Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0389

Datum uitspraak2008-01-16
Datum gepubliceerd2008-04-23
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers539675 UC EXPL 07-12557
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Door tot tweemaal toe met aangetekende brief aan te kondigen dat bij een volgende overtreding van het bedrijfsreglement ontslag op staande voet volgt, behoeft de werkgever nadat zich weer een overtreding voordoet, geen tijd meer om juridisch advies in te winnen.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector kanton Locatie Utrecht zaaknummer: 539675 UC EXPL 07-12557 HW vonnis d.d. 16 januari 2008 inzake [naam eisende partij], [woonplaats eisende partij], verder ook te noemen [naam eisende partij], eisende partij, gemachtigde: mr. E.L. Beuving, tegen: de besloten vennootschap Dirx Drogisterijen B.V., gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, verder ook te noemen Dirx, gedaagde partij, gemachtigde: mr. R.J. Stoop. Verloop van de procedure [naam eisende partij] heeft een vordering ingesteld. Dirx heeft geantwoord op de vordering. [naam eisende partij] heeft voor repliek en Dirx heeft voor dupliek geconcludeerd. Hierna is uitspraak bepaald. Het geschil en de beoordeling daarvan 1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de door partijen in het geding gebrachte producties neemt de kantonrechter het volgende als vaststaand aan. a. Op 16 juli 2003 is [naam eisende partij], geboren op 23 december 1973, bij Dirx in dienst getreden. Zij was laatstelijk werkzaam in de functie van drogisterij manager tegen een loon van € 1.852,96 bruto per vier weken, exclusief 8% vakantietoeslag. b. Het bedrijfsreglement van Dirx vermeldt onder meer dat tijdens werktijd bedrijfskleding dient te worden gedragen, alsmede dat, met uitzondering van oorbellen, geen zichtbare piercings mogen worden gedragen. c. Met aangetekende brief van 28 februari 2006 aan [naam eisende partij] bevestigt Dirx dat zij van de leidinggevende van [naam eisende partij] heeft vernomen dat [naam eisende partij] voor de derde maal bedrijfsregels heeft overtreden. Dirx deelt voorts onder meer mede bij een volgende overtreding over te zullen tot ontslag op staande voet. d. Met aangetekende brief van 1 augustus 2006 aan [naam eisende partij] deelt Dirx onder meer mede dat [naam eisende partij] onder werktijd wederom een neuspiercing heeft gedragen en heeft geaccepteerd dat een medewerker van het filiaal waarvoor zij verantwoordelijk is een neuspiercing onder werktijd heeft gedragen, alsmede dat bij een volgende overtreding van de bedrijfsregels daadwerkelijk overgegaan zal worden tot ontslag op staande voet. e. Een medewerker van Dirx heeft op 20 maart 2007 gezien dat [naam eisende partij] in haar gewone kleding in de winkel aan het werk was en heeft dit meteen telefonisch doorgegeven. f. Met brief van 28 maart 2007 aan [naam eisende partij] deelt Dirx onder meer mede dat [naam eisende partij] zich wederom niet aan de bedrijfsregels heeft gehouden door voor sluitingstijd geen bedrijfskleding te dragen, alsmede dat zij in combinatie met de eerdere voorvallen [naam eisende partij] met ingang van 28 maart 2007 op staande voet ontslaat. g. Met brief van 5 april 2007 heeft [naam eisende partij] de vernietigbaarheid van het ontslag op staande voet ingeroepen. h. Dirx heeft het ontslag op staande voet gehandhaafd en bij de eindafrekening aan wettelijke schadevergoeding € 1.852,96 netto ingehouden. i. Met beschikking van 18 juni 2007 heeft de kantonrechter te Utrecht de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden per 1 juli 2007 met toekenning aan [naam eisende partij] van een vergoeding met factor C=2. Dirx heeft het (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek niet ingetrokken. 2. [naam eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal bepalen dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst d.d. 28 maart 2007 nietig is en Dirx zal veroordelen tot betaling aan [naam eisende partij] van: - het loon ad € 1.852,96 bruto per vier weken, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag over de periode van 28 maart 2007 tot 1 juli 2007; - de maximale wettelijke verhoging over het achterstallige salaris; - de wettelijke rente over het loon vanaf 28 maart 2007, alsmede over de wettelijke verhoging tot de dag van voldoening; - de ingehouden schadevergoeding ad € 1.852,96 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2007 tot de dag van voldoening; - buitengerechtelijke incassokosten ad € 833,--. Dit alles met veroordeling van Dirx in de proceskosten. [naam eisende partij] legt aan haar vordering ten grondslag dat het ontslag op staande voet nietig is omdat het ontbreekt aan een dringende reden. [naam eisende partij] betwist voorts dat de arbeidsovereenkomst onverwijld is opgezegd. 3. Dirx voert gemotiveerd verweer met conclusie dat de kantonrechter [naam eisende partij] in haar vorderingen niet ontvankelijk zal verklaren, althans haar deze zal ontzeggen, alsmede haar zal veroordelen in de proceskosten en zal bepalen dat [naam eisende partij] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn indien en voor zover zij deze kosten niet binnen 14 dagen na het wijzen van vonnis zal hebben voldaan. Hetgeen Dirx ten verwere aanvoert komt, voor zover vereist, hierna aan de orde. 4. [naam eisende partij] heeft onweersproken naar voren gebracht dat het management van Dirx er op 21 maart 2007 mee bekend was dat zij op 20 maart 2007 ongeveer 6 minuten voor het einde van de werktijd – zij had zich al omgekleed vanwege een afspraak kort na de werktijd, maar zag dat er nog veel klanten in de winkel waren zodat zij het werk ‘achter de schermen’, zoals opruimen, het afsluiten van de computer en dergelijke, heeft onderbroken om in de winkel nog even bij te springen – in haar eigen kleding klanten heeft geholpen. Door de arbeids-overeenkomst eerst op 28 maart 2007 op te zeggen, heeft Dirx dat niet onverwijld gedaan, aldus [naam eisende partij]. 5. Dirx heeft daartegen aangevoerd dat voor de beoordeling van het wettelijk vereiste van onverwijldheid van belang is op welk moment de persoon die bevoegd is tot het geven van het ontslag op staande voet, en dat is in het onderhavige geval de directie van Dirx, kennis heeft genomen van de dringende reden, alsmede dat een werkgever enig respijt wordt gegund om de werknemer te horen en juridisch advies in te winnen. Volgens Dirrx heeft zij in de dagen die zijn verstreken tussen de gedraging en het ontslag op staande voet met de nodige voortvarendheid gehandeld. Zij voert in dat verband aan dat de kwestie na het opvragen van het personeelsdossier van [naam eisende partij] en het inwinnen van juridisch advies, op 27 maart 2007 aan de directie is voorgelegd, waarop de directie [naam eisende partij] op 28 maart 2007 met haar bevindingen heeft geconfronteerd. 6. De kantonrechter kan Dirx volgen in haar standpunt dat een werkgever enig respijt wordt gegund om de werknemer te horen en om juridisch advies in te winnen. In het onderhavige geval moet er evenwel van worden uitgegaan dat nu Dirx tot tweemaal toe, zonder enig voorbehoud, aan [naam eisende partij] bij aangetekende brief heeft laten weten bij overtreding van de bedrijfsregels over te zullen gaan tot ontslag op staande voet, Dirx, voordien en sedertdien, voldoende tijd heeft gehad om zich met betrekking tot eventuele uitvoering van dat voornemen van juridisch advies te voorzien. Die tijd had zij daarom niet meer nodig nadat haar de overtreding op 20 of 21 maart 2007 is gebleken. Nu Dirx voorts heeft nagelaten inzicht te verschaffen waarom zij niet terstond de beschikking kon hebben over het personeelsdossier van [naam eisende partij], voor zover dat al het geval is, en evenmin waarom zij tot 27 maart 2007 heeft gewacht om haar directie in te lichten en tot 28 maart 2007 om [naam eisende partij] te horen, treft het verweer van [naam eisende partij] doel. Het ontslag op staande voet is reeds daarom niet rechtsgeldig gegeven, zodat het loon tot 1 juli 2007, door [naam eisende partij] onweersproken begroot op € 6.789,77 bruto, moet worden doorbetaald. 7. Overigens acht de kantonrechter de omstandigheid dat de onweersproken steeds goed functionerende [naam eisende partij], zes minuten voor sluitingstijd in haar eigen kleding de winkel is ingelopen om haar collega te helpen niet van zodanige aard dat van Dirx niet meer gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, ook niet nu [naam eisende partij] eerder vanwege andere overtredingen van het bedrijfsreglement – het niet telefonisch bereikbaar zijn tijdens ziekte (volgens [naam eisende partij] vanwege een storing bij haar telefoonprovider) en het dragen van een neuspiercing – was gewaarschuwd dat een nieuwe overtreding ontslag op staande voet tot gevolg zou hebben en evenmin gelet op hetgeen Dirx overigens naar voren heeft gebracht. 8. Dirx heeft geen (subsidiair) verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke verhoging, wettelijke rente en terugbetaling van de ingehouden schadevergoeding. Die vorderingen kunnen daarom eveneens worden toegewezen als na te melden. Dat geldt ook voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, welke de kantonrechter niet onredelijk voorkomen. 9. Dirx zal in de proceskosten worden verwezen. Beslissing De kantonrechter: bepaalt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst d.d. 28 maart 2007 nietig is; veroordeelt Dirx om aan [naam eisende partij] tegen bewijs van kwijting te betalen € 6.789,77 bruto, vermeerderd met wettelijke verhoging hierover van 50% en vermeerderd met de wettelijke rente over de achterstallige loonbetalingen en verschuldigde wettelijke verhoging vanaf de gebruikelijke vervaldata tot de voldoening; veroordeelt Dirx om aan [naam eisende partij] tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.685,96, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.852,96 vanaf 18 april 2007 tot de voldoening; veroordeelt Dirx tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [naam eisende partij], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 779,09, waarin begrepen € 500,-- aan salaris gemachtigde; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.A. Walda, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2008.