Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC9982

Datum uitspraak2008-04-09
Datum gepubliceerd2008-04-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/600046-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak witwassen door middel van Hawala-bankieren. 1. Onvoldoende bewijs criminele herkomst van de tenlastegelegde geldbedragen. Uit het onderzoek is gebleken dat de verdachte geldbedragen heeft opgehaald bij [medeverdachte 1] die zich bezighield met Hawala-bankieren. Gebleken is dat aan [medeverdachte 1] in het kader van Hawala-bankieren ook gelden zijn afgegeven die afkomstig waren van de handel in verdovende middelen. Uit de bewijsmiddelen kan echter niet worden opgemaakt dat door de verdachte enig bedrag van [medeverdachte 1] is ontvangen dat terug te voeren is op dat geld. Dit betekent dat slechts dan tot bewezenverklaring van witwassen kan worden gekomen als er, (1) gelet op alle omstandigheden waaronder de verdachte bedragen ontving en afgaf, een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat sprake is van witwassen en (2) de verklaring die de verdachte over de herkomst van het geld geeft, niet de mogelijkheid inhoudt dat het geld een legale herkomst heeft. 2. Veroordeling terzake medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 3 van de Wet inzake de geldtransactiekantoren (het zonder registratie werkzaam zijn als geldtransactiekantoor)


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector strafrecht Parketnummer: 10/600046-07 Datum uitspraak: 9 april 2008 Tegenspraak VONNIS van de meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte: [naam verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (India), ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres], raadsman mr. J.C.C.M. Brand, advocaat te Velp. ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2008. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Meissen heeft gerequireerd tot: - bewezenverklaring van het onder 1 primair (gewoontewitwassen), 2 (opzettelijk begaan) en 3 impliciet primair ten laste gelegde; - veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 jaar, met aftrek van voorarrest; - bevel tot gevangenneming van de verdachte bij uitspraak. GELDIGHEID DAGVAARDING De raadsman heeft gesteld dat de dagvaarding wat betreft het onder feit 3 primair ten laste gelegde nietig is. Volgens de raadsman is als gevolg van de wijziging van de tenlastelegging door de officier van justitie de tenlastelegging van dit feit onleesbaar geworden. Dit verweer wordt verworpen. De tenlastelegging van feit 3 is na de wijziging door de officier van justitie weliswaar moeilijk leesbaar, maar niet onleesbaar. In de tenlastelegging wordt het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt, gelet ook op de verwijzing naar de toepasselijke strafbepalingen van artikel 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, voldoende duidelijk omschreven. Voorts is tijdens het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat het de verdachte duidelijk was waartegen hij zich diende te verdedigen. VRIJSPRAAK Met betrekking tot de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten wordt het volgende overwogen. Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is gebleken dat de verdachte geldbedragen heeft opgehaald bij de medeverdachte [medeverdachte 1]. Dit vindt bevestiging in onder meer de verklaring van [medeverdachte 1] en afgeluisterde telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en de verdachte. Volgens de verklaring van de verdachte haalde hij deze geldbedragen op voor een persoon genaamd ‘[voornaam persoon 1]’, die zich, aldus de verdachte, bezighield met Hawala-bankieren. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft eveneens verklaard aan Hawala-bankieren te doen. Uit het onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] in een periode van een jaar voor miljoenen aan euro’s heeft ontvangen en afgegeven. Voorts is gebleken (onderzoek Bayer) dat aan [medeverdachte 1] ook gelden zijn afgegeven die afkomstig waren van de handel in verdovende middelen. Echter, uit de bewijsmiddelen kan niet worden opgemaakt dat door de verdachte enig bedrag van [medeverdachte 1] is ontvangen dat terug te voeren is op dat geld. Dit betekent dat slechts dan tot bewezenverklaring van witwassen kan worden gekomen als er, (1) gelet op alle omstandigheden waaronder de verdachte bedragen ontving en afgaf, een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat sprake is van witwassen en (2) de verklaring die de verdachte over de herkomst van het geld geeft, niet de mogelijkheid inhoudt dat het geld een legale herkomst heeft. Weliswaar kan niet worden uitgesloten dat [medeverdachte 1] zich (mede) bezighield met “legaal” Hawala-bankieren, doch in de verklaring van de verdachte ontbreekt elke concrete aanwijzing voor de stelling dat de door hem ontvangen bedragen zijn afgegeven aan, althans bestemd waren voor begunstigden van het Hawala-systeem. Van zijn opdrachtgever ontbreekt elk spoor. Uit niets blijkt dat deze [voornaam persoon 1] daadwerkelijk bestaat. Verder heeft de verdachte omtrent degenen aan wie hij de bedragen afgaf niets concreets verklaard. Volgens hem gaf hij de bedragen af aan onbekenden die hem op een doorgegeven plaats en tijdstip aanspraken met ”Hi, friend”. Aldus heeft de verdachte niet een concrete en min of meer verifieerbare verklaring voor de geldtransacties gegeven. Het voorgaande leidt ten minste tot een sterk vermoeden dat de verdachte zich heeft beziggehouden met witwassen. Echter, voor het bewijs daarvan ontbreekt het aan aanvullende feiten of omstandigheden, aan de hand waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat het niet anders kan dan dat (een deel van) het geld een criminele herkomst heeft. Zo is van de verdachte niet bekend dat hij zich eerder bezig heeft gehouden met het plegen van strafbare feiten of heeft verkeerd in kringen waar zulks geschiedt. Naast [medeverdachte 1] is geen van de personen met wie de verdachte zaken deed, getraceerd of gehoord. Al met al oordeelt de rechtbank het beschikbare bewijsmateriaal niet voldoende om het ten laste gelegde witwassen bewezen te kunnen verklaren. De verdachte zal daarvan dan ook worden vrijgesproken. BEWEZENVERKLARING Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: 2. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2006 tot en met 17 april 2007, te Amsterdam, althans (elders) in Nederland en/of te Parijs, althans (elders) in Frankrijk en/of te Dubai, althans (elders) in de Verenigde Arabische Emiraten en/of Pakistan, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, , (telkens), opzettelijk als geldtransactiekantoor werkzaam is geweest, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar beroepsmatig en/of bedrijfsmatig ten behoeve van en/of op verzoek van [voornaam persoon 1] en/of [voornaam medeverdachte 1] en/of [persoon 2] en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) (opzettelijk) één of meer geldtransactie(s) uitgevoerd Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken. BEWIJSMOTIVERING De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen. NADERE BEWIJSOVERWEGING Werkzaam als geldtransactiekantoor: De raadsman heeft aangevoerd dat de handelingen die de verdachte heeft verricht, te weten het enkele op afroep ophalen en in ontvangst nemen van geldbedragen van [medeverdachte 1] en het voor [voornaam persoon 1] wegbrengen van geldbedragen naar andere personen, niet oplevert het als een geldtransactiekantoor werkzaam zijn als bedoeld in artikel 1 onder c van de Wet inzake de geldtransactiekantoren. Dit verweer wordt verworpen. De rechtbank is van oordeel dat het uit de bewijsmiddelen blijkende handelen van de verdachte onmiskenbaar valt te kwalificeren als het werkzaam zijn als een geldtransactiekantoor als bedoeld in artikel 1 onder c van de Wet inzake de geldtransactiekantoren. De gedragingen die door verdachte zijn verricht, vallen welhaast letterlijk samen met de tekst van deze bepaling. STRAFBAARHEID FEIT Het bewezen feit levert op: Medeplegen van overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 3 van de Wet inzake de geldtransactiekantoren, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd. Het feit is strafbaar. STRAFBAARHEID VERDACHTE De verdachte is strafbaar. STRAFMOTIVERING De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft, als geldkoerier, met zijn handelen de instandhouding van het hawala-bankieren bevorderd. Aldus heeft hij meegewerkt aan de mogelijkheden om buiten het zicht van de toezichthoudende autoriteiten om, internationaal geld betaalbaar te stellen. Het op deze wijze zonder registratie als geldtransactiekantoor werkzaam zijn is op zich reeds strafbaar. Daarenboven geldt dat deze vorm van financiële dienstverlening zich gemakkelijk laat misbruiken voor allerlei criminele, waaronder terroristische, doelen. Dergelijke, de illegaliteit faciliterende, activiteiten ondermijnen de integriteit van de (internationale) financiële dienstverlening en zorgen er mede voor dat het plegen van ernstige vormen van criminaliteit, waaronder de handel in harddrugs, lucratief is. Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 19 april 2007 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de gevangenneming van de verdachte gevorderd, met ingang van de datum van de uitspraak in de strafzaak. Deze vordering wordt afgewezen nu er naar het oordeel van de rechtbank geen gronden voor de voorlopige hechtenis aanwezig zijn. IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN Van de Lijst met inbeslaggenomen voorwerpen is een kopie als bijlage, aangeduid als A1 tot en met A4, aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. De officier van justitie heeft gevorderd om de op de Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde geldbedragen verbeurd te verklaren en de overige op de Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde voorwerpen terug te geven aan de verdachte. De rechtbank overweegt het volgende: De op de lijst van inbeslagggenomen voorwerpen genoemde voorwerpen nummers 29, 30, 31, 32 en 33 zullen worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met betrekking tot en met behulp van deze voorwerpen begaan. Niet is kunnen worden vastgesteld aan wie deze voorwerpen toebehoren. Ten aanzien van de overige op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde voorwerpen (nummers 1 tot en met 28 en 34) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 33, 33a, 33b, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1 (onder 2), 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten. BESLISSING De rechtbank: - verklaart de dagvaarding geldig; - verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; - verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij; - stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit; - verklaart de verdachte strafbaar; - veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 (zes) maanden; - beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht; - beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de Lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt: - verklaart verbeurd: de nummers 29, 30, 31, 32 en 33 - gelast de teruggave aan verdachte van: de nummers 1 tot en met 28 en 34; - wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte. Dit vonnis is gewezen door: mr. Mul, voorzitter, en mrs. Rijperman en Van der Ven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erve, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2008. Bijlage bij vonnis d.d. 9 april 2008 van [naam verdachte], parketnummer 10/600046-07 : TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING 1. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 april 2006 tot en met 16 april 2007, te Amsterdam en/of te Vleuten (gemeente Utrecht), althans (elders) in Nederland en/of te Dubai, althans (elders) in de Verenigde Arabische Emiraten en/of Pakistan, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen en daar (telkens) (krachtens die gewoonte), meermalen, (een) (grote) geldbedrag(en) (telkens) (in contanten), te weten (in totaal) ongeveer 40.000.000,- euro, althans (een) (grote) geldbedrag(en), ontvangen van (onder meer) - [voornaam persoon 1] en/of - [voornaam medeverdachte 1] en/of - [persoon 4] en/of - één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) en/of (meermalen) (een) (grote) geldbedrag(en) verzonden en/of afgegeven aan - [persoon 3] en/of - [persoon 5] en/of - [persoon 6] en/of - één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en), althans heeft/hebben verdachte en/of zijn (mede)daders(s) voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden gehad, terwijl ten aanzien van die/dat geldbedrag(en) - (telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing werd(en) verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van die/dat geldbedrag(en), of wie die/dat geldbedrag(en), voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren van de handel in verdovende middelen, althans uit enig misdrijf en/of - hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) die/dat geldbedrag(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen en/of overdragen en/of omzetten van die/dat geldbedrag(en), althans van enig(e) geldbedrag(en), wist(en) dat die/dat geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren van de handel in verdovende middelen, althans uit enig misdrijf; artikel 420ter Wetboek van Strafrecht artikel 47 Wetboek van strafrecht Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 april 2006 tot en met 16 april 2007 te Amsterdam en/of te Vleuten (gemeente Utrecht), althans (elders) in Nederland en/of te Dubai, althans (elders) in de Verenigde Arabische Emiraten en/of Pakistan, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten (een) (grote) geldbedrag(en), in die periode (telkens) (in contanten), te weten (totaal) ongeveer 40.000.000,- euro (telkens) heeft/hebben ontvangen van (onder meer) - [voornaam persoon 1] en/of - [persoon 4] en/of - [voornaam medeverdachte 1] en/of - één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) en/of verzonden en/of afgegeven aan - [persoon 3] en/of - [persoon 5] en/of - [persoon 6] en/of - één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en), althans heeft/hebben verdachte en/of zijn (mede)dader(s) voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden gehad, terwijl ten aanzien van die/dat (grote) geldbedrag(en) - (telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing werd(en) verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van die/dat geldbedrag(en) en/of die/dat geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf en/of - hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) die/dat geldbedrag(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen en/of overdragen en/of omzetten van die/dat geldbedrag(en), althans van enig(e) geldbedrag(en), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf; artikel 420bis lid 1 aanhef en onder b Wetboek van Strafrecht artikel 420quater lid 1 aanhef en onder b Wetboek van Strafrecht artikel 47 Wetboek van Strafrecht 2. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2006 tot en met 17 april 2007, te Amsterdam, althans (elders) in Nederland en/of te Parijs, althans (elders) in Frankrijk en/of te Dubai, althans (elders) in de Verenigde Arabische Emiraten en/of Pakistan, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, (telkens), al dan niet opzettelijk als geldtransactiekantoor werkzaam is geweest, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar beroepsmatig en/of bedrijfsmatig ten behoeve van en/of op verzoek van [voornaam persoon 1] en/of [voornaam medeverdachte 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en) (opzettelijk) één of meer geldtransactie(s) uitgevoerd (met een totale waarde van ongeveer 53.000.000,- euro); De in de tenlastelegging van dit feit gebezigde termen en begrippen worden voor zover daar in de Wet inzake de geldtransactiekantoren betekenis aan is gegeven, in die betekenis gebezigd. Artikel 3 Wet inzake de geldtransactiekantoren en artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten 3. hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 14 mei 2007 te Vleuten (gemeente Utrecht), althans (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van (in totaal) 88.540,- euro, althans (een) (grote) geldrag(en), (telkens) (in contanten) heeft/hebben ontvangen van (onder meer) - [voornaam persoon 1], te weten een geldbedrag van in totaal 80.560,- euro en/of - [voornaam medeverdachte 1] en/of - één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) en/of verzonden en/of afgegeven aan (onder meer) - [persoon 3] en/of - [persoon 5] en/of - [persoon 6] en/of - één of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en), althans heeft/hebben verdachte en/of zijn (mede)dader(s) voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden gehad, terwijl ten aanzien van (onder meer) die/dat (grote) geldbedrag(en) - (telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing werd(en) verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van die/dat geldbedrag(en) en/of die/dat geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf en/of - hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) die/dat geldbedrag(en) heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen en/of overdragen en/of omzetten van die/dat geldbedrag(en), althans van enig(e) geldbedrag(en), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf; artikel 420bis lid 1 aanhef en onder b Wetboek van Strafrecht artikel 420quater lid 1 aanhef en onder b Wetboek van Strafrecht artikel 47 Wetboek van Strafrecht