet gestelde deel van het vast recht; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker.