Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC9806

Datum uitspraak2008-04-08
Datum gepubliceerd2008-04-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607209-06 + ad info's, 07.603436-06 en 07.607087-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

bewijs verduistering van misdrijf afkomstig gemotiveerde vrijspraak poging doodslag


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnummers: 07.607209-06 + ad info’s, 07.603436-06 en 07. 607087-07 Datum: 8 april 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], [geboortedatum] [woonplaats]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.I. Roos, advocaat te Almere. De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het bij parketnummer 07.607209-06 onder 1. primair, 2 en 3. alsmede de onder 1. tot en met 6. ad info gevoegde feiten, ter zake van het bij parketnummer 07.603436-06 en ter zake van het bij parketnummer 07.607087-07 onder 1. tot en met 3. ten laste gelegde tot: - een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar; - een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek; alsmede: - ter zake van het bij de parketnummers 07.607209-06 onder 3. en 07.607087-07 onder 3. tenlastegelegde voor elk van beide feiten een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van telkens 9 maanden op te leggen; - ter zake van parketnummer 07.607209-06 onder 1. de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 350,-- toe te wijzen, met toepassing van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht; - op te heffen het geschorste bevel voorlopige hechtenis. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlasteleggingen) BEWIJS De verdachte dient van het bij parketnummer 07.607087-07 onder 1. en 3. ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De raadsman heeft ter zake van het bij parketnummer 07.607087-07 onder 1. ten laste gelegde aangevoerd dat het feit niet valt te kwalificeren als verduistering, aangezien de verdachte van meet af aan de bedoeling heeft gehad de benzine te stelen en hij de benzine aldus door misdrijf onder zich had. Aangezien verduistering en geen diefstal ten laste is gelegd, dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken, aldus de raadsman. De rechtbank is van oordeel, dat uit de voorhanden zijnde stukken en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting niet bewezen kan worden dat verdachte de benzine reeds anders dan door misdrijf onder zich had en zal de verdachte om die reden daarvan vrijspreken. De raadsman heeft ter zake van het bij parketnummer 07.607087-07 onder 3. ten laste gelegde aangevoerd dat in het dossier geen stukken van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) aanwezig zijn, waaruit blijkt dat de verdachte in genoemde periode ervan op de hoogte was of had moeten zijn dat het op zijn naam gestelde rijbewijs ongeldig was verklaard. De rechtbank constateert dat zich in het dossier weliswaar een ook aan de verdachte ter terechtzitting voorgehouden brief van de Rijksdienst voor het Wegverkeer d.d. 6 juni 2007 bevindt waarin te lezen is dat het rijbewijs van verdachte op 15 februari 2005 ongeldig is verklaard, maar verder is er geen enkel ander bewijsmiddel waaruit volgt dat verdachtes rijbewijs in of omstreeks de periode van 30 januari 2007 tot en met 20 februari 2007 ongeldig was verklaard. De rechtbank zal de verdachte daarom van dit feit vrijspreken. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van het bij parketnummer 07.607209-06 onder 1. primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat de opzet van de verdachte om [sl[slachtoffer] van het leven te beroven ontbreekt. De rechtbank verwerpt dit verweer. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel iemand op de weg heeft zien staan, maar dat hij niet heeft gezien dat dit een agent was. De rechtbank overweegt dat de verdachte, die naar eigen zeggen reed met een snelheid van 70 à 80 kilometer per uur terwijl ter plaatse een snelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan, door met een onverminderde snelheid door te rijden terwijl hij zag dat er iemand op de weg stond, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij deze persoon daarbij van het leven zou beroven. Dat [slachtoffer] op het laatste moment heeft kunnen wegspringen en dat het daardoor bij verwondingen aan [slachtoffer]s rechtervoet is gebleven, is een omstandigheid waarvan verdachte niet heeft kunnen uitgaan. Dat verdachte al dan niet gezien zou hebben dat de betreffende persoon een agent was is naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake. De rechtbank acht in de gegeven omstandigheden het (voorwaardelijke) opzet van verdachte op de dood van slachtoffer [slachtoffer] aanwezig. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte terzake het bij parketnummer 07.607209-06 onder 1. primair, 2. en 3., bij parketnummer 07.603436-06 en bij parketnummer 07.607087-07 onder 2. ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding) Van het bij parketnummer 07.607209-06 onder 1. primair, 2. en 3., bij parketnummer 07.603436-06 en bij parketnummer 07.607087-07 onder 2. meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: T.a.v. parketnummer 07.607209-06 Feit 1 primair Poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij de artikelen 287 en 45 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 2 Wederspannigheid, meermalen gepleegd strafbaar gesteld bij artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 3 Overtreding van artikel 163 lid 6 van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van deze wet. T.a.v. parketnummer 07.603436-06 Diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. T.a.v. parketnummer 07.607087-07 Feit 2 Diefstal, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten en de verdachte zijn deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de hiervoor bewezen verklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan gevaarzettend verkeersgedrag en vijf diefstallen, zoals valt af te leiden uit onderhavig dossier met parketnummer 607209-06 alsmede uit het ter kennisneming van de rechtbank bij de stukken gevoegde dossier met parketnummer 601245-06, en zoals ook door de verdachte ter terechtzitting is bevestigd. De rechtbank acht in beginsel, gelet op de ernst van het bij parketnummer 07.607209-06 onder 1. primair bewezen verklaarde feit, zijnde een poging tot een levensdelict, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Echter, gelet op de ter terechtzitting gebleken omstandigheid dat de verdachte net is afgekickt van zijn cocaïneverslaving die mede ten grondslag lag aan de bewezen en strafbaar verklaarde feiten en een detentie de positieve ontwikkeling die er op dit moment in zijn leven is zou doorbreken, heeft de rechtbank besloten geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Wel ziet de rechtbank aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf teneinde voor verdachte volkomen duidelijk te laten zijn dat verdachte de positieve ontwikkeling dient vast te houden en onder geen beding terug moet vallen in het plegen van strafbare feiten. Hoewel de eis zoals door de officier van justitie ter terechtzitting gedaan betrekking had op meer feiten dan de rechtbank thans bewezen heeft verklaard, acht de rechtbank de eis ter zake van de voorwaardelijke gevangenisstraf en de werkstraf passend en neemt deze over. Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 27 februari 2008. Benadeelde partij Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [sl[slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bij parketnummer 07.607209-06 onder 1. primair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op de overgelegde bescheiden en het verhandelde ter terechtzitting, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 350,--, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 350,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede op de artikelen 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING Het bij parketnummer 07.607087-07 onder 1. en 3. ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het bij parketnummer 07.607209-06 onder 1. primair, 2. en 3., bij parketnummer 07.603436-06 en bij parketnummer 07.607087-07 onder 2. ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het bij parketnummer 07.607209-06 onder 1. primair, 2. en 3., bij parketnummer 07.603436-06 en bij parketnummer 07.607087-07 onder 2. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden. De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 uren. De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf . De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag. terzake parketnummer 07.607209-06 onder 3: De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 9 maanden. De tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 voor het tijdstip waarop de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ingaat ingevorderd en ingehouden is geweest, zal op de duur van die ontzegging geheel in mindering worden gebracht. terzake parketnummer 07.607209-06 onder 1 primair: De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [sl[slachtoffer], [woonplaats], van een bedrag van € 350,-- . De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 350,--, ten behoeve van het slachtoffer [sl[slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. Aldus gewezen door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en S.E. Bins-Van Waegeningh, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2008. Mr. Bins-van Waegeningh voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.