Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD1080

Datum uitspraak2008-04-29
Datum gepubliceerd2008-05-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801713/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 21 januari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor houtopslag en houtversnippering aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 30 januari 2008 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200801713/2 Datum uitspraak: 29 april 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: 1. [verzoeker sub 1] en anderen, allen wonend te [woonplaats], 2. de vereniging Branche Vereniging Organische Reststoffen, gevestigd te Wageningen, verzoekers, en het college van gedeputeerde staten van Overijssel, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 21 januari 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor houtopslag en houtversnippering aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 30 januari 2008 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben Groenenberg en anderen (hierna: Groenenberg e.a.) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2008, en de vereniging Branche Vereniging Organische Reststoffen (hierna: de BVOR) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2008, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2008, hebben Groenenberg e.a. de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft de BVOR de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 22 april 2008, waar [verzoeker sub 1] e.a., vertegenwoordigd door [gemachtigde], de BVOR, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door R. Orie, A.A.H. Dijkema en ing. W.J. van der Veen, ambtenaren in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door [vergunninghouder], adviseur, en directeur, gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Ter zitting is door [vergunninghouder] gesteld dat geen gebruik zal worden gemaakt van de bij het bestreden besluit verleende vergunning voordat deze onherroepelijk is, derhalve pas na de behandeling door de Afdeling van het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep. Met de verzoeken is daarom geen spoedeisend belang gemoeid. 2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst de verzoeken af. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat. w.g. Boll w.g. Melse voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2008 378.