Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0322

Datum uitspraak2008-04-17
Datum gepubliceerd2008-04-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801844/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 11 april 2007 heeft het college van dijkgraaf en heemraden van het Waterschap Zuiderzeeland (hierna: het college) aan de naamloze vennootschap Flevocollect Gemeenten N.V. (hierna: Flevocollect) een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van voorschrift 4 van de Wvo-vergunning van 15 juni 1998 (hierna: vergunning).


Uitspraak

200801844/2. Datum uitspraak: 17 april 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: de naamloze vennootschap Flevocollect Gemeenten N.V., gevestigd te Lelystad, verzoekster, en Het college van dijkgraaf en heemraden van het Waterschap Zuiderzeeland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 11 april 2007 heeft het college van dijkgraaf en heemraden van het Waterschap Zuiderzeeland (hierna: het college) aan de naamloze vennootschap Flevocollect Gemeenten N.V. (hierna: Flevocollect) een last onder dwangsom opgelegd vanwege overtreding van voorschrift 4 van de Wvo-vergunning van 15 juni 1998 (hierna: vergunning). Bij besluit van 28 januari 2008 heeft het college, voor zover hier van belang, het door Flevocollect hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft Flevocollect bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 maart 2008, beroep ingesteld. Bij deze brief heeft Flevocollect de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 maart 2008, waar Flevocollect, vertegenwoordigd door ir. M.H. van de Pavoordt, J. van Raaij, ing. T. Klijnstra en B. de Vries, en het college, vertegenwoordigd door J. Visser en J.M. Dorgelo, beiden werkzaam bij het waterschap Zuiderzee, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het college heeft op 1 mei en 6 oktober en 7 maart 2007 controles uitgevoerd en een overschrijding van de in voorschrift 4 van de vergunning gestelde lozingsnorm voor onopgeloste bestanddelen geconstateerd. 2.3. Flevocollect betoogt dat het college niet bevoegd was tot het opleggen van de desbetreffende last onder dwangsom; dit omdat haars inziens de monstername wegens overvloedige regenval en de analyse daarvan niet als representatief kunnen worden aangemerkt. 2.3.1. De voorzitter ziet in de door Flevocollect verstrekte gegevens vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat gedurende de monstername een dusdanige hoeveelheid neerslag is gevallen dat deze niet als representatief kan worden beschouwd. Evenmin heeft zij op enigerlei wijze aannemelijk gemaakt dat de gedane analyse niet op deugdelijke wijze heeft plaatsgevonden, zodat een overtreding van voorschrift 4 van de vergunning vooralsnog aannemelijk is. Het college was dan ook bevoegd handhavend op te treden. 2.4. Flevocollect betoogt dat het college ten onrechte een last onder dwangsom heeft opgelegd, nu concreet zicht op legalisatie bestaat. Daartoe voert zij aan dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit reeds een aanvraag om vergunning was ingediend. Tevens is handhavend optreden onevenredig, omdat voor andere vergelijkbare bedrijven minder strenge lozingsnormen voor onopgeloste bestanddelen gelden dan voor Flevocollect. Daarnaast heeft de situatie op het terrein van het naastgelegen bedrijf van Afvalzorg een negatieve invloed op de hoeveelheid door Flevocollect geloosde onopgeloste bestanddelen. Zij betoogt in dat kader dat van haar niet kan worden gevergd om tegen Afvalzorg een juridische procedure te starten om deze ongewenste situatie ongedaan te maken. Dit omdat Afvalzorg haar verhuurder is, aldus Flevocollect. 2.5. Gezien het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. 2.6. Op 29 oktober 2007 heeft Flevocollect een vergunningaanvraag ingediend om een verruiming van de lozingsnorm voor onopgeloste bestanddelen te bewerkstelligen. Het college heeft te kennen gegeven daartoe niet voornemens te zijn, zodat geen concreet zicht op legalisatie bestaat. Van overige bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college niet tot handhaving mocht overgaan is de voorzitter evenmin gebleken. Daartoe overweegt hij dat het besluit van 15 juni 1998 tot verlening van de vergunning onherroepelijk is, zodat van de rechtmatigheid van dit besluit moet worden uitgegaan. Derhalve staat niet ter beoordeling of de in de vergunning gestelde normering voor onopgeloste bestanddelen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel of anderszins in strijd is met het recht. Voorts dient het voor haar rekening te blijven dat Flevocollect niet voornemens is een juridische procedure te starten om medewerking van de verhuurder te verkrijgen voor het ongedaan maken van de door haar ondervonden nadelige gevolgen vanwege het naastgelegen terrein. 2.7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van Staat. De voorzitter is verhinderd de uitspraak   w.g. Drouen te ondertekenen. ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2008 375.