Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD0705

Datum uitspraak2008-04-29
Datum gepubliceerd2008-04-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers710011-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

verdachte heeft, na het gebruik van alcoholhoudende drank, brand gesticht in zijn woning, een zogenaamde rijtjeswoning.
Verdachte heeft zich bovendien gedurende vele jaren schuldig gemaakt aan agressief geweld jegens zijn levenspartner/echtgenote en zijn zoon, waarbij hij ook meermalen met fors geweld heeft bedreigd.
Dit huiselijk geweld met die ernstige bedreigingen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte is thans 61-jaar. Hij wordt veroordeeld tot 15 maanden gevanisstraf waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 710011-08. STRAFVONNIS Uitspraak: 29 april 2008. De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: A. N. v.d. B., geboren te (plaats), op (datum), wonende te (plaats), thans verblijvende in het huis van bewaring te Almelo, terechtstaande ter zake dat: 1. hij op of omstreeks 3 januari 2008 in de gemeente (plaats), opzettelijk brand heeft gesticht in/aan/bij een woning (adres), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (een) lucifer(s), in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (met spiritus, althans enige brandbare stof, besprenkelde) gordijnen en/of vloerbedekking, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die vloerbedekking geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inboedel van die woning en/of belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die woning en/of belendende percelen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was; 2. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 januari 2002 tot en met 3 januari 2008, in de gemeente (plaats) en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten s.o.1 en/of s.o.2), (telkens) in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of getrapt, waardoor deze(n) (telkens) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden, welk(e) misdrijf/misdrijven (telkens) werden gepleegd tegen zijn echtgeno(o)t(e) en/of levenspartner en/of zijn kind; 3. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 januari 2002 tot en met 3 januari 2008, in de gemeente (plaats) en/of elders in Nederland, (telkens) een persoon genaamd s.o.1 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend voornoemde s.o.1 de woorden toegevoegd :"Waag het niet om weg te gaan, want dan breek ik je been" en/of "Waag het niet om weg te gaan want dan ram ik je kop er af", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking; Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen – die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen – waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 3 januari 2008 in de gemeente (plaats), opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (adres), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met (met spiritus, althans enige brandbare stof, besprenkelde) vloerbedekking, ten gevolge waarvan die vloerbedekking geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inboedel van die woning en belendende percelen te duchten was; 2. hij op tijdstippen in de periode van 7 januari 2002 tot en met 3 januari 2008, in de gemeente (plaats), opzettelijk mishandelend personen (te weten s.o.1 en s.o.2), in het gezicht en/of elders tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt, waardoor deze personen letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden, welke misdrijven telkens werden gepleegd tegen zijn echtgenote en/of levenspartner en/of zijn kind; 3. hij op tijdstippen in de periode van 7 januari 2002 tot en met 3 januari 2008, in de gemeente (plaats), telkens een persoon genaamd s.o.1 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde s.o.1 de woorden toegevoegd : "Waag het niet om weg te gaan, want dan ram ik je kop er af"; en: hij op tijdstippen in de periode van 7 januari 2002 tot en met 3 januari 2008, in de gemeente (plaats), telkens een persoon genaamd s.o.1 heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend voornoemde s.o.1 de woorden toegevoegd :"Waag het niet om weg te gaan, want dan breek ik je been". Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank heeft wat betreft sub 1 overwogen: Verdachte heeft ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, verklaard: Ik heb de vloerbedekking besprenkeld met spiritus of iets dergelijks, waarna ik een brandende lucifer met die vloerbedekking in aanraking heb gebracht. Het duurde even, maar toen begon het goed te branden. Ik besefte dat het niet goed was en ik ben toen naar mijn buurman gelopen. Na enkele minuten ben ik, samen met mijn buurman, naar mijn woning teruggegaan. Ik heb toen de vlammen gedoofd. Verdachte heeft aldus gedurende meerdere minuten de woning verlaten, wetende dat - in ieder geval - de vloerbedekking in zijn woning brandde. Verdachte heeft gedurende zijn afwezigheid geen enkele controle gehad of kunnen uitoefenen op die brand. Het is een feit van algemene bekendheid dat vuur razendsnel om zich heen kan grijpen en dat geldt zeker ook voor brand in woningen. Aldus is er sprake geweest van het duchten van gevaar voor de inboedel van die woning en de belendende percelen, aangezien de woning deel uitmaakt van een rij. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert op: wat betreft sub 1 het misdrijf: "Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is", strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. wat betreft sub 2 het misdrijf: "Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot, levensgezel of zijn kind, meermalen gepleegd", strafbaar gesteld bij artikel 304 juncto de artikel 300 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. en wat betreft sub 3 het misdrijf: "Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht", meermalen gepleegd, en het misdrijf: “Bedreiging met zware mishandeling”, meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 285 juncto artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake sub 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren en met verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen lampenolie. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: verdachte heeft, na het gebruik van alcoholhoudende drank, brand gesticht in zijn woning, een zogenaamde rijtjeswoning. Dat de brand geen verstrekkende gevolgen voor onder meer de belendende percelen heeft gehad, is geen verdienste van verdachte geweest, zelfs niet als wordt uitgegaan, zoals verdachte heeft verklaard, dat hij zelf die brand na enige tijd en na een bezoek aan zijn buurman, heeft geblust. Verdachte heeft zich bovendien gedurende vele jaren schuldig gemaakt aan agressief geweld jegens zijn levenspartner/echtgenote en zijn zoon, waarbij hij ook meermalen met fors geweld heeft bedreigd. Dit huiselijk geweld met die ernstige bedreigingen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Deze feiten houden ook een ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die immaterieel nadeel lijden, in de vorm van gevoelens van angst, onzekerheid of onveiligheid. Omtrent verdachte is op 26 februari 2008 gerapporteerd door de psychiater drs. (naam). De deskundige verklaart onder meer, zakelijk weergegeven: onderzochte is in hoge mate van waarschijnlijkheid lijdende aan een chronische afhankelijkheid van alcohol. Hoewel onderzochte zich ontkennend opstelt in deze, was dit in hoge mate van waarschijnlijkheid ook het geval ten tijde van het tenlastegelegde. Het lijkt voor de hand te liggen dat het sterk ontremmende effect van alcohol aanleiding heeft gegeven tot doorbraak van destructieve impulsen zich uitende in brandstichting. In geval de tenlastegelegde feiten bewezen worden geacht, wordt geadviseerd betrokkene in deze als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen. Onder de huidige omstandigheden lijkt het niet zinvol betrokkene aan te melden voor een eventueel hulpverleningstraject al dan niet binnen een gedwongen kader. Strikt strafrechtelijke afhandeling lijkt momenteel de enige optie. Zolang betrokkene geen enkele vorm van ziekte inzicht of ziekte besef toont, is behandeling in het verslavingscircuit onmogelijk. Iets soortgelijks geldt voor de behandeling van het huiselijk geweld, dat door onderzochte sterk gebagatelliseerd wordt en waar hij zelf nauwelijks een eigen aandeel in ziet. Hierbij moet overigens worden opgemarkt dat er een zeer sterk causaal verband lijkt te bestaan tussen de verslaving en de agressieve handelingen waar onderzochte van beschuldigd wordt. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over en maakt die tot de hare. Bij het vaststellen van na te melden straf heeft de rechtbank tevens acht geslagen op het omtrent verdachte uitgebrachte voorlichtingrapport door de reclasseringswerker (naam). Gelet op al het bovenstaande en ter norminprenting en normhandhaving, is naar het oordeel van de rechtbank, een gevangenisstraf van na te melden duur passend. De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, mede teneinde verdachte, die thans 61-jaar oud is en die niet eerder is veroordeeld, ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen. De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen lampenolie vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien dit aan verdachte toebehorend goed van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang en dit goed bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit sub 1 is aangetroffen, terwijl het kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart bewezen, dat het sub 1, 2 en 3 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijftien (15) maanden. Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot vijf (5) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen lampenolie. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Aldus gewezen door mr. Vermeulen, voorzitter, mr. Bordenga en mr. Lunenborg, rechters, in tegenwoordigheid van Feijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 april 2008.