Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0704

Datum uitspraak2008-04-24
Datum gepubliceerd2008-04-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6041 AKW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet verschoonbare termijnoverschrijding griffierecht. Verzet ongegrond.


Uitspraak

06/6041 AKW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [Appellant], wonende te Nador, Marokko (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 september 2006, 05/701 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Datum uitspraak: 24 april 2008 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 14 juni 2007 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen voornoemde uitspraak heeft appellant verzet gedaan. De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 17 januari 2008, waar partijen niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN De uitspraak van de Raad van 14 juni 2007 berust hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22, aanhef en onder a, van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 105,-- niet binnen de bij de aangetekend verzonden brief van 27 november 2006 gestelde en bij brief van 14 februari 2007 tot en met 28 maart 2007 verlengde termijn is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. In verzet zijn geen gronden naar voren gebracht die de Raad tot een ander oordeel kunnen brengen. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat aan appellant op zijn verzoek uitstel voor de betaling van het griffierecht is verleend en dat hij van het eerste verzoek op 25 oktober 2006 tot zes weken na het laatste verzoek op 14 februari 2007 de gelegenheid heeft gehad het griffierecht te voldoen. Het verzet wordt derhalve ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad ten slotte geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en H.J. Simon en H.J. de Mooij als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 april 2008. (get.) M.M. van der Kade. (get.) A.C. Palmboom. RB