Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0188

Datum uitspraak2008-04-22
Datum gepubliceerd2008-04-23
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/79 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing aanvraag bijstand. Betrokkene heeft niet duidelijk gemaakt op welke wijze hij in de noodzakelijke kosten van het bestaan heeft voorzien, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Niet voldaan aan inlichtingenverplichting.


Uitspraak

07/79 WWB Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 7 december 2006, 06/1536 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo (hierna: College) Datum uitspraak: 22 april 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. A. Lina, advocaat te Venlo, hoger beroep ingesteld. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2008. Appellant is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door J.H.M.S. Crienen, werkzaam bij de gemeente Venlo. II. OVERWEGINGEN De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. Appellant heeft op 22 november 2005 bij het College een aanvraag om algemene bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Bij besluit van 31 januari 2006 heeft het College die aanvraag afgewezen op de grond dat – voor zover thans nog van belang – appellant niet duidelijk heeft gemaakt op welke wijze hij in de periode vanaf 1 januari 2005 in de noodzakelijke kosten van het bestaan heeft voorzien, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Bij besluit van 25 juli 2006 heeft het College de bezwaren tegen het besluit van 31 januari 2006 ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 25 juli 2006 ongegrond verklaard. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over de wijze waarop hij in de periode voorafgaand aan zijn aanvraag in de noodzakelijke kosten van het bestaan heeft voorzien. Gelet hierop moet dan ook worden geconstateerd dat appellant niet heeft voldaan aan de inlichtingenverplichting als neergelegd in artikel 17, eerste lid (tekst tot 1 januari 2008), van de WWB, en dat als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of appellant ten tijde hier van belang verkeerde in omstandigheden als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de WWB. In hetgeen in hoger beroep – bij wijze van herhaling van het gestelde in eerste aanleg – is aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om in een andere zin dan de rechtbank te oordelen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verwijst daarnaar. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten als voorzitter en J.M.A. Kolk-Severijns en R. van der Spoel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 april 2008. (get.) Th. C. van Sloten. (get.) W. Altenaar.