
Jurisprudentie
BD0331
Datum uitspraak2008-04-23
Datum gepubliceerd2008-04-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200705020/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-04-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200705020/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 4 november 2004 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister) het verzoek van [appellant] om de onderliggende stukken met betrekking tot het verzoek om hem een Koninklijke onderscheiding te verlenen afgewezen.
Uitspraak
200705020/1.
Datum uitspraak: 23 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/454 van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2007 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2004 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister) het verzoek van [appellant] om de onderliggende stukken met betrekking tot het verzoek om hem een Koninklijke onderscheiding te verlenen afgewezen.
Bij besluit van 10 februari 2005 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 juni 2007, verzonden op 6 juni 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juli 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 15 augustus 2007.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft de toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van [appellant]. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.J.P. Schram, advocaat te Haarlem, en de minister, vertegenwoordigd door mr. J.P. Heinrich, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
2.2. Het betoog van [appellant] dat de door hem gevraagde stukken geheel of gedeeltelijk openbaar gemaakt dienen te worden omdat deze niet alleen uit persoonlijke beleidsopvattingen bestaan, slaagt niet. De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de door de minister vertrouwelijk overgelegde stukken. Deze documenten bevatten overwegend persoonlijke beleidsopvattingen, waarover de minister op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob geen informatie behoeft te verstrekken. Voorts zijn de feitelijke gegevens die in de stukken zijn opgenomen zozeer verweven met de persoonlijke beleidsopvattingen dat de minister openbaarmaking hiervan eveneens met een beroep op artikel 11, eerste lid, van de Wob achterwege heeft mogen laten.
De rechtbank is, zij het op andere gronden, eveneens tot de conclusie gekomen dat artikel 11, eerste lid, van de Wob aan de openbaarmaking van de stukken in de weg staat.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Klein
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2008
176-538.