Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD1419

Datum uitspraak2008-01-10
Datum gepubliceerd2008-05-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 06/4369 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verhoging van de beslagvrije voet met de premie van de ziektekostenverzekering. Verweerder heeft de aflossingscapaciteit per 1 juni 2006 van eiseres vastgesteld. Bij deze vaststelling dient rekening te worden gehouden met de beslagvrije voet van 90% van de bijstandsnorm. Deze beslagvrije voet wordt verhoogd met de premie van een ziektekostenverzekering. Per 1 januari 2008 zal de berekening van de verhoging van de beslagvrije voet zijn aangepast aan de Zorgverzekeringswet. De rechtbank is van oordeel dat de huidige wettelijke regelingen zich niet verzetten tegen de wijze waarop verweerder de maximale aflossingscapaciteit van eiseres heeft vastgesteld, namelijk conform de berekening zoals die (eerst) per 1 januari 2008 geldt.


Uitspraak

Rechtbank Amsterdam Sector Bestuursrecht Algemeen meervoudige kamer UITSPRAAK in het geding met reg.nr. AWB 06/4369 WWB van: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, vertegenwoordigd door mr. E. van den Bogaard, tegen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, vertegenwoordigd door drs. H. van Golberdinge. 1. PROCESVERLOOP De rechtbank heeft op 24 augustus 2006 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 10 augustus 2006. Het onderzoek is gesloten ter zitting van 22 november 2007. 2. OVERWEGINGEN Verweerder heeft, bij besluiten van 11 maart 1999, 16 maart 2001 en 29 januari 2004, aan eiseres bijstand in de vorm van geldleningen verstrekt. Bij primair besluit van 16 mei 2006 heeft verweerder eiseres het volgende meegedeeld. Er is onderzoek gedaan naar haar aflossingen op de vorderingen. Het totale saldo van deze vorderingen op eiseres bedraagt thans € 1.772,04. Gebleken is dat eiseres geen aflossingen op de vorderingen doet. Daarom heeft verweerder besloten dat voor de aflossing van de vordering maandelijks een inhouding op de bijstandsuitkering zal gaan plaatsvinden. De hoogte van het aflossingsbedrag houdt verband met de vaststelling van de beslagvrije voet, als bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Eiseres moet namelijk blijven beschikken over een inkomen dat gelijk is aan 90% van de voor eiseres geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld. De beslagvrije voet wordt verhoogd met premies voor de aanvullende ziektekostenverzekering (niet de nominale premie). Vanaf 1 juni 2006 zal elke maand € 44,71 van de uitkering worden ingehouden, aldus verweerder. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit van 10 augustus 2006 (hierna: besluit 1) is het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Eiseres heeft tegen dit besluit een beroepschrift ingediend. Bij het bestreden besluit van 6 februari 2007 (hierna: besluit 2) heeft verweerder een herziene beslissing op bezwaar genomen. Hierbij is het volgende overwogen. In verband met de (per 1 januari 2008) voorgenomen wijziging van artikel 475d, vijfde lid, onder a, Rv wordt in de faillissementspraktijk en de schuldsaneringspraktijk een (door de rechtbanken geaccordeerde) rekenmethode van de landelijke vergadering van Rechters-commissarissen in faillissementen (Recofa) gebruikt, waarin bij de berekening van de beslagvrije voet rekening wordt gehouden met de gehele ziektekostenpremie, de zorgtoeslag en de normpremie. De Nota van wijziging van 3 maart 2006 inzake de “Wijziging van de Faillissementswet in verband met de herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen” (TK 29942, nr.8; hierna: de Nota) beoogt aan genoemde rekenmethode een wettelijke basis te geven. In deze Nota is onder andere weergegeven dat in de bijstandsnorm de over die bijstand verschuldigde ziektekostenpremie (de zogenoemde normpremie) al is besloten. De beslagvrije voet wordt dan ook verhoogd met de ziektekosten (premie minus de normpremie minus de zorgtoeslag). Aan de hand van de aangeleverde gegevens omtrent de premie ziektekostenverzekering en zorgtoeslag, heeft verweerder de beslagvrije voet en de aflossingscapaciteit opnieuw berekend. De aflossingscapaciteit wordt per 1 juni 2006 dan ook thans vastgesteld op € 40,74 per maand. Het bezwaar is derhalve gedeeltelijk gegrond. De kosten van rechtsbijstand zullen worden vergoed, aldus verweerder. Eiseres heeft aangegeven dat met besluit 2 niet (geheel) tegemoet wordt gekomen aan haar beroep. Zij heeft aangevoerd dat de door verweerder gehanteerde rekenmethode van de Recofa in strijd is met het (huidige) artikel 475d Rv en met het beslagverbod, zoals opgenomen in artikel 45 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna genoemd: Awir). Dat de Recofa meent te kunnen anticiperen op bedoeld wetsvoorstel (TK 29942) doet niet af aan het feit dat het wetsvoorstel nog niet tot wet is verheven en de artikelen 475d Rv en 45 Awir nog gewoon gelden. Bovendien is de stelling van verweerder dat de bijstandsnorm zou zijn verhoogd in verband met de verhoogde normpremies onjuist, aldus eiseres. Het beroep van eiseres wordt, ingevolge de artikelen 6:18 en 6:19, eerste lid, van de Awb, geacht mede te zijn gericht tegen besluit 2. De rechtbank overweegt met betrekking tot het besluit 1 als volgt. Aangezien besluit 2 in de plaats is gekomen van besluit 1, is in beginsel het belang van eiseres bij de beoordeling van besluit 1 komen te vervallen. In aanmerking nemende dat eiseres in deze procedure geen schadevergoeding heeft gevorderd en dat de rechtbank ook anderszins niet is gebleken van een resterend belang bij de beoordeling van dit besluit, dient het beroep met betrekking tot besluit 1 niet-ontvankelijk te worden verklaard. De rechtbank overweegt met betrekking tot het besluit 2 als volgt. Regelgeving Ingevolge artikel 46, derde lid, van de WWB is beslag op algemene bijstand slechts geldig voorzover de belanghebbende blijft beschikken over een inkomen gelijk aan de beslagvrije voet bedoeld in artikel 475d Rv. Ingevolge artikel 475d, eerste lid, Rv, bedraagt de beslagvrije voet 90% van de voor betrokkene van toepassing zijnde bijstandsnorm. Artikel 475d, vijfde lid, aanhef en onder a, Rv luidt als volgt: De beslagvrije voet wordt verhoogd met: a. de premie van een door de schuldenaar gesloten ziektekostenverzekering, telkens wanneer deze premie vervalt terwijl het beslag ligt. Bij wet van 24 mei 2007 (Stb. 2007, 192; TK 29 942) is artikel 475d, vijfde lid, aanhef en onder a, Rv gewijzigd. Deze wet treedt met ingang van 1 januari 2008 in werking (Stb. 2007, 222). Het artikel zal, voor zover van belang, als volgt luiden: De beslagvrije voet wordt verhoogd met: a. de premie van een door de schuldenaar gesloten ziektekostenverzekering, verminderd met de normpremie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag, voor zover reeds begrepen in de bijstandsnorm zoals die voor de schuldenaar geldt ingevolge het eerste, tweede en vierde lid, en met de krachtens die wet ontvangen zorgtoeslag, telkens wanneer deze premie vervalt terwijl het beslag ligt. In artikel 45 van de Awir is het volgende bepaald: 1. Een tegemoetkoming is niet vatbaar voor vervreemding, verpanding, belening of beslag, waaronder begrepen beslag ingevolge faillissement of toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tenzij het betreft beslag wegens: a. een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting wegens een geleverde prestatie waarbij de betalingsverplichting ter zake van die prestatie oorzaak is voor de tegemoetkoming; b. een door de belanghebbende verschuldigd bedrag aan terugvordering dat betrekking heeft op dezelfde inkomensafhankelijke regeling. 2. Elk beding dat strijdt met het eerste lid is nietig. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Handhavingsverordening WWB stelt het College zich ten doel om de teruggevorderde en de op derden verhaalde bijstand optimaal in te vorderen, voorzover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet. Blijkens de werkvoorschriften zoals gehanteerd door verweerder wordt de hoogte van het maandelijks af te lossen bedrag bepaald aan de hand van artikel 475d Rv en artikel 6, eerste lid, van de Handhavingsverordening WWB. Dit houdt onder meer in dat de betrokkene moet blijven beschikken over een beslagvrije voet van 90% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantiegeld, verhoogd met eventuele aanvullende ziekenfondspremies. Overwegingen Per 1 januari 2006 is de Zorgverzekeringswet (Zvw) in werking getreden. Op grond van deze wet dient de verzekeringsnemer een inkomensafhankelijke bijdrage (normpremie), een nominale premie voor de basisverzekering en desgewenst een premie voor de aanvullende ziektekostenverzekering (aanvullende premie) te betalen. De vraag die thans moet worden beantwoord is met welke bestanddelen van de in artikel 475d Rv bedoelde “ziektekostenpremie” de beslagvrije voet mag worden verhoogd. De rechtbank is, in navolging van de Centrale Raad van Beroep (CRvB; onder andere de uitspraak van 18 juli 2001, LJN: AL3570), van oordeel dat de beslagvrije voet slechts met die kosten terzake van een ziektekostenverzekering dient te worden verhoogd welke ten laste van de schuldenaar zelf komen en waarmee niet reeds op enigerlei andere wijze rekening is gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat in dit geval geanticipeerd mag worden op de voorgestelde wijziging van artikel 475d, vijfde lid, aanhef en onder a, Rv en overweegt hiertoe als volgt. De wetgever heeft beoogd met de regeling van artikel 475d Rv bepaalde ten laste van een belanghebbende komende kosten vrij te houden van beslag. Onder het oude regime van de Ziekenfondswet kwam dit neer op een verhoging van de beslagvrije voet met de premies voor de (aanvullende) ziektekostenverzekering. De invoering van de Zvw heeft een nieuwe situatie gecreëerd, die mede geleid heeft tot de bovenomschreven wijziging per 1 januari 2008 van artikel 475d, vijfde lid, aanhef en onder a, Rv. Uit de toelichting bij de Nota blijkt dat de wetswijziging beoogt te voorkomen dat ziektekostenpremies meer dan één keer in aanmerking worden genomen bij vaststelling van de beslagvrije voet. Het wetsvoorstel corrigeert een onbedoeld gevolg van de nieuwe wetgeving en geeft een wettelijke basis aan de correctie die in de praktijk door de faillissementsrechter reeds geruime tijd wordt toegepast bij de berekening van het vrij te laten bedrag (de Recofa-methode). Dit onbedoelde gevolg houdt in dat na de invoering van het nieuwe zorgstelsel in beginsel tweemaal rekening wordt gehouden met de ziektekosten. In de eerste plaats is er sprake van een onbedoelde verhoging van de beslagvrije voet die ten koste gaat van de ruimte in het inkomen van de schuldenaar, beschikbaar voor aflossing, en die niet nodig is voor de premiebetaling, vanwege het feit dat de normafhankelijke premie al in de bijstandsnorm is besloten en vervolgens 90% van deze norm niet vatbaar is voor beslag. In de tweede plaats zou toepassing van het huidige artikel 475d, vijfde lid, aanhef en onder a, Rv ertoe leiden dat schuldenaren tweemaal een bijdrage ontvangen voor betaling van de ziektekostenverzekering: eenmaal via de verhoging van de beslagvrije voet en eenmaal via de (beslagvrije) zorgtoeslag. Uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat dit niet overeenkomt met de bedoeling van de wetgever om de beslagvrije voet slechts te verhogen met de kosten in verband met ziektekostenverzekering en voorts ruimte te laten voor het leggen van beslag op of het verrekenen van de uitkering met bijvoorbeeld een terugvordering inzake ten onrechte verstrekte bijstand. Aangenomen moet worden dat het niet doorvoeren van de thans voorgestelde wetswijziging, gelijktijdig met de invoering van de Zvw, berust op een vergissing van de wetgever. De voorgenomen wijziging per 1 januari 2008 bevestigt naar het oordeel van de rechtbank de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever. Derhalve mocht verweerder in dit geval anticiperen op de nieuwe wetgeving. Dit geldt des te meer nu bij de uitleg van de bepalingen met betrekking tot verrekening en beslag wordt aangesloten bij het civiele recht (Rv) en door de faillissementsrechter de nieuwe berekeningswijze reeds wordt toegepast en, zoals hiervoor is overwogen, de wetgever uitdrukkelijk bedoeld heeft bij het verrekenen van de bijstandsuitkering toepassing te geven aan Rv. De rechtbank overweegt dat eiseres hierdoor niet onevenredig in haar belang wordt geschaad. In de voorgestelde berekeningswijze wordt immers rekening gehouden met alle ziektekostenpremies die niet reeds zijn voldaan uit de zorgtoeslag of zijn begrepen in het normpremiebedrag. Met betrekking tot de inkomensafhankelijke bijdrage (normpremie) wordt nog het volgende overwogen. Eiseres heeft gesteld dat wél rekening moet worden gehouden met de normpremie, omdat in de bijstandsnorm de bedoelde premie niet is besloten. De bijstandsnorm is per 1 januari 2006 (inwerkingtreding van de Zvw) enkel verhoogd omdat het wettelijk minimumloon is verhoogd. De bijstandsnorm is niet verhoogd vanwege het feit dat nu ook de normpremie zou zijn vervat in de bijstandsnorm, aldus eiseres. De rechtbank is evenwel van oordeel dat eiseres die stelling onvoldoende heeft onderbouwd, temeer daar eiseres er geen rekening mee heeft gehouden dat uit bovenvermelde Nota blijkt dat in het verhoogde netto-minimumloon een component ten behoeve van de nominale premie voor de zorgverzekering is opgenomen Voorts is van belang dat de “voorloper” van de huidige normpremie (de verhoging van de bijstandsnorm met een bedrag in verband met de ziekenfondspremie), ook al was vervat in de bijstandsnorm. Eiseres heeft een beroep gedaan op artikel 45 van de Awir. Indien immers geanticipeerd mag worden op de per 1 januari 2008 geldende wetgeving, dan wordt de aflossingscapaciteit feitelijk verhoogd met de zorgtoeslag. Dat is in strijd met het beslagverbod in artikel 45 van de Awir, aldus eiseres. De rechtbank onderschrijft dit standpunt van eiseres evenmin. In bedoeld artikel wordt het verboden beslag te leggen op een tegemoetkoming, in casu de zorgtoeslag. Uit artikel 475d Rv vloeit voort dat de aanvankelijke verhoging van de beslagvrije voet verminderd moet worden met de zorgtoeslag. Van beslag op de zorgtoeslag is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Artikel 45 van de Awir staat er derhalve niet aan in de weg bovenomschreven rekenmethode te hanteren voor de vaststelling van de aflossingscapaciteit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het huidige artikel 475d Rv noch artikel 45 van de Awir zich verzet tegen de wijze waarop verweerder de maximale aflossingscapaciteit van eiseres heeft vastgesteld. Bovenstaande betekent dat de beslagvrije voet, ook reeds vóór 1 januari 2008, in beginsel kan worden verhoogd met het bedrag aan normpremie, nominale premie en (indien van toepassing) de aanvullende premie, minus de normpremie en minus de ontvangen zorgtoeslag. In het onderhavige geval heeft verweerder de verhoging van de beslagvrije voet berekend en vervolgens de aflossingscapaciteit per 1 juli 2006 vastgesteld. Nu eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de berekening als zodanig, moet worden geconcludeerd dat verweerder zich op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiseres per maand € 40,74 dient af te lossen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het betaalde griffierecht. Beslist wordt als volgt. 3. BESLISSING De rechtbank: - verklaart het beroep tegen besluit 1 niet-ontvankelijk; - verklaart het beroep tegen besluit 2 ongegrond. Deze uitspraak is gedaan op 10 januari 2008 door mr. Th.P.J. de Graaf, voorzitter, en mrs. H.G. Schoots en B.E. Mildner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.M. van der Heijden, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. De griffier, de voorzitter, Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht. Afschrift verzonden op: Doc:B