Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD1117

Datum uitspraak2006-12-21
Datum gepubliceerd2008-05-07
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/1140 OB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Naheffingsaanslag omzetbelasting. Eiseres verhuurde bedrijfsmatig een automobiel in Suriname en verrichtte aldus een dienst in de zin van artikel 4 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van deze Wet is de plaats waar de dienst wordt verricht de plaats waar de ondernemer die de dienst verricht woont of is gevestigd dan wel een vaste inrichting heeft van waaruit hij de dienst verricht. Het geschil betreft de vraag waar deze dienst is verricht.


Uitspraak

Proces-verbaal uitspraak RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 06/1140 OB Uitspraakdatum: 21 december 2006 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [X] B.V., eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder. De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van verweerder van 12 december 2005 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting (aanslagnummer [nummer]). Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2006. Namens verweerder is verschenen mr. [A]. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 2 november 2006 aan eiseres op het adres [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. 1. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar; - handhaaft de naheffingsaanslag; - gelast dat de Staat der Nederlanden het door eiseres betaalde griffierecht van € 276 vergoedt. 2. Gronden 2.1. De rechtbank dient in de eerste plaats de ontvankelijkheid van het beroep en het bezwaar te onderzoeken. Indien dit onderzoek uitvalt in voor eiseres gunstige zin komt het inhoudelijke geschil tussen partijen aan de orde, te weten de vraag of eiseres in Nederland omzetbelasting is verschuldigd ter zake van de door haar verrichte diensten. 2.2. De uitspraak op het bezwaar is gedagtekend 12 december 2005. Gesteld noch gebleken is dat de uitspraak eerst na die datum aan eiseres is toegezonden. De beroepstermijn is derhalve aangevangen op 13 december 2005 en eindigde met 23 januari 2006. Het poststempel op de envelop waarin het beroepschrift is ingediend draagt als datum 18 januari 2006. Het beroepschrift is op 24 januari 2006 door de rechtbank ontvangen. Het beroep is dus tijdig ingediend en ontvankelijk. 2.3. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het bezwaar staat het volgende vast. De naheffingsaanslag is gedagtekend 24 september 2003 en verzonden naar het adres [adres 1]. Dit adres is op het in 1997 namens eiseres ingediende startersformulier vermeld als bedrijfsadres. Het is tevens het woonadres van haar directeur/ enig aandeelhouder. In het handelsregister van de Kamer van Koophandel is het bedrijfsadres met ingang van 23 september 2003 gewijzigd in [adres 2]. Dit adres is met ingang van genoemde datum ook het woonadres de directeur/ enig aandeelhouder van eiseres. Op het startersformulier heeft eiseres als correspondentieadres vermeld het postbusadres van haar accountant, te weten [postbusadres]. Dit laatste adres werd in de periode waarin de naheffingsaanslag werd opgelegd door verweerder (mede) als correspondentieadres gebruikt, onder meer voor het toezenden van aangiftebiljetten en aanslagen. Daarnaast beschikte eiseres over een eigen postbus ([postbusadres]). Ook dit adres werd door verweerder als correspondentieadres gebruikt. Op grond van het door verweerder gevoerde beleid om naheffingsaanslagen omzetbelasting altijd toe te zenden aan het vestigingsadres en niet naar een gemachtigde is de onderhavige naheffingsaanslag verzonden naar het hierboven vermelde adres. Het bezwaarschrift is op 16 november 2004 door verweerder ontvangen. 2.4. Eiseres stelt dat zij de naheffingsaanslag niet heeft ontvangen en daarvan pas op de hoogte raakte door de betekening van een dwangbevel op 4 november 2004. Verweerder heeft dit niet weersproken. 2.5. Gelet op de onder 2.3 vermelde feiten is de rechtbank van oordeel dat verweerder geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij niet op de hoogte was van de verhuizing van eiseres van de [adres 1] naar het [adres 2] op de dag voorafgaand aan die waarop de naheffingsaanslag is gedagtekend. Nu eerstvermeld adres door eiseres zelf is opgegeven, is de naheffingsaanslag op juiste wijze bekendgemaakt. Uit die feiten blijkt echter ook dat verweerder de voor eiseres bestemde correspondentie placht te richten aan één van beide onder 2.3 genoemde postbusadressen. Eisers behoefde derhalve niet erop bedacht te zijn dat de onderhavige naheffingsaanslag in afwijking daarvan aan het door haar opgegeven bedrijfsadres zou worden gericht. Evenmin is gesteld of gebleken dat verweerder nog meer fiscale correspondentie aan het bedrijfsadres heeft toegezonden, zodat het hanteren van dit adres kennelijk een eenmalige aangelegenheid was. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is. Het bezwaar is derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. 2.6. Ten aanzien van het inhoudelijke geschil staat vast dat eiseres in het naheffingstijdvak bedrijfsmatig een automobiel verhuurde in Suriname en aldus een dienst verrichtte in de zin van artikel 4 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). Het geschil hieromtrent betreft de vraag waar deze dienst is verricht. 2.7. Ingevolge het te dezen toepasselijke artikel 6, eerste lid, van de Wet is de plaats waar de dienst wordt verricht de plaats waar de ondernemer die de dienst verricht woont of is gevestigd dan wel een vaste inrichting heeft van waaruit hij de dienst verricht. 2.8. Gelet op de hiervoor onder 2.3 vermelde feiten en de door verweerder overgelegde handelsregisterhistorie (bijlage 13 bij het verweerschrift) acht de rechtbank aannemelijk gemaakt dat eiseres gedurende het naheffingstijdvak was gevestigd in Nederland. Aan het door eiseres overgelegde uittreksel uit het handelsregister, waarin een adres in Suriname is vermeld, komt in dit verband geen betekenis toe, omdat daaruit niet blijkt sinds welke datum eiseres daar is gevestigd. 2.9. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij in het naheffingstijdvak een vaste inrichting in Suriname had. De door haar in het geding gebrachte huurovereenkomsten van kantoorpanden te Paramaribo acht de rechtbank daartoe onvoldoende. 2.10. Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres haar diensten in Nederland heeft verricht, zodat zij ter zake daarvan in Nederland omzetbelasting is verschuldigd. De naheffingsaanslag is derhalve terecht opgelegd. 2.11. Gelet op al het vorenoverwogene is het beroep gegrond. De uitspraak op bezwaar, waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, moet worden vernietigd. De rechtbank zal op het bezwaarschrift beslissen zoals verweerder had moeten doen en de naheffingsaanslag handhaven. 2.12. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Deze uitspraak is gedaan op 21 december 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.P.F. Slijpen, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Holdert, griffier.