Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0165

Datum uitspraak2008-04-18
Datum gepubliceerd2008-04-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Rotterdam
ZaaknummersVBC 08/1363-DAM
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Invordering verbeurde dwangsom door AFM. Niet gebleken is dat bezwaar is gemaakt tegen de lastoplegging zelf. De bestuursrechter is niet bevoegd terzake de verbeurte van een dwangsom.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector Bestuursrecht Voorzieningenrechter Reg.nr.: VBC 08/1363-DAM Uitspraak naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen [Verzoekster], h.o.d.n. [X] Assurantiën, wonende te [woonplaats], verzoekster, gemachtigde [partner verzoekster], en Stichting Autoriteit Financiële Markten, verweerster (hierna: AFM). 1 Ontstaan en loop van de procedure Bij brief van 2 november 2007 heeft de AFM verzoekster bericht dat haar bij brief van 12 september 2007 een last onder dwangsom is opgelegd, dat zij niet binnen de begunstigingstermijn aan de last heeft voldaan en dat zij dientengevolge het maximaal te verbeuren bedrag van € 80.000,- heeft verbeurd. Verzoekster is in dit verband verzocht het verbeurde bedrag binnen tien dagen aan de AFM te voldoen. Voorts is in die brief opgemerkt dat de gegevens waarop de last zag inmiddels zijn ontvangen, maar dat dit niet af doet aan de verbeurte van de dwangsom omdat de gegevens pas op 31 oktober 2007 zijn verstrekt. Bij e-mailbericht heeft verzoekster laten weten dat zij de gevraagde informatie reeds heeft toegezonden en dan ook niet akkoord gaan met de opgelegde dwangsom. Bij brief van 27 november 2007 heeft de AFM verzoekster een laatste aanmaning verzonden tot betaling van de verbeurte dwangsom. Verzoekster heeft de AFM vervolgens vanaf 13 december 2007 herhaaldelijk schriftelijk bericht bezwaar te maken tegen de dwangsom onder de stelling dat de gevraagde gegevens inmiddels zijn aangeleverd. Bij brief van 20 maart 2008 heeft De Klerk & Vis – Gerechtdeurwaarders en Incasso (hierna: de gerechtsdeurwaarder) verzoekster bericht dat een bezwaar inzake de vordering van de AFM binnen zes weken na dagtekening van de factuur ingediend had moeten zijn, dat het maken van bezwaar geen opschortende werking heeft, dat de vordering inmiddels € 81.712,92 bedraagt en dat indien verzoekster met tijdige betaling in gebreke blijft tot dagvaarding zal worden overgegaan. Bij brief van 21 maart 2008 (ingekomen bij de rechtbank op 25 maart 2008) heeft verzoekster de rechtbank verzocht om uitstel van betaling van opgelegde dwangsom alsmede verzocht om vernietiging van de opgelegde dwangsom. Bij brieven van 21 maart 2008 (in afschrift ingekomen bij de rechtbank op 27 maart 2008) heeft verzoekster zowel de AFM als de gerechtsdeurwaarder bericht de vordering te bestrijden en in beroep te zullen gaan bij de bestuursrechter. De griffier heeft verzoekster per e-mailbericht van 27 maart 2008 verzocht aan te geven of zij heeft beoogd een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter in te dienen. In dit verband heeft de griffier verzoekster bericht: “Uit uw brief van 21 maart 2008 begrijp ik dat u op wilt komen tegen een dwangsombesluit van de AFM van 31 januari 2008. Tussen de door u aangeleverde stukken bevindt zich niet een dergelijk besluit van de AFM. Wel leid ik uit de door u ingediende stukken af dat er in 2007 een last onder dwangsom door de AFM zal zijn opgelegd die inmiddels is verbeurd (brief AFM van 2 november 2007) en dat de AFM tot invordering daarvan overgaat (brief van gerechtsdeurwaarder De Klerk & Vis van 20 maart 2008). Ter informatie merk ik op dat u niet bij de bestuursrechter terecht kunt terzake het al dan niet verbeuren van een dwangsom en de invordering daarvan. Ingevolge artikel 5:33, tweede lid, in verbinding met artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht kan de AFM een verbeurde dwangsom invorderen bij dwangbevel. Tegen dat dwangbevel kunt u in verzet komen door binnen zes weken een dagvaarding uit te brengen. U kunt zich tot een gerechtsdeurwaarder wenden om een dagvaarding uit te brengen bij de civiele sector van de rechtbank conform de [regels] van boek 2 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Gelet hierop verzoek ik u mij te laten weten of u uw verzoek aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, sector bestuursrecht, wenst te handhaven. In dit verband merk ik alvast op dat de bestuursrechter uitsluitend bevoegd zal zijn zich te buigen over de vraag of destijds op goede gronden een last is opgelegd. [De] vraag of u binnen de begunstigingstermijn alsnog de nodige stukken hebt [aangeleverd] valt buiten de competentie van de bestuursrechter. Terzake die vraag is de burgerlijke rechter bevoegd. Indien u uw verzoek toch wenst te handhaven verzoek ik u mij per omgaande een afschrift van het besluit van de AFM tot oplegging van een last onder dwangsom toe te zenden alsmede het daartegen door u ingediende bezwaar. Voorts bent u in dat geval terzake het in behandeling nemen van uw verzoek griffierecht verschuldigd.”. De gemachtigde van verzoekster heeft op 28 maart 2008 op dit bericht als volgt geantwoord: “IK zal de gevraagde informatie per post / telefax aanleveren. Bedankt voor uw snelle reactie.”. Op 4 april 2008 heeft verzoekster het griffierecht voldaan. De gevraagde stukken zijn echter niet door haar ingediend. 2 Overwegingen Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Artikel 8:83 van de Awb luidt: “1. Partijen worden zo spoedig mogelijk uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting te verschijnen. Binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn zendt het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken aan hem. Artikel 8:58 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat tot één dag voor de zitting nadere stukken kunnen worden ingediend. De artikelen 8:59 tot en met 8:65 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat getuigen en deskundigen kunnen worden meegebracht of opgeroepen zonder dat de in artikel 8:60, vierde lid, eerste volzin, bedoelde mededeling is gedaan. 2. (…) 3. Indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder toepassing van het eerste lid. 4. (…)” Artikel 5:32 van de Awb luidt: “1. Verbeurde dwangsommen komen toe aan de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort dat de dwangsom heeft vastgesteld. Het bestuursorgaan kan bij dwangbevel het verschuldigde bedrag, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, invorderen. 2. Artikel 5:26, tweede tot en met vierde lid, is van toepassing.”. Artikel 5:26 van de Awb luidt: “1. (…) 2. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. 3. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort. 4. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de rechtspersoon kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.”. Gelet op de reactie van verzoeksters gemachtigde op het e-mailbericht van de griffier van 27 maart 2008 en op de voldoening nadien van het verschuldigde griffierecht naar aanleiding van een haar toegezonden nota waarop de ontvangst van een verzoek om voorlopige voorziening is vermeld, houdt de voorzieningenrechter het er voor dat verzoekster een voorziening wenst die strekt tot het schorsen van enig door de AFM genomen besluit terzake oplegging van een dwangsom aan verzoekster. Nu verzoekster ondanks haar aankondiging daartoe niet de verzochte stukken heeft overgelegd kan de voorzieningenrechter niet nagaan of verzoekster een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom van 12 september 2007 waarover wordt gerept in de brief van de AFM van 2 november 2007. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding verzoekster alsnog te verzoeken het besluit van de AFM van 12 september 2007 en het mogelijk daartegen door haar ingediende bezwaarschrift over te leggen. Daartoe overweegt hij dat een schorsing van een last onder dwangsom door de voorzieningenrechter zeker niet in de rede ligt, omdat eerst nadat de dwangsom geheel is verbeurd een verzoek is ingediend. De voorzieningenrechter wijst in dit verband op zijn uitspraak van 29 juni 2007 (LJN: BA8601). Gelet op de wel door verzoekster overgelegde stukken acht de voorzieningenrechter het overigens niet aannemelijk dat verzoekster een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit van 12 september 2007, omdat uit die vele stukken lijkt te volgen dat verzoekster niet zozeer bezwaar heeft tegen de lastoplegging zelf als wel dat zij stelt de stukken waarop de last ziet heeft overgelegd. Voorzover de brief van 21 maart 2008 zou moeten worden aangemerkt als een verzoek strekkende tot de schorsing van de invordering van de dwangsom, merkt de voorzieningenrechter op dat gelet op artikel 5:32, tweede lid, in verbinding met artikel 5:26, derde lid, van de Awb verzet bij de burgerlijke rechter openstaat tegen de betekening van een dwangbevel. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is er blijkbaar hoe dan ook niet voldaan aan het connexiteitsvereiste als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb zodat de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is tot het treffen van enige voorziening. De voorzieningenrechter zal zich derhalve – onder toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb – onbevoegd verklaren kennis te nemen van het verzoek. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding. 3 Beslissing De voorzieningenrechter, recht doende: verklaart zich onbevoegd. Aldus gedaan door mr. T. Damsteegt, voorzieningenrechter, en door deze en mr. drs. R. Stijnen, griffier, ondertekend. De griffier: De voorzieningenrechter: Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2008. Afschrift verzonden op: