Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0447

Datum uitspraak2008-04-10
Datum gepubliceerd2008-04-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/400115-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

artikel 6 WvW strafmaatmotivering


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.400115-07 Uitspraak: 10 april 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachtet], geboren op [geboortejaar] wonende te [adres] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr M.J. Jansma, advocaat te Zwolle. De officier van justitie, mr. A.E.M. Doedens, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het ten laste gelegde tot een taakstraf van 40 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twee jaren. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) BEWIJS De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat: Hij op 22 januari 2007 in de gemeente Zwolle als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Meppelerstraatweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers is hij, zeer onvoorzichtig en onoplettend, gekomen nabij de T-kruising met de weg, Ceintuurbaan, gaan rijden over de voorsorteerstrook bestemd voor het rechtsafslaand verkeer en (vervolgens) gekomen nabij het kruisingsvlak van de wegen, Meppelerstraatweg en Ceintuurbaan, met zijn motorrijtuig linksafgeslagen en heeft hij (daarbij) een in zijn rijrichting rood uitstralend verkeerslicht genegeerd en (vervolgens) is hij met zijn motorrijtuig tegen een ander, te weten een voetganger, gereden, welke zich bevond op een aldaar op de rijbaan van de Ceintuurbaan gelegen voetgangersoversteekplaats, waardoor een ander (genaamd [naam]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is van de zijde van verdachte sprake geweest van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, aangezien hij zich in de manoeuvre, leidend tot het aanrijden van het slachtoffer, schuldig heeft gemaakt aan twee verkeersovertredingen, te weten het links afslaan vanaf een voorsorteerstrook voor rechtafslaand verkeer en het negeren van een rood verkeerslicht. Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl aan een ander zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat uit het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d. 19 september 2007 door dr. J.W.G. Meissner naar voren komt dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde een autistische stoornis had, doch dat het zeer de vraag is of deze stoornis het ten laste gelegde heeft veroorzaakt, nu verdachte immers over een hem bekende route reed en het handelen door verdachte plaatsvond uit berekening om tijd te winnen. Verdachte heeft zelf tijdens zijn verhoor door de politie verklaard dat zijn autistische stoornis niets met de toedracht van het ongeval heeft te maken. Hieruit volgt dat de autistische stoornis van verdachte geen invloed heeft gehad op de hem verweten gedragingen. Bij de oplegging van de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen overweegt de rechtbank voorts dat in deze zaak als strafverzwarende omstandigheid meespeelt zodanige herhaling van dit soort verkeersgedrag dat verdachte als recidivist moet worden beschouwd zomede het extra gevaarzettende verkeersgedrag zoals dat uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Gebleken is immers dat verdachte in het verleden, (deels) door eigen toedoen, slachtoffer is geworden van een door hem veroorzaakt verkeersongeluk door een gevaarlijke inhaalmanoeuvre van de zijde van verdachte, omdat zijn voorligger naar het inzicht van verdachte te langzaam reed. De rechtbank acht het mede om die reden, naast het opleggen van de hierna te melden straf, noodzakelijk dat verdachte voor een hierna te melden termijn de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden ontzegd. BESLISSING Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 80 uren. De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf . De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag. De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 24 maanden. Van de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal een gedeelte, groot 12 maanden, niet worden tenuitvoergelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een feit, strafbaar gesteld krachtens de Wegenverkeerswet. Aldus gewezen door mr. C.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. A.J. Louter en R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2008. Mr. R.A.M. Elbers voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.