
Jurisprudentie
BD0404
Datum uitspraak2008-04-18
Datum gepubliceerd2008-04-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/665371-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-04-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/665371-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte heeft zich tenminste een aantal maanden schuldig gemaakt aan huisvesting van een niet gering aantal illegaal in Nederland verblijvende Bulgaren tegen betaling. Verdachte heeft de betrokken Bulgaren in samenwerking met zijn medeverdachte ondergebracht in zijn panden, zonder dat hij daarvoor over de vereiste gebruiksvergunningen beschikte en terwijl in één van de woningen naar wettelijke maatstaven onvoldoende leefruimte per persoon beschikbaar was. Daarnaast wordt door deze handelwijze van verdachte en anderen de uitvoering van het door de overheid gevoerde vreemdelingenbeleid ondergraven. Verdachte heeft zich daar niet om bekommerd en uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financiële belangen.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/665371-06
's-Gravenhage, 18 april 2008
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats],
[Q]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 september 2007 en 4 april 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr I. van Straalen, advocaat te 's-Gravenhage, is beide keren ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr De Groot heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, een geldboete van € 16.000,00 (€ 2.000,00 per vreemdeling), subsidiair 215 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 2.000,00, subsidiair 40 dagen hechtenis, en ter zake van het hem onder 3 ten laste gelegde tot een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus 2005 tot en met 6 maart 2006 te [Q], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) aan (een) ander(en), te weten [A] en/of [B] en/of [C] en/of [D] en/of [E] en/of [F] en/of [G] en/of [H] en/of [I] en/of [J] en/of [K] en/of [L] en/of [M] en/of [N] en/of/althans één of meer (ander(e)) perso(o)n(en) (die wederrechtelijke toegang heeft/hebben/had(den) verkregen tot Nederland en/of wederrechtelijk in Nederland verbleef/verbleven) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die ander daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) aan die perso(o)n(en) een of meer kamer(s), althans enige woonruimte verhuurd (gelegen aan de/het adres(sen) [adres 1] en/of [adres 2] te [Q], althans tegen betaling enige verblijfsaccommodatie aangeboden;
2.
OVERTREDING
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus 2005 tot en met 6 maart 2006 te [Q], althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zonder, althans in afwijking van een gebruiksvergunning van burgemeester en wethouders (van de gemeente [Q]) een of meer bouwwerk(en), te weten (de woning(en) gelegen aan de/het adres(sen))
a. [adres 1] en/of
b. [adres 2]
(te [Q]) in gebruik heeft gehad of gehouden, waarin aan meer dan vier personen bedrijfsmatig woon- en/of nachtverblijf is verschaft, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) aan
a. acht personen en/of
b. negen personen,
althans (telkens) meer dan vier personen (telkens) (tegen betaling) een of meer kamer(s), althans enige woonruimte (gelegen aan (een van) vorengenoemd(e) adres(sen)) verhuurd, althans enige (aan (een van) die/dat adres(sen) gelegen) woon- en/of nachtverblijfsaccommodatie aangeboden, zijnde de terminologie in deze telastelegging zoals gebezigd in de zin van de Bouwverordening voor de gemeente [Q];
3.
OVERTREDING
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 november 2005 tot en met 6 maart 2006 te [Q], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) heeft toegestaan dat twee, althans een of meer woning(en) (gelegen aan de/het adres(sen)
a. [adres 1] en/of
b. [adres 2] te [Q]),
werd(en) bewoond door meer dan één persoon per 14 m2 (vierkante meter) gebruiksoppervlakte, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die woning(en) (telkens) (tegen betaling) in gebruik gegeven aan
a. 8 personen, althans meer dan 6 personen, en/of
b. 9 personen, althans meer dan 6 personen;
zijnde de terminologie in deze telastelegging zoals gebezigd in de zin van de Bouwverordening voor de gemeente
[Q].
De bewijsmiddelen.
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank acht de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zoals in de bewezenverklaring is weergegeven. Daarbij heeft de rechtbank het volgende overwogen.
a. Bij een controle van de Vreemdelingenpolitie in samenwerking met de Dienst Stedelijke Ontwikkeling (DSO) van de gemeente [Q] in de ten laste gelegde periode zijn op 19 december 2005 op het adres [adres 1] te [Q] vier personen met de Bulgaarse nationaliteit aangetroffen die niet over een geldige verblijfsvergunning beschikten. Dit betreft [A], haar zuster [B], [C] en [D], de eerste vier in de tenlastelegging onder 1 genoemde personen.
Deze hebben kort na de controle als getuigen door de politie gehoord - kort en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
[A] (1):
Ik ben naar Nederland gekomen voor familiebezoek en woon sinds een maand op dit adres. Ik ben aan deze woning gekomen via een Bulgaarse man genaamd [G]. Ik betaal € 150,- per maand per bed aan huur. Ik betaalde [G], die de huisbaas betaalde. Ik denk dat de eigenaar het niet wist. Er wonen vijf personen op dit adres; ik weet niet hoe lang en of zij huur betalen. Mijn zus betaalt ook € 150,- [G]. De huur wordt opgehaald rond de 15e van de maand. Ik heb een week in de tuinbouw gewerkt.
[B] (2):
Ik ben naar Nederland gekomen omdat ik een Nederlandse vriend heb en woon drie maanden in de [adres 1]. De kamer is € 300,-. Ik betaal € 150,- en mijn zus ook. Ik weet dat de eigenaar [verdachte] heet. Hij heeft nooit naar mijn paspoort gevraagd. Er wonen zes personen in dit huis, op twee na allemaal Bulgaren. Ik weet niet hoe lang zij er wonen. Ik heb gehoord dat zij ook € 150,- per persoon betalen. Ik draag de huur af aan [verdachte], een man van ongeveer 45 jaar met kort zwart haar, hier en daar grijs en een baardje. Hij komt de huur iedere 1e van de maand ophalen.
[C] (3):
Ik ben naar Nederland gekomen om te werken en woon twee dagen op dit adres. Ik weet niet wat de huur is, dat moet mijn vriend [D] die ook bij u is, weten. Ik betaal niets omdat ik maar een paar dagen zou blijven. Ik weet niet wie de huiseigenaar is en heb hem nooit gezien. Er wonen vier mensen inclusief mijzelf. Ik weet niet of zij hier wonen en of zij huur betalen.
[D] (4):
Ik ben naar Nederland gekomen om te werken en woon sinds twee maanden op dit adres. Toen ik uit mijn vorige woning weg moest kreeg ik in een café een telefoonnummer dat ik heb gebeld. Ik hoorde toen dat ik wonen in de [adres 1]. Ik betaal € 150,- huur per maand voor een bed. De verhuurder/eigenaar van de woning weet wel dat ik illegaal in Nederland verblijf, want hij kent de Bulgaarse situatie. Het is een donkere man met een baard. Ik heb hem een keer gezien. Hij was toen samen met een Bulgaarse man die de huur altijd ophaalt. Hij heeft niet naar mijn paspoort gevraagd. Er wonen inclusief mijzelf zeven personen. Ik ken geen namen. Wij verzamelen de huur en betalen dit aan een Bulgaarse man. Hij betaalt het weer aan de huiseigenaar. Twee hebben een verblijfsvergunning, de rest niet. Het geld wordt op de tiende van de maand opgehaald door de Bulgaarse man. Ik werkte de laatste twintig dagen niet.
In het door DSO opgemaakte verslag (5) is vermeld dat slaapplaatsen voor acht personen zijn aangetroffen, waarbij twee tweepersoonsbedden als vier slaapplaatsen zijn aangemerkt, alsmede drie bankstellen in de woonkamer.
Verdachte heeft de woning [adres 1] te [Q] tezamen met zijn echtgenote in eigendom.
b. Hetzelfde geldt voor het pand [adres 2] te [Q], waar bij een soortgelijke controle op 6 maart 2006 tien personen met de Bulgaarse nationaliteit zijn aangetroffen die ook niet over een geldige verblijfsvergunning beschikten. Dit betreft de overige tien in de tenlastelegging onder 1 en hierna genoemde personen - waaronder de (latere) medeverdachte [G] - die in de periode kort na de controle door de politie als getuigen zijn gehoord en, kort en zakelijk weergegeven, het volgende hebben verklaard:
[E] (6):
Ik ben op 20 januari 2006 naar Nederland gekomen voor toerisme. Ik woon sinds een maand op dit adres. Ik heb [G] op de markt ontmoet. Hij zei dat ik bij hem kon blijven op [adres 2]. Ik betaal geen huur, ik maak het huis schoon. Niemand heeft naar mijn paspoort gevraagd. [G] weet dat ik uit Bulgarije kom. Volgens mij woon ik met acht personen op dit adres, allemaal uit Bulgarije. Ik heb de eigenaar niet gezien of gesproken.
[F] (7):
Ik ben 10 à 15 dagen in Nederland om mijn vriend [G] te bezoeken. Ik verblijf 2 à 3 dagen op de [adres 2]. Ik ken de eigenaar niet en weet ook niet hoe hij heet. U vraagt hoe ik aan deze kamer kom. [G] verblijft hier en ik kwam hem bezoeken. [G] kent de eigenaar van de woning. Ik betaal geen huur. De verhuurder/eigenaar heeft niet naar mijn paspoort gevraagd. Volgens mij wonen nog 3 of 4 personen op dit adres.
[G] (8):
Ik ben omstreeks 25 januari 2006 voor vakantie in Nederland gekomen en heb vanaf dat moment op genoemd adres gewoond. De eigenaar van de woning is [verdachte], een Surinaamse man, die een vriend van mij is en die ik in Alanya, Turkije, heb leren kennen. Ik betaal geen huur. Behalve mijn vrouw wonen nog drie personen op dit adres: [N], [F] en [X]. Deze drie zijn een dag later bij mij ingetrokken. Zij betalen ook geen huur.
[H] (9):
Ik ben vier maanden geleden naar Nederland gekomen om te werken. Ik verblijf twee maanden op dit adres. De naam van de eigenaar van de woning weet ik niet. Zijn afkomst is volgens mij Surinaams. Ik ben aan deze kamer gekomen via mijn Bulgaarse vriend [G]. Ik betaal geen huur. Ik heb dit afgesproken met [G]. Ik zal toch de waarheid vertellen. Ik heb met [G] afgesproken dat ik € 100,- per slaapplaats zou betalen. Ik heb de eerste maand € 80,- betaald omdat ik niet genoeg geld had. Ik betaal aan [G]. Hij weet dat ik de Bulgaarse nationaliteit heb. Ik woon met zeven personen op dit adres. Op de avond van de controle van de politie hadden we bezoek. [G] en zijn vriendin en twee andere mannen woonden hier al toen ik kwam. Drie andere mannen zijn een maand later dan ik gekomen. Ik moest de huur aan [G] geven aan het eind van de maand.
[I] (10):
Ik ben een week geleden met de bus naar Nederland gekomen om een auto te kopen en woon vier dagen op dit adres. Ik ken de eigenaar niet en heb hem ook niet gezien. Ik ben via [G] die hier ook verblijft aan deze woning gekomen. We konden hier een paar dagen verblijven. Ik betaal geen huur, daar is niet over gesproken. Die avond waren ongeveer 7 à 8 personen in de woning. We komen allemaal uit Bulgarije.
[J] (11):
Ik ben twee maanden geleden naar Nederland gekomen om een auto te kopen. Ik woon niet echt op dit adres. Ik logeer hier af en toe. Ik sliep hier tien dagen in het begin en nu ook tien dagen. Tussendoor ook een aantal dagen. Mijn vriend, zijn vrouw en kind wonen hier, ik en twee vrienden sliepen hier. Ik wacht tot ik een auto kan terugrijden voor een Bulgaarse man.
[K] (12):
Op 22 januari 2006 ben ik met [G] voor toerisme naar Nederland gekomen en voor visite. Ik woon op dit adres sedert januari 2006. Ik ken de eigenaar niet, maar [G] kent hem goed. Ik ben via [G] aan deze woning gekomen omdat hij de eigenaar kent. Ik betaal geen huur. De eigenaar/verhuurder heeft niet naar mijn paspoort gevraagd. Ik woon met vijf personen op dit adres inclusief mijzelf. Ik weet niet hoe lang mijn medebewoners op dit adres wonen.
[L] (13):
Ik ben op 5 februari 2006 naar Nederland gekomen voor toerisme. Sindsdien woon ik op dit adres. Ik heb de eigenaar gezien, maar weet zijn naam niet. Ik ben aan deze woning gekomen via Bulgaarse vrienden die al op dit adres verbleven. Ik betaal geen huur. Ik heb wel ongeveer € 50,- betaald aan [G] die ook op dit adres verblijft. Hij heeft hierom niet gevraagd. De eigenaar is wel thuis geweest, maar ik heb niet met hem gesproken. Hij heeft niet gevraagd naar mijn paspoort. Inclusief mijzelf woon ik op dit adres met tien personen. Ik weet niet hoe lang mijn medebewoners hier wonen.
[M] (14):
Ik ben op 5 maart 2006 naar Nederland gekomen om een auto te kopen en verblijf sedert 6 maart op dit adres. Ik was daar om [G] te bezoeken en daar was plaats om te blijven. We hadden geen tijd om over huur te praten. Op die avond kwam de politie. Voor zover ik weet wonen er ongeveer 3 à 4 personen in de woonkamer. De andere kamers heb ik niet gezien. Ik weet niets van de eigenaar af.
[N] (15):
Ik ben ongeveer twee maanden geleden naar Nederland gekomen om te werken en woon sedert twee maanden op dit adres. Ik weet de naam van de eigenaar van de woning niet, maar ik heb hem wel gezien op straat. [G] stond met hem te praten. Ik vroeg aan [G] wie die man was en hij zei de eigenaar. Het is een Surinaamse man. [G] heeft mij aan de woning geholpen. Ik betaal geen huur. Volgens mij betalen de anderen ook geen huur. Ik weet niet zeker of de verhuurder/eigenaar weet dat ik illegaal in Nederland verblijf. Hij heeft niet naar mijn paspoort gevraagd. Ik woon met vijf personen, inclusief mijzelf, op dit adres. [G] en zijn vriendin verbleven al daar, de andere twee zijn later gekomen. Ik weet niet of zij huur betalen. U vraagt of ik de man/vrouw kan omschrijven aan wie ik de huur afdraag. Nationaliteit: Surinaamse, man, ongeveer 35 à 40 jaar, beetje kaal, volgens mij zonder snor en baard toen ik hem zag.
Van alle genoemde getuigen bevinden zich afschriften van hun Bulgaarse paspoorten in het dossier. In het pand [adres 2] zijn door de dienst DSO negen slaapplaatsen aangetroffen, te weten zeven eenpersoonsbedden en een tweepersoonsbed.
c. Naar aanleiding van de getuigenverklaringen over de rol van [G] is hij op 20 maart 2006 als verdachte gehoord (16). Hij heeft toen verklaard:
Ik ben nog geen twee maanden in Nederland, maar ik ben eerder wel hier geweest. Ik betaal ongeveer € 150,- per maand aan de eigenaar van [adres 2], [verdachte]. Ik ben niet de enige huurder van het pand. Er is afgesproken een bepaald bedrag af te dragen aan [verdachte]. Natuurlijk wist [verdachte] hoeveel mensen er in genoemd pand woonden. De anderen betalen ook € 150,- per maand aan de eigenaar. Ik zorgde ervoor dat hij de huur konden betalen voor het pand aan de [adres 2] en ging op zoek naar huurders. De eigenaar [verdachte] moest € 1.050,- huur per maand hebben voor de woning. Ik zorgde dat er genoeg huurders waren om de huur te kunnen opbrengen. Ik moest het geld maandelijks ophalen en afdragen aan [verdachte]. Ik heb tegen hem gezegd dat ik een Bulgaars paspoort heb.
Ik heb niet aan de [adres 1] gewoond. Ik heb wel voor huurders in dat pand gezorgd. [Verdachte] is daarvan de eigenaar. Hij vroeg aan mij of ik mensen wist die een kamer zochten. De huur bedroeg daar ook € 150,- per maand. Ik heb twee keer de huur opgehaald van de mensen en afgedragen aan [verdachte]. De andere keer kwam [verdachte] zelf het geld innen. De mensen kwamen hiernaartoe om te werken. Ik probeerde die mensen te helpen om hen onderdak te bieden. [Verdachte] heeft zelf bedden daar in huis gehaald.
In een nader verhoor op 21 maart 2006 heeft [G] verklaard (17):
Ik ben samen met de huisbaas in de [adres 1] geweest om de huur op te halen. Ik heb dat een keer gedaan, voor de rest ging hij alleen. Als er een kamer of bed vrijkomt, dan kijk ik of er iemand is die dat wil huren. Ik ken [verdachte] nu ongeveer vijf maanden. Ik kwam hem tegen in een woning aan de [adres 2]. Ik zag dat de woning leegstond en werd opgeknapt. Ik heb toen de man aangesproken en hem gevraagd of hij kamers voor ons te huur had. Hij zei: ik wil wel aan jullie verhuren. Hij vertelde mij dat huur € 1.050,- per maand was. Ik heb toen tegen [verdachte] gezegd dat we er met zijn zevenen gingen wonen. Hij zei dat dat goed was. Ik ben er in oktober 2005 gaan wonen. [Verdachte] kwam het geld ophalen in de [adres 2]. Iedereen betaalde voor zich aan [verdachte]. Ik heb nooit van anderen geld ontvangen om aan [verdachte] te betalen. Er stonden twee bedden. Alle andere spullen hebben wij zelf in de woning geplaatst. Ik heb [verdachte] gebeld na de controle op 6 maart 2006. Ik heb toen met hem afgesproken dat we bij de politie zouden gaan vertellen dat we elkaar in Turkije tijdens een vakantie hebben ontmoet. We hebben ook afgesproken dat wij, ik en de andere bewoners van de [adres 2], niet bij de politie zouden gaan vertellen dat we huur aan [verdachte] betaalden. Er stonden nooit bedden leeg. [Verdachte] heeft mij voor oud en nieuw verteld dat er plek was in de [adres 1], ik geloof in november.
Een aantal van de genoemde getuigen - [A] en [B], [G], [D] en [H] - is ook door de rechter-commissaris gehoord. Ten aanzien van de andere getuigen waarvan de raadsman een verhoor had verzocht, [E], [L] en [N], is dat niet gelukt en is van verdere oproeping afgezien, omdat dit als volstrekt nutteloos moet worden beschouwd nu van deze getuigen geen adres of andere contactgegevens bekend zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding de verklaringen van deze getuigen om die reden geheel buiten beschouwing te laten. Deze kunnen wel worden gebruikt, voor zover in andere bewijsmiddelen steun voor de juistheid van deze verklaringen wordt gevonden, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank het geval is.
d. Op grond van de uitkomsten van de controles en de geciteerde politieverklaringen van [G], [A], [D], [E], [H] en [L] staat voldoende vast dat [G] in de periode van 19 augustus 2005 tot en met 6 maart 2006 te [Q] aan deze getuigen en aan de getuigen [J], [L] en [N], waarvan hij tenminste redelijkerwijs moest vermoeden dat zij niet over een geldige verblijfsvergunning beschikten, telkens in een van beide panden van verdachte en zijn echtgenote tegen betaling - wat [E] betreft in natura - een (bed in een) kamer heeft aangeboden.
e. De te beantwoorden vraag is of verdachte als medepleger van deze handelingen moet worden beschouwd. Verdachte heeft dit ontkend. Door de verdediging is aangevoerd dat [G] al deze handelingen buiten medeweten van verdachte heeft gepleegd. De rechtbank moet op grond daarvan de mogelijkheid onder ogen zien dat [G] geheel op eigen initiatief heeft gehandeld en dat alle informatie over verdachte door hem aan de getuigen is meegedeeld.
De rechtbank verwerpt deze mogelijkheid echter op de volgende gronden.
Anders dan verdachte heeft verklaard, zijn er onvoldoende aanwijzingen dat [G] ook op de [adres 1] zou hebben gewoond. [G] ontkent dit en geen van de getuigen die daar zijn aangetroffen verklaart dit. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [G] niet op de [adres 1] heeft gewoond. Het is dan niet goed denkbaar hoe [G] zonder medeweten en medewerking van verdachte aan derden verblijfsaccommodatie op de [adres 1] zou hebben kunnen verschaffen.
[B] verklaart zelfs dat zij alleen met de eigenaar [verdachte] te maken heeft gehad. Uit de verklaringen van de getuigen [D], die net als [B] op de [adres 1] verbleef, en [L] en [N], die in het pand [adres 2] woonden, volgt voorts dat zij weten wie de eigenaar van de [adres 1] is en hem hebben gezien. De verdediging moet worden toegegeven dat op dit punt in de politieverhoren niet goed is doorgevraagd op de redenen van wetenschap, maar in samenhang gelezen met de verklaringen van [G] in dit verband en die van [D] staat voldoende vast dat deze getuigen zelf een man hebben gezien die zij om een of andere reden voor de eigenaar hebben gehouden. Zoals gezegd is niet duidelijk wat die reden is. Het kan zijn dat deze man zich als de eigenaar heeft gedragen of dat [G] de getuigen heeft verteld dat dit de eigenaar is; dit staat niet vast. Het zou dus een ander dan verdachte kunnen betreffen. Gelet op de gegevens en beschrijvingen die de getuigen van de betreffende man hebben gegeven, acht de rechtbank dit echter niet aannemelijk, ook al zijn de signalementen niet helemaal correct. Het ligt immers niet voor de hand dat nog een ander dan verdachte of [G] de huur is komen innen, te meer niet nu verdachte erkent dat hij [G] voor beide panden liet betalen. Bovendien heeft verdachte, daarnaar ter zitting gevraagd, niet duidelijk kunnen maken met welk doel hij samen met zijn echtgenote op een gegeven moment vier woningen in bezit had, te weten de hierboven genoemde panden, het pand [adres 3] te [Q] en een nieuwbouwwoning in de wijk [wijk] te [Q] ([adres 4]), terwijl zij in geen van die woningen woonden. Ook heeft verdachte er geen verklaring voor gegeven hoe hij - werkzaam als schoonmaker en met een gezinsinkomen van € 3.000,- per maand - al deze panden heeft kunnen financieren, terwijl de aangetroffen situatie in combinatie met de getuigenverklaringen redelijkerwijze om een dergelijke verklaring vraagt. Bij gebreke van zo'n uitleg beschouwt de rechtbank het bezit van deze panden als een bewijsmiddel dat de verklaringen en getuigenverklaringen ondersteunt.
f. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van [B] en [G] niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs, kort gezegd omdat deze getuigen op verschillende punten bij de politie en de rechter-commissaris tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd en daarom aan hun verklaringen geen geloof kan worden gehecht. Verder verklaren ook de andere getuigen op diverse punten zeer verschillend, bijvoorbeeld over het aantal personen dat op een bepaald adres zou wonen, op grond waarvan ook aan hun verklaringen weinig waarde kan worden toegekend, aldus de raadsman.
Op zichzelf is juist dat de verklaringen van [B] en [G] bij de rechter-commissaris op diverse punten afwijken van hun verklaringen bij de politie en ook dat hun verklaringen zelf tegenstrijdigheden bevatten. De verklaringen bij de rechter-commissaris zijn echter ruim twee jaar later afgelegd en reeds om die reden aanzienlijk minder betrouwbaar dan de bij de politie afgelegde verklaringen. Voorts acht de rechtbank het op grond van de verklaringen van [A], [D], [H] [L] aannemelijk dat [G] verdachte bij de rechter-commissaris een grotere rol toedicht bij het ophalen van de huur om zijn eigen rol te bagatelliseren. Ook om die reden acht de rechtbank de verklaringen van [G] bij de politie betrouwbaarder.
De verschillende verklaringen van [G] over de bedden lijken te zijn terug te brengen op de beide woningen: verdachte zou zelf voor bedden in de [adres 1] hebben gezorgd, [G] zou met zijn medebewoners op de [adres 2] voor meer bedden hebben gezorgd. Dit kan dan ook niet als tegenstrijdig worden aangemerkt. Dat de Bulgaren verschillend hebben verklaard over de aantallen personen die in de betrokken panden verbleven verbaast niet, nu aangenomen mag worden dat zij, ook al hebben sommigen anders verklaard, hier waren om te werken. De andersluidende verklaringen - familiebezoek, auto kopen - acht de rechtbank weinig aannemelijk, gezien de verklaring van [G] en het feit van algemene bekendheid dat ingezetenen uit niet tot de EU toegetreden voormalige Oostbloklanden de slechte economische situatie in hun land ontvluchten en elders, in een EU-land, werk gaan zoeken. Het moet er dus voor worden gehouden dat de personen die op de betreffende adressen verbleven daar niet steeds tegelijk aanwezig waren. Bovendien was het voor hen van weinig belang te weten hoeveel mensen er bij hen in huis verbleven, zodat aangenomen mag worden dat zij daar geen bijzondere aandacht aan hebben besteed.
g. Voorts merkt de rechtbank op dat de ontkenning van verdachte niet erg overtuigt, nu hij zijn verklaringen bij de politie steeds heeft bijgesteld, alvorens zich op zijn zwijgrecht te gaan beroepen. Op 16 maart 2006 gehoord heeft verdachte verklaard dat hij eerder heeft gelogen over het feit dat hij zelf in de [adres 2] zou hebben gewoond, alsook over het feit dat hij geen huur ontving van [G]. Hij verklaart nu dat hij [G] kosten voor de aflossing van de hypotheek en de energiekosten liet betalen. Dat was ook zo voor de [adres 1]. Verdachte legt niet uit waarom hij eerder anders heeft verklaard.
h. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [G] en de andere bij de politie gehoorde getuigen die verdachte hebben genoemd voldoende betrouwbaar om tot het bewijs te bezigen van het feit dat verdachte wel degelijk op de hoogte was van het verblijf in zijn panden van personen waarvan hij tenminste ernstig moest vermoeden dat zij zonder geldige verblijfsvergunning in Nederland verbleven en dat hij daarvoor, al dan niet door tussenkomst van [G], betaling heeft ontvangen. Reeds deze wetenschap bij verdachte, in combinatie met zijn positie als eigenaar, brengt mee dat sprake is van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking met [G] dat verdachte als medepleger moet worden aangemerkt van het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf aan wederrechtelijk in Nederland verblijvende personen zoals ten laste gelegd onder 1.
i. Dit geldt wat verdachte betreft voor alle genoemde getuigen met uitzondering van [C] ([adres 1]), [F], [I] en [M] ([adres 2]). Zij hebben verklaard nog maar enkele dagen op het betreffende adres te verblijven en geen huur te betalen. Ook [G] heeft verklaard dat mensen die maar een paar dagen bleven geen huur hoefden te betalen. Ten aanzien van deze personen is dan ook onvoldoende wettig bewijs voorhanden dat hen tegen betaling verblijfsaccommodatie is aangeboden. Ook ten aanzien van [G] zal de rechtbank dit niet bewezen verklaren, nu met de in de ten laste gelegde 'ander' met wie verdachte het feit zou hebben begaan, kennelijk [G] is bedoeld.
Met betrekking tot [K], kennelijk de vriendin van [G], zal de rechtbank het ten laste gelegde ook bewezen verklaren, nu aannemelijk is dat de door [G] aan verdachte betaalde vergoeding ook voor haar gold.
j. Verdachte heeft bij de politie nog verklaard dat hij er op grond van een mededeling van [G] vanuit is gegaan dat Bulgarije tot de EU behoorde. Als dit al juist zou zijn, zou een dergelijke mededeling verdachte niet ontslaan van zijn verantwoordelijkheid, nu van hem verwacht mocht worden dat hij zelf zou onderzoeken of dit wel juist was en vervolgens bij de betrokkenen navraag moeten doen of zij over een verblijfsvergunning beschikten. Nu verdachte dit niet heeft gedaan, heeft hij op de koop toe genomen dat zij wederrechtelijk in Nederland verbleven.
k. Met betrekking tot het onder 2 en 3 ten laste gelegde en in het bijzonder het aantal personen aan wie woon- en/of nachtverblijf is verschaft, overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de geciteerde getuigenverklaringen van de dames [A] en van [D] (die spreken over respectievelijk vijf, zes en zeven personen) acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er op en in de periode voor 19 december 2005 in het pand [adres 1] aan (tenminste) vijf personen woon- en nachtverblijf is verschaft. De rechtbank laat de verklaring van de getuige [C], die over vier personen spreekt, buiten beschouwing. [C] verbleef volgens zijn verklaring nog maar twee dagen op dit adres, op grond waarvan moet worden aangenomen dat hij onvoldoende zicht had op de situatie in de woning.
Hetzelfde geldt voor de verklaringen van de getuigen [F], [I] en [M], die op het adres [adres 2] zijn aangetroffen. De rechtbank gaat er op grond van het aantal aangetroffen personen, waarvan [F], [I] en [M] buiten beschouwing zijn gelaten, vanuit dat er in dat pand (tenminste) zeven personen woonden. Dit is in het voordeel van verdachte, nu op grond van de verklaringen van [E], [H], [J] en [L] een hoger aantal zou kunnen worden aangenomen.
Uit de genoemde aantallen volgt dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken voor zover het de [adres 1] betreft.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 19 augustus 2005 tot en met 6 maart 2006 te [Q], tezamen en in vereniging met een ander, telkens aan een ander, te weten [A] en [B] en [D] en [E] en [F] en [H] en [J] en [K] en [L] en [M] en [N] en andere personen die wederrechtelijk in Nederland verbleven uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland terwijl hij, verdachte, en zijn mededader telkens ernstige redenen hadden te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader telkens aan die personen tegen betaling enige verblijfsaccommodatie aangeboden;
2.
OVERTREDING
hij op tijdstippen in de periode van 19 augustus 2005 tot en met 6 maart 2006 te [Q], telkens tezamen en in vereniging met een ander, zonder een gebruiksvergunning van burgemeester en wethouders van de gemeente [Q] bouwwerken, te weten de woning gelegen aan de adressen
a. [adres 1] en
b. [adres 2]
in gebruik heeft gehad of gehouden, waarin aan meer dan vier personen bedrijfsmatig woon- en nachtverblijf is verschaft, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader telkens aan meer dan vier personen tegen betaling woon- en nachtverblijfsaccommodatie aangeboden;
3.
OVERTREDING
hij op tijdstippen in de periode van 3 november 2005 tot en met 6 maart 2006 te [Q], tezamen en in vereniging met een ander telkens heeft toegestaan dat een woning gelegen aan het adres
[adres 2] te [Q],
werd bewoond door meer dan één persoon per 14 m2 (vierkante meter) gebruiksoppervlakte, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader, die woning telkens tegen betaling in gebruik gegeven aan meer dan 6 personen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tenminste een aantal maanden schuldig gemaakt aan huisvesting van een niet gering aantal illegaal in Nederland verblijvende Bulgaren tegen betaling. Dit is een ernstig strafbaar feit, omdat het hier een groep kwetsbare personen betreft die door hun belabberde economische situatie en hun status als illegaal vatbaar zijn voor misbruik en uitbuiting, zowel ten aanzien van hun woonsituatie als ten aanzien van werk. Verdachte heeft de betrokken Bulgaren in samenwerking met [G] ondergebracht in zijn panden, zonder dat hij daarvoor over de vereiste gebruiksvergunningen beschikte en terwijl in de woning aan de [adres 2] naar wettelijke maatstaven onvoldoende leefruimte per persoon beschikbaar was. De bedoeling van een gebruiksvergunning en van een minimum aantal meters gebruiksoppervlakte per bewoner is het waarborgen van een brandveilige en menswaardige situatie. Daarnaast wordt door deze handelwijze van verdachte en anderen de uitvoering van het door de overheid gevoerde vreemdelingenbeleid ondergraven.
Verdachte heeft zich daar niet om bekommerd en uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financiële belangen.
De rechtbank acht een werkstraf in combinatie met een geldboete en een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist, passend bij de onderhavige feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, die werk heeft en nog niet eerder voor een soortgelijk feit met justitie in aanraking is geweest.
De raadsman heeft nog een beroep gedaan op strafvermindering vanwege overschrijding van de redelijke termijn en omdat verdachte door de politie met onjuistheden is geconfronteerd. Hem zouden getuigenverklaringen zijn voorgehouden die niet klopten.
De rechtbank verwerpt dit beroep. Van overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar is geen sprake. Verdachte is op 15 maart 2006 aangehouden en de dagvaarding is aan hem betekend op 25 mei 2007, terwijl de zaak op 4 september 2007 voor het eerst is behandeld. De geconstateerde onjuistheden in de verhoren zijn niet van dien aard dat geconcludeerd moet worden dat verdachte daardoor op een geheel verkeerd spoor is gezet. Bovendien is het bewijs niet gebaseerd op een op basis van die onjuistheden totstandgekomen bekentenis van verdachte.
De rechtbank zal voor feit 1 per vreemdeling een geldboete van € 1.000,- opleggen en voor de overtredingen de door de officier geëiste geldboetes, met inachtneming van de gedeeltelijke vrijspraak van feit 3. De rechtbank ziet geen aanleiding bij de oplegging van de geldboetes rekening te houden met een door de gemeente verbeurd verklaarde dwangsom, nu onduidelijk is ter zake waarvan deze dwangsom is opgelegd en waarom verdachte de verbeurdverklaring daarvan niet heeft voorkomen.
De rechtbank zal bij de oplegging van de werkstraf wel enigszins rekening houden met het feit dat inmiddels een periode van ruim twee jaar verstreken is sinds de feiten zijn geconstateerd en met het feit dat ook een geldboete wordt opgelegd. De rechtbank ziet daarin aanleiding de op te leggen werkstraf enigszins te matigen ten opzichte van de eis van de officier van justitie.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 47, 57, 62 en 197a van het Wetboek van Strafrecht;
- 6.1.1, 7.1.1 en 12.1 van de Bouwverordening voor de gemeente 's-Gravenhage.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
het bewezenverklaarde is strafbaar en levert volgens de wet op:
feit 1:
MEDEPLEGEN VAN HET MISDRIJF EEN ANDER UIT WINSTBEJAG BEHULPZAAM ZIJN
BIJ HET ZICH VERSCHAFFEN VAN VERBLIJF IN NEDERLAND, TERWIJL HIJ ERNSTIGE REDENEN HEEFT TE VERMOEDEN DAT DAT VERBLIJF WEDERRECHTELIJK IS, MEERMALEN GEPLEEGD;
feit 2:
MEDEPLEGEN VAN OVERTREDING VAN HET VOORSCHRIFT GENOEMD IN ARTIKEL 6.1.1, EERSTE LID, VAN DE BOUWVERORDENING VAN DE GEMEENTE
'S-GRAVENHAGE, MEERMALEN GEPLEEGD;
feit 3:
MEDEPLEGEN VAN OVERTREDING VAN HET VOORSCHRIFT GENOEMD IN ARTIKEL 7.1.1 VAN DE BOUWVERORDENING VAN DE GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
ten aanzien van feit 1:
een gevangenisstraf voor de duur van DRIE MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (EENHONDERD TWINTIG) UREN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 118 (HONDERD ACHTTIEN) UREN resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 59 (NEGENENVIJFTIG) DAGEN;
in verzekering gesteld op: 15 maart 2006,
in vrijheid gesteld op: 16 maart 2006;
een geldboete van € 12.000,00 (TWAALFDUIZEND EURO);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 90 (NEGENTIG) DAGEN;
ten aanzien van feit 2:
een geldboete van € 2.000,00 (TWEEDUIZEND EURO);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 40 (VEERTIG) DAGEN;
ten aanzien van feit 3:
een geldboete van € 500,00 (VIJFHONDERD EURO);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 10 (TIEN) DAGEN.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Verkleij, voorzitter,
Van Kooten en Lely, rechters,
in tegenwoordigheid van Van den Bosch, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2008.
Mr Lely is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
(1) Proces-verbaal van verhoor van getuige [A], blz. 62.
(2) Proces-verbaal van verhoor van getuige [B], blz. 67.
(3) Proces-verbaal van verhoor van getuige [C], blz. 71.
(4) Proces-verbaal van verhoor van getuige [D], blz. 75.
(5) Algemeen verslag Dienst Stedelijke Ontwikkeling, blz. 84.
(6) Proces-verbaal van verhoor van getuige [E], blz. 120.
(7) Proces-verbaal van verhoor van getuige [F], blz. 116.
(8) Proces-verbaal van verhoor van getuige [G], blz. 113.
(9) Proces-verbaal van verhoor van getuige [H], blz. 124.
(10) Proces-verbaal van verhoor van getuige [I], blz. 102.
(11) Poces-verbaal van verhoor van getuige [J], blz. 111.
(12) Proces-verbaal van verhoor van getuige [K], blz. 132.
(13) Proces-verbaal van verhoor van getuige [L], blz. 128.
(14) Proces-verbaal van verhoor van getuige [M], blz. 106.
(15) Proces-verbaal van verhoor van getuige [N], blz. 136.
(16) Proces-verbaal van verhoor van verdachte [G], blz. 202.
(17) Proces-verbaal van verhoor van verdachte [G], blz. 205.