Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC9775

Datum uitspraak2005-07-19
Datum gepubliceerd2008-04-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-005400-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte niet in zijn belangen/verdediging geschaad door verbeterde (aanvullende) lezing van personalia (duiding als rechtspersoon in plaats van natuurlijk persoon, in welke eerste hoedanigheid hij -bij vergissing- was gedagvaard). OM vorderde (primair) niet-ontvankelijkheid in zijn recht tot vervolging.


Uitspraak

arrestnummer: rolnummer: 23-005400-04 datum uitspraak: 19 juli 2005 TEGENSPRAAK VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 18 augustus 2004 in de strafzaak onder parketnummer 15-054124-03 van het openbaar ministerie tegen [naam verdachte] Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 18 augustus 2004 en op de terechtzitting in hoger beroep van 5 juli 2005. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad. De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie De advocaat-generaal heeft primair gerequireerd tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie omdat de rechtspersoon [h.o.d.n. ABC] is gedagvaard in plaats van de natuurlijke persoon [A.B. van Cc], subsidiair bewezenverklaring en veroordeling tot eenzelfde straf en maatregel als door de politierechter is opgelegd. Het hof stelt vast dat op de dagvaarding (zowel in eerste als in tweede aanleg) slechts vermeld staan de initialen [h.o.d.n. ABC] van de natuurlijke persoon [A.B. van Cc]. Uit de stukken van het voorbereidend onderzoek en ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte zich soms van zijn volledige naam bedient en soms volstaat met zijn initialen als duiding voor zijn eenmanszaak. Hij manifesteert zich ook aldus in het handelsverkeer en voelt zich op beide manieren aangesproken. Ook wordt een en hetzelfde adres gebruikt. Aangezien in deze zaak geen sprake is van een rechtspersoon in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht en het voor de verdachte, die in eerste aanleg werd bijgestaan door een raadsman, evident duidelijk was dat hij de geadresseerde was van de in de dagvaarding verweten gedraging, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat is beoogd de natuurlijke persoon [A.B. van Cc] te vervolgen. Laatstgenoemde is zowel in de eerste als in de tweede aanleg verschenen na telkens te zijn gedagvaard als [h.o.d.n. ABC] en heeft zich met betrekking tot het hem ten laste gelegde verdedigd. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de -kennelijk bij vergissing onvolledige- adresgegevens als volgt dienen te worden aangevuld: [A.B. van Cc. h(andelend) o(nder) d(e) n(aam) ABC], zijnde verdachte door deze correctie niet in zijn verdediging noch in zijn belangen geschaad. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in zijn vervolging van bedoelde natuurlijke persoon. Vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Bewezengeachte Het hof is van oordeel dat de trekkerhuizen/pistoolgrepen, hoewel van oorsprong bedoeld voor een wapen dat valt in categorie II ten 2e van de Wet wapens en munitie, ook geplaatst kunnen worden op een wapen dat valt in categorie III ten 1e van voornoemde wet zonder dat een categorie III-wapen daardoor een categorie II-wapen wordt. Derhalve zal het hof verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 19 maart 2003 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, zonder consent wapens van categorie II (onder 2), te weten 526 schuifkolven met sluitveerstang en met sluitveer, heeft doen binnenkomen vanuit Iran. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Strafbaarheid van het bewezengeachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezengeachte levert op: Handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte heeft aangevoerd dat hij informatie heeft ingewonnen bij de heer [naam] van de politie Woerden met de vraag of de kolven wel of geen essentieel onderdeel van het wapen waren, waarop werd geantwoord dat voor de zending wapenonderdelen geen consent nodig was. Dit verweer wordt ten aanzien van de schuifkolven met sluitveer en sluitveerstang verworpen. Uitgangspunt is dat voor degene die zich bedrijfsmatig bezighoudt met de invoer van wapens de verplichting bestaat om zich op de hoogte te stellen van de regelgeving dienaangaande. Verdachte heeft niet aan deze verplichting voldaan, nu hij weliswaar heeft gevraagd bij de politie te Woerden of kolven al dan niet een essentieel onderdeel van het wapen zijn, maar hij niet heeft gevraagd of schuifkolven met een sluitveer en met sluitveerstang al dan niet een essentieel onderdeel van het wapen zijn. Aldus heeft verdachte bij de bedrijfsuitoefening ten aanzien van de schuifkolven met sluitveer en sluitveerstang zich er onvoldoende van vergewist of hij met betrekking tot de schuifkolven met sluitveer en sluitveerstang mocht handelen gelijk hij heeft gehandeld, zodat er weliswaar, indien de lezing van verdachte wordt aanvaard, is gedwaald omtrent de norm, maar deze rechtsdwaling niet verontschuldigbaar is omdat de dwaling in de hand is gewerkt door onzorgvuldigheid van de dwalende zelf. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is. Oplegging van straf De politierechter in de rechtbank te Haarlem heeft de verdachte veroordeeld tot, kort weergegeven, een geldboete van € 1.200,--, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en heeft voorts diverse wapenonderdelen onttrokken verklaard aan het verkeer. Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft subsidiair gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de politierechter is opgelegd. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van wapens van categorie II, terwijl hij daar geen consent voor had. Verdachte deed dit uitsluitend om financiële redenen. Het aldus invoeren van wapens vergroot de maatschap¬pelijke onveiligheid. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 1 juni 2005, is verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. De hierna als zodanig te melden inbeslaggenomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het bewezengeachte zijn verkregen. Het hof acht, alles afwegende, verbeurdverklaring van de betreffende wapenonderdelen passend en geboden. Het hof is van oordeel dat het geval van artikel 33c van het Wetboek van Strafrecht zich niet voordoet. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 14 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar. Verklaart verbeurd na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 526 STK Diverse wapenonderdelen, te weten schuifkolven met sluitveerstang en met sluitveer. Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 999 STK Diverse wapenonderdelen, kleur zwart, te weten trekkerhuizen/pistoolgrepen. Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Nuis, Den Ottolander en Van Os-Lang, in tegenwoordigheid van mr. Van der Drift, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juli 2005.