Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD1230

Datum uitspraak2008-04-22
Datum gepubliceerd2008-05-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.601156-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

partiƫle nietigheid dagvaarding gemotiveerde vrijspraak


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnummer: 07.601156-07 Datum: 22 april 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte], [geboortedatum] [woonplaats] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 08 april 2008. De verdachte is ter terechtzitting van 08 april 2008 in persoon verschenen, bijgestaan door mr. G.W.B. Meijer, advocaat te Amsterdam. De officier van justitie, mr. H. Harmeijer, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek. Tenlastelegging Aan bovenbedoelde persoon is tenlastegelegd dat zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2004 tot en met 31 maart 2005, in de gemeente Lelystad, althans in Nederland, van een of meer bankbiljetten/geldbedragen, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 6.000 Euro en/of een geldbedrag van (ongeveer) 15.943,-- Euro en/of een geldbedrag van (ongeveer) 2.295 Euro en/of een geldbedrag van (ongeveer) 2.722,-- Euro (totaal 26.960,-- Euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat bankbiljetten/geldbedrag(en) was/waren en/of die/dat bankbiljetten/geldbedrag(en) voorhanden heeft gehad, en/of een of meer bankbiljetten/geldbedragen, te weten een geldbedrag van (ongeveer) 6.000 Euro en/of een geldbedrag van (ongeveer) 15.943,-- Euro en/of een geldbedrag van (ongeveer) 2.295 Euro en/of een geldbedrag van (ongeveer) 2.722,-- Euro (totaal 26.960,-- Euro) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet, althans van die/dat bankbiljetten/geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die bankbiljetten/geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren van oplichting en/of valsheid in geschrifte, althans uit enig misdrijf. Taal en/of schrijffouten De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. (Partiƫle) nietigheid dagvaarding De rechtbank is ambtshalve van oordeel dat het eerste deel van de dagvaarding partieel nietig is omdat deze onvoldoende feitelijk, en daarmee onbegrijpelijk is, immers worden door de steller van de tenlastelegging alle begrippen opgesomd welke voorkomen in de tekst van artikel 420 bis en quater van het Wetboek van Strafrecht, terwijl de begrippen verbergen en verhullen vervolgens op geen enkele wijze feitelijk nader worden omschreven. VRIJSPRAAK Verdachte heeft ontkend wetenschap te hebben gedragen dat de bedragen welke op haar bankrekening werden gestort en/of afgeschreven van enig misdrijf afkomstig waren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de medeverdachte [medeverdachte], met wie zij gedurende ongeveer 14 jaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, volledig het beheer voerde over haar bankrekening en zij weinig tot geen zicht had op die bankrekening. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen is niet onomstotelijk vast komen te staan dat verdachte wetenschap droeg of heeft gedragen van het feit dat de in de tenlastelegging genoemde geldsbedragen afkomstig waren van enig misdrijf danwel redelijkerwijs het vermoeden daartoe had moeten hebben. Het valt naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten dat [medeverdachte] uitsluitend het beheer heeft gevoerd over de bankrekening en verdachte daarbij volledig op haar man heeft vertrouwd. Verdachte dient derhalve van het gehele ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. BESLISSING De rechtbank verklaart de dagvaarding voor wat betreft het eerste deel partieel nietig. De rechtbank verklaart het overige ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Aldus gewezen door mr. G.J.J.M. Essink, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en G.E.A. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2008. Mr. Neppelenbroek voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.