Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0531

Datum uitspraak2008-04-14
Datum gepubliceerd2008-04-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers306678 HA RK 08-254 Wrakingsnummer 2008/8
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge art. 37 Rv. Verzoek afgewezen.


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage Meervoudige wrakingskamer Wrakingnummer 2008/8 rekestnummer: 306678 HA RK 08-254 zaak/rolnummer: 294906 / HA ZA 07-2897 datum beschikking: 14 april 2008 BESCHIKKING op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] EXPLOITATIE B.V., gevestigd en kantoorhoudend te [Q], verzoekster, advocaat: mr. W.F. Veldstra te Rotterdam, procureur: mr. A.B. Baumgarten, t e g e n: Mr. [Y], vice-president in de rechtbank te 's-Gravenhage. Partijen worden hierna aangeduid met "[X] BV" en "mr. [Y]". 1. Voorgeschiedenis en het procesverloop 1.1 Bij exploot van 30 juli 2007 is [X] BV door mr. J.N. van der Pouw Kraan, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Combi Expansie Techniek B.V. (verder aangeduid met "eiser"), gedagvaard om, niet in persoon maar vertegenwoordigd door een procureur, te verschijnen ter terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2007. De vordering strekt tot betaling van een bedrag van € 282.314,44 te vermeerderen met rente en kosten. Nadat [X] BV op 31 oktober 2007 voor antwoord had geconcludeerd, heeft deze rechtbank bij vonnis van 14 november 2007 een comparitie van partijen bevolen op 6 maart 2008 te 9.30 uur ten overstaan van mr. [Y]. 1.2 Bij telefax van 3 maart 2008 heeft de griffier namens mr. [Y] beide procureurs bericht dat zij desgewenst in de gelegenheid worden gesteld op de zitting van 6 maart 2008 een pleitnota voor te dragen. Mr. J.C. Dorrepaal, procureur van eiser, heeft bij telefax van 4 maart 2008 bericht zorg te zullen dragen voor een pleitnota. Gelijktijdig heeft hij een verslag toegezonden van een bespreking. Mr. Veldstra heeft schriftelijk bezwaar gemaakt tegen het in dit stadium van de procedure in het geding brengen van nadere stukken door mr. Dorrepaal, alsmede tegen het feit dat, anders dan in het vonnis van 14 november 2007 is bepaald, toch desgewenst een pleitnota kan worden voorgedragen. Bij toelating van de nadere stukken vraagt hij voor een juiste en behoorlijke voorbereiding op de zitting, een nadere comparitiedatum te bepalen. 1.3 Bij telefax, verzonden op 5 maart 2008, heeft de griffier namens mr. [Y] aan mr. Veldstra onder meer bericht dat er geen verplichting bestaat om stellingen op schrift te stellen en dat zijn bezwaar tegen de te late indiening van stukken ter zitting zal worden behandeld. 1.4 Mr. Veldstra heeft vervolgens bij telefax van 5 maart 2008 te kennen gegeven een wrakingsverzoek te zullen indienen. Op 6 maart 2008 is bedoeld verzoek ingekomen. 1.5 Op 31 maart 2008 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Namens [X] BV is verschenen mw. [A] (hoofd financiële administratie en interne controle), vergezeld van mr. Veldstra. Voorts is verschenen mr. Van der Pouw Kraan, curator. Mr. [Y] is niet verschenen. Zij heeft haar standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt. 2. Het verzoek: 2.1 Ter zitting heeft mr. Veldstra, anders dan in het schriftelijke verzoek tot wraking is opgenomen, verklaard dat partijdigheid van mr. [Y] niet aan het verzoek ten grondslag wordt gelegd. De persoon van de rechter staat bij hem niet ter discussie. Met het wrakingsverzoek beoogt hij het ongenoegen van hem en zijn cliënte in het handelen van mr. [Y] kenbaar te maken. Door kort voor de comparitie kenbaar te maken dat in afwijking van het bepaalde in het vonnis van 14 november 2007 ter zitting toch een pleitnota kan worden voorgedragen handelt mr. [Y] in de visie van mr. Veldstra in strijd met de goede procesorde en wordt [X] BV ten opzichte van eiser op achterstand gesteld, omdat zij wegens tijdgebrek niet in de gelegenheid is de inhoud van de op te stellen pleitnota met haar advocaat te bespreken. 2.2 Mr. [Y] handelt volgens mr. Veldstra eveneens in strijd met een goede procesorde door twee dagen vóór de zitting stukken van eiser aan te nemen. Zij handelt hiermee in strijd met de rolrichtlijnen. 3. Het verweer: 3.1 Mr. [Y] stelt dat er geen sprake is van schijn van partijdigheid. Zij voert daartoe aan dat de door mr. Veldstra bedoelde plotselinge tournure aangaande het verloop van de zitting en de weigering om uitstel te verlenen, voor beide partijen gold. Met betrekking tot de door eiser te laat ingediende stukken voert zij aan dat het bezwaar van mr. Veldstra ter zitting zou worden besproken en dat pas daarna een beslissing zou worden genomen over het al dan niet toestaan van die stukken. Zij stelt daarmee te handelen overeenkomstig de uitspraak van de Hoge Raad van 7 december 2007. 4. Beoordeling 4.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. 4.2 Artikel 36 Rv bepaalt dat een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Reeds hieruit volgt dat het handelen in strijd met de goede procesorde en/of het handelen in strijd met de rolrichtlijnen, geen grond oplevert voor toewijzing van een verzoek tot wraking. 4.3 De omstandigheid dat alsnog wordt toegestaan ter zitting een pleitnota voor te dragen levert naar het oordeel van de wrakingskamer geen moedwillige benadeling van één van partijen op. Het staat een rechter immers vrij nadere instructies te geven omtrent het verloop van een comparitie van partijen. Dat dit in de onderhavige procedure zeer kort voor de zitting aan partijen is doorgegeven kan als ongelukkig worden bestempeld, maar levert geen schijn van partijdigheid op, aangezien één en ander voor beide partijen gold. 4.4 Voorts oordeelt de wrakingskamer dat mr. [Y] juist heeft gehandeld door nog geen beslissing te nemen over het al dan niet accepteren van het namens eiser twee dagen voor de zitting toegezonden verslag. Zij dient ter zitting, zonodig na een toelichting door eiseres, te beslissen op het bezwaar van mr. Veldstra. Ook deze handelswijze levert geen schijn van partijdigheid op. 4.5 Gelet op het vorenstaande zal het verzoek tot wraking worden afgewezen. Beslissing De rechtbank: - wijst het verzoek tot wraking af; - bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek; - beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, lid 3, Rv wordt toegezonden aan: • [X] BV p/a haar procureur mr. A.B. Baumgarten; • eiser in de hoofdzaak p/a haar procureur mr. J.C. Dorrepaal; • mr. [Y]. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2008 door mrs. H.S. Wiarda, J.G.J. Brink en A.H. Bergman, in tegenwoordigheid van J. Kriense Lokker als griffier.