Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0467

Datum uitspraak2008-04-15
Datum gepubliceerd2008-04-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/400237-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

noodweer, maatregel schadevergoeding, vervangende hechtenis


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.400237-07, 07/400043-08 en 07/400322-07 Uitspraak: 15 april 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [naam verdachte], geboren op [geboorteplaats], wonende te [adres], thans verblijvende in de [naam penitiarie inrichting]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Bos, advocaat te Zwolle. De officier van justitie, mr. J.P. Scheffer, heeft ter terechtzitting gevorderd: - de veroordeling van verdachte terzake het onder parketnummers 07/400237-07, 07/400043-08 en 07/400322-07 onder 1 primair , met uitzondering van de voorbedachte rade, en feit 2, ten laste gelegde tot 3 jaren gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, - oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden, - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde part[benadeelde partij 1], tot een bedrag van € 5.675,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgen tenlasteleggingen) BEWIJS De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde bij parketnummer 07/400237-07 betoogd dat nu verdachte – naar eigen zeggen – de fiets wilde lenen en na afloop van het gebruik van die fiets deze wilde retourneren, niet bewezen kan worden dat verdachte het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening had en dientengevolge dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 1 bij parketnummer 07/400237-07. De rechtbank is van oordeel dat uit de voorhanden feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte zich naar uiterlijke verschijningsvormen als heer en meester over de fiets heeft gedragen. Daarmee is – naar geldend recht - het bestanddeel ‘oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening’ vervuld en is in strafrechtelijke zin sprake van diefstal. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde bij parketnummer 07/400322-07 is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat geen sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg aan de zijde van verdachte alvorens hij [benadeelde partij 1] heeft geslagen en gestompt. Verdachte heeft in een opwelling op het laatste ogenblik, vóór de woning van het slachtoffer, de straatklinker gepakt die hij even later als wapen heeft gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van voorbedachte rade. De rechtbank zal verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging van feit 1 primair bij parketnummer 07/400322-07 vrijspreken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 07/400237-07: 1. hij op 22 februari 2007 te Eefde, gemeente Lochem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets toebehorende aan [benadeelde partij 2] 2. hij op 22 februari 2007 te Eefde, gemeente Lochem, opzettelijk brand heeft gesticht in een vuilcontainer, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk afval in brand gestoken, ten gevolge waarvan dat afval is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die vuilcontainer te duchten was. 3. hij op 23 juni 2007 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen koperdraad, toebehorende aan het bouwbedrijf [benadeelde partij 3] 07/400043-08 hij op 07 oktober 2007 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen horloges, toebehorende aan [benadeelde partij 4], in elk geval aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak. 07/400322-07: 1. hij op 10 oktober 2007 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde partij 1] meermalen met een straatklinker in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen en éénmaal in het gezicht heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. 2. hij op 10 oktober 2007 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas toebehorende aan [benadeelde partij 1]. Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Ten aanzien van het tenlaste gelegde bij parketnummer 400237-07: 1. diefstal , strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht; 2. opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht; 3. diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht; Ten aanzien van het ten laste gelegde bij parketnummer 07/400043-08: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafecht; Ten aanzien van het ten laste gelegde bij parketnummer 07/400322-07: 1 primair. poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 45 juncto 287 van het Wetboek van Strafrecht; 2. diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID VAN DE DADER Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde bij parketnummer 07/400322-07 is door de raadsman betoogd dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond en zich heeft verdedigd tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanval van het latere slachtoffer. De rechtbank acht het op grond van de gegeven feiten en omstandigheden onaannemelijk dat sprake is geweest van een noodweersituatie. Verdachte is op weg gegaan naar de woning van het slachtoffer, waarbij hij – zoals hij dat ter terechtzitting verwoordde – ‘nattigheid’ voelde. Voor de deur van de woning van het slachtoffer heeft hij een straatklinker gepakt. De verdachte heeft aan de voordeur van de woning aangebeld en is door het latere slachtoffer binnengelaten. De leeftijd en handicap van het slachtoffer in aanmerking genomen, evenals het feit dat zij slecht ter been is, is een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf zoals aangevoerd door de verdediging, geenszins aannemelijk te achten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de buren dadelijk na het dichtslaan van de deur hulpgeroep van het slachtoffer hebben gehoord. Gelet op het hiervoor overwogene komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie. Nu de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf faalt ook het beroep van verdachte op noodweer-exces. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Bij de oplegging van straf of maatregel heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de bewezenverklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan het niet voldoen aan de verplichting om zijn identiteitsbewijs aan te bieden op 12 juli 2007 in de Steenstraat te Zwolle en openbaar drugsgebruik in de Steenstraat op 12 juli 2007 te Zwolle, zoals vermeld in de aan dit vonnis gehechte "kennisgeving ad informandum gevoegde zaken", waarvan de dossiers ter kennisneming van de rechtbank bij de stukken zijn gevoegd en zoals ook door de verdachte tegenover de politie is erkend. Het als derde geformuleerde ad informandum gevoegde feit op de dagvaarding met parketnummer 07/400322-07 zal door de rechtbank niet worden meegenomen nu verdachte dit feit ontkent. Bij haar beslissing heeft de rechtbank eveneens rekening gehouden met: een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 21 februari 2008; - een de verdachte betreffend pro justitia rapport d.d. 17 januari 2008 uitgebracht door C.J.F. Kemperman, psychiater/zenuwarts, - een de verdachte betreffend pro justitia rapport d.d. 17 januari 2008 uitgebracht door H. Scharft, psycholoog, - een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 11 december 2007 uitgebracht door de Reclassering Nederland, - een de verdachte betreffend maatregelrapport d.d. 28 maart 2008 uitgebracht door de Reclassering Nederland. In voormelde rapportages van de beide gedragsdeskundigen, H. Scharft en C.J.F. Kemperman, is door hen geconcludeerd dat verdachte op het moment van het plegen van het ten laste gelegde feit leed aan een persoonlijkheidsstoornis, ADHD, een matige begaafdheid, drankmisbruik en softdrugsgebruik voorafgaande aan het delict, en dat de hem ten laste gelegde feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De voormelde deskundigen adviseren aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. De reclassering Nederland heeft bij voornoemd maatregelrapport d.d. 28 maart 2008 gerapporteerd omtrent de concrete invulling van de aan de geadviseerde terbeschikkingstelling te verbinden voorwaarden. De rechtbank verenigt zich met de conclusies uit voormelde rapportages en zal deze bij de oplegging van straf en maatregel meewegen. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf – naast een terbeschikkingstelling met voorwaarden - noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Daaraan zij toegevoegd dat de rechtbank het door verdachte gebruikte brute geweld tegen een zo kwetsbaar slachtoffer hem zeer ernstig aanrekent. Het verweer van de raadsman dat verdachte slechts tot 16 juni 2009 geplaatst kan worden bij Hoeve Boschoord en derhalve niet tot een gevangenisstraf zou moeten worden veroordeeld die feitelijk de datum van 16 juni 2009 overschrijdt wordt door de rechtbank verworpen. In het maatregelrapport van de Reclassering Nederland is een citaat van de heer Schapelhouman opgenomen waaruit blijkt dat Hoeve Boschoord bereid is verdachte in behandeling te nemen, waarbij wordt gegarandeerd dat de behandeling uiterlijk 16 juni 2009 kan starten. De rechtbank leest het voorgaande aldus dat niet gegarandeerd kan worden dat verdachte vóór genoemde datum in Hoeve Boschoord geplaatst kan worden. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 38, 38a, en 57 van het Wetboek van Strafrecht. Benadeelde partij Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bij parketnummer 07/400322-07 bewezen verklaarde feit. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank eenvoudig van aard. Gelet op het letsel van het slachtoffer in de onderhavige strafzaak, acht de rechtbank het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding redelijk. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van de kosten van het verblijf in het ziekenhuis voor 27 dagen overweegt de rechtbank dat, nu het slachtoffer bij haar vordering aansluiting heeft gezocht bij de richtlijnen van het Nationaal Platform Personenschade, deze vergoeding de rechtbank niet onredelijk of onbillijk voorkomt. De rechtbank zal deze vordering dan ook toewijzen. De hoogte van de schade is gelet op het voorgaande genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 5.675,--. De rechtbank zal deze vordering als voorschot toewijzen. De rechtbank zal, gelet op de financiële situatie van verdachte, geen schadevergoedingsmaatregel opleggen conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Oplegging van deze maatregel zou onbedoeld leiden tot het uitzitten van de vervangende hechtenis verbonden aan de maatregel, nu verdachte de eerstkomende jaren zal verblijven in detentie dan wel in Hoeve Boschoord en het Centraal Justitieel Incasso Bureau, dat voor de incasso van de vordering zorg draagt, een betalingstermijn van maximaal drie jaren hanteert. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. De rechtbank gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld. De rechtbank stelt betreffende het gedrag van de verdachte als voorwaarden dat verdachte: 1. zich niet zal schuldig maken aan enig strafbaar feit, 2. zich niet buiten de landsgrenzen zal begeven, 3. zich aan de afspraken en aanwijzingen hem te geven door de Reclassering Nederland zal houden en zich begeleidbaar zal opstellen, 4. zal meewerken aan een kennismakingsgesprek met de wijkagent die op de hoogte zal worden gebracht van verdachtes situatie en verblijfadres. Dit zal zeker aan de orde zijn als een vervolgtraject plaatsvindt na de klinische behandeling in Hoeve Boschoord. 5. zich klinisch zal laten behandelen door Hoeve Boschoord, volgens het op te stellen behandelplan van deze instelling. Verdachte zal zich niet onttrekken aan deze behandeling of zal zijn behandeling niet eerder beëindigen dat na uitdrukkelijke toestemming van het behandelteam van Hoeve Boschoord en de reclassering. Indien in het vervolgtraject een poliklinische behandeling geïndiceerd is dan zal verdachte hier aan meewerken. 6. verblijft binnen Hoeve Boschoord. Verdachte zal het verblijf niet beëindigen zonder overleg en toestemming van Hoeve Boschoord alswel van de reclassering. Verdachte zal zich aan de huisregels houden van Hoeve Boschoord. 7. de hem voorgeschreven medicatie zal innemen. Het medicatiebeleid van verdachte komt in handen van het behandelteam van Hoeve Boschoord. Tevens zal verdachte meewerken aan eventuele controles van de instelling op de inname van zijn medicatie. 8. geen drugs en alcohol zal gebruiken. Verdachte dient zijn medewerking te verlenen aan de (urine-)controles hierop. 9. zal deelnemen aan een (behandel-)programma zoals dat door Hoeve Boschoord aangeboden wordt. Mocht verdachte in een later stadium buiten de kliniek verkeren dan zal hij een geschikte daginvulling hebben. 10. zich zal houden aan het vrijhedenprotocol. Het beleid komt in handen van het behandelteam van Hoeve Boschoord. 11. inzage zal geven in zijn financiële situatie aan Hoeve Boschoord en de reclassering. Verdachte zal meewerken aan het afbetalen van zijn schulden. 12. openheid geeft over zijn sociale contacten aan Hoeve Boschoord en de reclassering. Verdachte stemt ermee in dat de reclassering contact zal onderhouden met verdachtes ouders, wanneer dit gewenst is volgens de reclassering. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te Zwolle, van een bedrag van € 5.675,-- (zegge: vijfduizend zeshonderd vijfenzeventig euro), bij wijze van voorschot. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. F. Koster en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2008.