Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD1317

Datum uitspraak2008-04-23
Datum gepubliceerd2008-05-13
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/134 ZW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding. Door medische situatie onmogelijk tijdig bezwaarschrift in te dienen?


Uitspraak

07/134 ZW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 november 2006, 06/1591 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna:Uwv). Datum uitspraak: 23 april 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.L.J. Weltevrede. II. OVERWEGINGEN Bij besluit van 13 januari 2006 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat hij met ingang van 5 januari 2006 geen recht (meer) heeft op ziekengeld omdat hij niet (meer) wegens ziekte of gebreken ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. Appellant heeft bij op 10 februari 2006 gedagtekende brief bezwaar gemaakt. Bij besluit van 14 maart 2006 (het bestreden besluit) heeft het Uwv appellants bezwaar tegen het besluit van 13 januari 2006 niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dat beroep is door de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. In hoger beroep wijst appellant nogmaals op zijn al langer bestaande ziektebeeld van schizofrenie. De Raad oordeelt als volgt. Allereerst merkt de Raad op dat de kennisgeving aan appellant voor de zitting retour is gekomen. De uitnodiging aan appellant om te verschijnen op de zitting van 19 maart 2008, waarop het hoger beroep is behandeld, is bij brief van 11 februari 2008 aangetekend verzonden naar het adres [adres 1] te Hellevoetsluis. Op 12 maart 2008 is deze kennisgeving bij de Raad retour gekomen met de mededeling ‘niet afgehaald’. Na controle van het adres bij de gemeente Hellevoetsluis blijkt dat appellant is verhuisd naar Rotterdam. Na verificatie bij de gemeente Rotterdam blijkt dat appellant sinds 18 december 2007 woonachtig is op het adres [adres 2] te Rotterdam. Op 14 maart 2008 is de kennisgeving voor de zitting van 19 maart 2008 zowel aangetekend als per gewone post verzonden naar laatstgenoemd adres. De Raad wijst appellant erop dat het voor zijn risico komt indien het aangetekende schrijven van 11 februari 2008 hem niet tijdig heeft bereikt, nu hij de Raad niet van de wijziging van zijn adres op de hoogte heeft gebracht. Dienaangaande merkt de Raad op dat bij de bevestiging van de ontvangst van het beroepschrift aan appellant een bijlage ‘wat moet u weten over de procedure bij de Centrale Raad van Beroep’ is meegezonden. In de bijlage staat vermeld dat adreswijzigingen zo spoedig mogelijk aan de Raad moeten worden doorgegeven. Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of de niet-ontvankelijkverklaring van appellant in zijn bezwaar achterwege had dienen te blijven omdat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest. De Raad verenigt zich met oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Ook de Raad is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. De Raad kan uit hetgeen de maatschappelijk werker R.C. Kraaijeveld in beroep namens appellant heeft aangevoerd niet afleiden dat het voor appellant gedurende de gehele bezwaartermijn onmogelijk was bezwaar te maken, al dan niet door inschakeling van derden. Naar het oordeel van de Raad heeft appellant ook in hoger beroep niet aannemelijk kunnen maken dat hij door zijn medische situatie ten tijde van belang in het geheel niet in staat was tijdig een bezwaarschrift in te (laten) dienen. Gezien het vorenstaande komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door M.C.M. van Laar. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 april 2008. (get.) M.C.M. van Laar. (get.) M.C.T.M. Sonderegger. MK