Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0054

Datum uitspraak2008-04-22
Datum gepubliceerd2008-04-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/710011-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medewerker die werkzaamheden verricht voor financiële administratie van Stichting Museum Buurtspoorweg te Haaksbergen, verduistert € 88.860. Mede gelet op tijdsverloop gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden en drie dagen voorwaardelijk, 240 uur werkstraf en terugbetaling van € 88.860 aan de Stichting. Stichting niet-ontvankelijk in resterend deel geldvordering ter hoogte van € 91.390,=.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 08/710011-07 STRAFVONNIS Uitspraak: 22/4/2008 De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], [adres], terechtstaande ter zake dat: hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 22 december 2006, in de gemeente(n) Haaksbergen en/of Enschede en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van ongeveer 170.250,-- euro), in elk geval enig(e) geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de Stichting Museum Buurtspoorweg (te/in Haaksbergen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geldbedrag(en) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als (administratief en/of verkoop-) medewerker in dienst van genoemde Stichting onder zich had, althans waarover hij uit hoofde van die dienstbetrekking kon beschikken, in elk geval dat hij anders dan door misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; (parketnummer 08/710011-07); art 321 Wetboek van Strafrecht art 322 Wetboek van Strafrecht; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 22 december 2006, in de gemeente(n) Haaksbergen en/of Enschede en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van ongeveer 170.250 euro), in elk geval enig(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan de Stichting Museum Buurtspoorweg (te/in Haaksbergen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (parketnummer 08/710011-07); art 310 Wetboek van Strafrecht; Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen, waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen- waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij in de periode van 1 januari 2003 tot en met 22 december 2006, in Nederland, meermalen telkens opzettelijk een geldbedrag dat geheel toebehoorde aan de Stichting Museum Buurtspoorweg te Haaksbergen en welk geldbedrag verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als administratief en verkoopmedewerker in dienst van genoemde Stichting onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het ten laste gelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. Nadere bewijsoverweging: De raadsvrouw van verdachte heeft -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode wederrechtelijk geld heeft toegeëigend dat hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als medewerker van de Stichting Museum Buurtspoorweg onder zich had, maar niet tot het in de tenlastelegging vermelde totaalbedrag van € 170.250,= noch het door de officier van justitie ter terechtzitting bijgestelde bedrag van € 91.137,27. Door de raadsvrouw wordt het door verdachte verduisterde geld begroot op een bedrag van omstreeks € 17.500,=. De rechtbank overweegt dienaangaande: Naar aanleiding van een door de bedrijfsleider van bovengenoemde stichting gedane aangifte ter zake van verduistering, is door de politie een onderzoek gestart, waaruit blijkt dat verdachte uit hoofde van zijn functie onder meer was belast met het afstorten van dagopbrengsten bij de bank. Hiervoor worden door de stichting zogenoemde sealbags gebruikt, welke door de verantwoordelijke persoon samen met een stortingsformulier vermeldende het bedrag dat zich in de sealbag bevindt, in een stortingsautomaat bij de bank dienen te worden gedeponeerd. Bij een doorzoeking van de woning van verdachte op 2 januari 2007 worden naast administratieve bescheiden van de stichting, acht van deze sealbags aangetroffen over de jaren 2004, 2005 en 2006. Blijkens controle en berekening van de eveneens in de woning van verdachte aangetroffen bijbehorende stortingsformulieren wordt de inhoud van de sealbags vastgesteld op een totaalbedrag van € 22.895,=. Verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat hij de desbetreffende sealbags heeft open geknipt en het zich daarin bevindende geld heeft weggenomen. Voorts kan uit een door de verbalisant Old Wevelkate in het kader van het opsporingsonderzoek opgemaakt proces-verbaal d.d. 8 mei 2007 en het daarbij gevoegde overzicht bevattende een vergelijking van de bedragen die blijkens de betreffende dagstaten gestort hadden moeten worden op de rekening van de stichting en de daadwerkelijk op die rekening gestorte bedragen, (Bijlage D bij voormelde proces-verbaal) aan de hand van de stortingsformulieren die door verdachte zijn opgemaakt, naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam worden vastgesteld dat door verdachte -naast het voormelde door hem toegeëigende bedrag van € 22.895,=,- over de jaren 2004, 2005 en 2006, respectievelijk bedragen van € 3960,=, € 28.310,= en € 33.695,= derhalve in totaal een bedrag van € 65.965,= niet is gestort. De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden bieden -naast de overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen- naar het oordeel van de rechtbank voldoende feitelijke aanknopingspunten, om verdachte als pleger van verduistering te kunnen aanmerken tot een bedrag dat -in ieder geval- kan worden begroot op € 88.860,=. De rechtbank betrekt in dit oordeel mede de omstandigheid dat uit het door de politie ingestelde onderzoek is gebleken dat korte tijd na de door verdachte verzaakte afstortingen, op zijn privé-rekening bedragen zijn bijgeschreven die qua omvang veelal overeenkomen met de niet door hem gestorte bedragen. Ook het totaalbedrag aan stortingen die niet aantoonbaar uit reguliere inkomsten afkomstig zijn, komt overeen met voormeld bedrag van € 88.860,=. De omstandigheid dat verdachte heeft verklaard dat hij de niet door hem afgedragen, maar op zijn privérekening gestorte geldbedragen heeft aangewend voor de aanschaf van benodigdheden ten behoeve van de stichting, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Immers heeft verdachte -nog daargelaten of de verklaring van verdachte als juist kan en dient te worden aangemerkt- in dat geval eigenmachtig zonder daartoe door de stichting te zijn gemachtigd tot bedoeld handelen besloten en aldus als heer en meester over die gelden beschikt. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: "Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd", strafbaar gesteld bij artikel 322, juncto artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht; De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden , waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het ondergane voorarrest (89 dagen) en daarbij als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringstoezicht, met toewijzing van de civiele vordering van de Stichting Museum Buurt Spoorweg tot een bedrag van € 91.137,27, oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel, alsmede verbeurdverklaring van het onder verdachte inbeslaggenomen geld. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot het verrichten van een taak(werk)straf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis onvoorwaardelijk. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straffen en de maatregel behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Verdachte is, na in 1998 als vrijwilliger te zijn gestart bij de Stichting Museum Buurtspoorweg, aldaar in 2000 in vaste dienst gekomen. Vanaf die tijd heeft verdachte zich mede beziggehouden met het verzorgen van de financiële administratie van de stichting. Hiertoe behoorde onder meer het afstorten van de dagopbrengsten bij de bank. In het kader van deze werkzaamheden heeft verdachte gedurende de jaren 2004 tot en met 2006 diverse keren geen, althans onvolledige stortingen gedaan en de daarmee gepaard gaande gelden gehouden of eigenmachtig op zijn privérekening geboekt. Aldus heeft verdachte zich gedurende langere periode een aanzienlijk geldbedrag zoals hiervoor door de rechtbank begroot, wederrechtelijk toegeëigend . Daarmee heeft hij niet alleen het vertrouwen dat in hem werd gesteld op grove wijze beschaamd, maar ook de stichting financieel ernstig gedupeerd. Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank bij de straftoemeting in het bijzonder gelet op: - het op naam van verdachte staande uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 15 februari 2007, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake misdrijf met justitie in aanraking is geweest; - een voorlichtingsrapport betreffende verdachte van de Reclassering Nederland, unit Almelo d.d. 7 november 2007, opgemaakt door de reclasseringswerker B.C. Bast; - een rapport betreffende verdachte d.d. 22 februari 2008, opgemaakt door de zenuwarts C.J.F. Kemperman; Laatstgenoemde rapport houdt als conclusie onder meer in dat er ten tijde van de ten laste gelegde feiten bij verdachte geen sprake lijkt te zijn geweest van een psychia¬trische ziekte of gebrek, zodat de toerekeningsvatbaarheid als onverminderd valt in te schatten. De rechtbank neemt die conclusie en maakte deze tot de hare. Al het voorgaande tegen elkaar afwegende, acht de rechtbank het, mede gelet op het tijdsverloop in deze zaak, passend en geboden dat aan verdachte naast het verrichten van een onvoorwaardelijke taak(werk)straf gedurende het maximale aantal uren, een gecombineerde vrijheidsstraf van na te melden duur zal worden opgelegd. Civiele vordering: De rechtbank overweegt verder, dat de Stichting Museum Buurtspoorweg te Haaksbergen zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 180.250,=, bestaande uit de posten zoals in het schadeformulier nader omschreven Naar het oordeel van de rechtbank is deze vordering van de benadeelde partij ten dele gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht en wel tot het bedrag zoals door de rechtbank in de hiervoor opgenomen nadere bewijsoverweging begroot. De vordering is derhalve tot dat bedrag toewijsbaar, met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering. De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht. De na te melden straffen en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10,14a,14b,14c,22c,22d,27,36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart bewezen, dat het primair ten laste gelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van twaalf maanden. Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot negen maanden en drie dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt verdachte ter zake tevens tot een taakstraf, te weten een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van tweehonderd veertig uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van honderd twintig dagen. Veroordeelt verdachte, ter zake van het bewezen feit tot betaling aan de benadeelde partij Stichting Museum Buurtspoorweg te Haaksbergen van een bedrag groot: € 88.860,= (zegge: acht en tachtig duizend achthonderd zestig euro). Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering. Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 88.860,= ten behoeve van de benadeelde Stichting Museum Buurtspoorweg voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 365 dagen zal worden toegepast. Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen. Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij: Stichting Museum Buurtspoorweg, voor een deel van € 91.390,= niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Gelast de teruggave van het onder verdachte inbeslaggenomen geld, te weten: 20 amerikaanse dollars, 60 engelse pond, 100 euro en een hoeveelheid kleingeld, aan de verdachte. Aldus gewezen door mr. Caminada, voorzitter, mrs. Taalman en Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van Ter Haar, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 april 2008.