Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD1562

Datum uitspraak2008-03-25
Datum gepubliceerd2008-05-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/501413-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak artikel 3 Opiumwet Uit het onderzoek ter terechtzitting en de stukken van het dossier is niet gebleken door wie welke bevoegdheden zijn gehanteerd. Zo is niet duidelijk wie de medewerkers van de FIOD waren en of deze opsporingsbevoegdheden hebben, of er dwangmiddelen zijn gehanteerd of niet en op grond waarvan is binnengetreden in de ruimte achter de loods en de woning van verdachte. Daarmee kan achteraf het optreden van medewerkers van de FIOD en verbalisant niet op rechtmatigheid worden gecontroleerd. Evenmin is komen vast te staan dat met toestemming van verdachte zijn woning is betreden. De resultaten van binnentreden moeten voor het bewijs worden uitgesloten


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummer: 03/501413-07 Datum uitspraak: 25 maart 2008 Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2008 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats en datum verdachte], wonende te [adres verdachte]. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij in of omstreeks de periode van 17 april 2007 tot en met 25 juni 2007, in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in een loods aan de [adres verdachte] (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, (een) hoeveelheid/hoeveelheden hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 167 kilogram hennep, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; 2. hij in of omstreeks de periode van 17 april 2007 tot en met 26 juni 2007, in de gemeente Maastricht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Essent Netwerk B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij in of omstreeks de periode van 17 april 2007 tot en met 26 juni 2007, in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen, Essent Netwerk B.V. te bewegen tot het teniet doen van een inschuld ter zake van geleverde elektriciteit in het pand [adres verdachte] , met dat oogmerk vals, listig en/of bedriegelijk de stand van het telwerk van de elektriciteitsmeter heeft teruggezet en/of stopgezet, in elk geval gemanipuleerd, zodat de registratie van geleverde elektriciteit, gerekend over/vanaf het aantal éénheden waarmee de stand van het telwerk werd teruggezet en/of stopgezet, in elk geval gemanipuleerd, ongedaan werd gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Het requisitoir en het pleidooi De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1 en 2 zal worden vrijgesproken. De raadsman heeft eveneens gepleit voor vrijspraak. De vrijspraak De rechtbank overweegt het volgende. Uit het proces-verbaal van bevindingen (doorgenummerd p 7 e.v.) van verbalisant [naam verbalisant] blijkt het volgende. De verbalisant bevond zich op 26 juni 2007 op het [adres verdachte] ter assistentie van een grootschalige actie van Fiod/ECD. De verbalisant is met enkele collega’s van de politie en medewerkers van de Fiod naar het adres [adres verdachte], de woning van verdachte, moeten gaan alwaar in opdracht van de Fiod in de woning en de schuur behorend bij genoemd adres een zoeking zou plaatsvinden. Tijdens de zoeking werd de verbalisant aangesproken door een van de medewerkers van de Fiod met het verzoek te kijken naar de meterkast behorende bij perceel [adres verdachte]. De verbalisant zag, nadat de meterkast was geopend door de medewerker van de Fiod, dat er op de verbruikmeter een magneet was geplaatst. Vervolgens verricht de medewerker van de Fiod enkele handelingen met de magneet op grond waarvan de verbalisant constateert dat - kort gezegd - de meter niet draait als de magneet is geplaatst. De verbalisant ziet daarna dat medewerkers van de Fiod een zoeking houden in een gedeelte van een loods, waarvan verdachte heeft gezegd dat zijn zoon daar aan bromfietsen zou sleutelen. Vervolgens hoorde de verbalisant vanuit een ruimte achter de loods een zoemend geluid, gelijkende een in werking zijnde hennepplantage. Na constatering door de verbalisant dat op het dak van die ruimte een afvoer was gemonteerd waaruit lucht werd geblazen, heeft hij aan verdachte gevraagd van wie die ruimte was. Verdachte heeft gezegd dat niet te weten. Daarna ziet de verbalisant dat de medewerkers van de Fiod, die bezig waren met de zoeking in de loods, in de richting van de woning van verdachte lopen; hij ziet ze de woning van verdachte binnengaan en op enig moment met verschillende sleutelbossen naar buiten komen. Daarmee zijn de medewerkers van de Fiod naar de afgesloten deur van de ruimte gelopen. Een van de sleutels paste op het slot van die deur en de verbalisant zag dat door een van de medewerkers van de Fiod de deur werd geopend. Uiteindelijk treft verbalisant in die loods de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid verdovende middelen aan. Uit het onderzoek ter terechtzitting en de overige stukken van het dossier is niet gebleken door wie welke bevoegdheden zijn gehanteerd. Zo is niet duidelijk wie de medewerkers van de Fiod waren en of deze opsporingsbevoegdheid hebben, of er dwangmiddelen zijn gehanteerd of niet en op grond waarvan is binnengetreden in de ruimte achter de loods en de woning van verdachte. Daarmee kan achteraf het optreden van medewerkers van de Fiod en verbalisant niet op rechtmatigheid worden gecontroleerd. Nu uit het onderzoek ter zitting evenmin is komen vast te staan dat met toestemming van verdachte zijn woning door medewerkers is betreden, moet er van worden uitgegaan dat in ieder geval het betreden van de woning van verdachte onrechtmatig is. Nu bij dat onrechtmatig betreden van de woning sleutels zijn meegenomen, met één waarvan de deur van de ruimte achter de loods is geopend, moeten de resultaten van dat binnentreden voor het bewijs worden uitgesloten. Dit betekent dat de aangetroffen hoeveelheden soft drugs niet kunnen bijdragen aan het bewijs. Bij gebreke aan voldoende ander bewijs, dient de rechtbank verdachte vrij te spreken van onder 1 tenlastegelegde. Nu evenmin controleerbaar is of de electriciteitskast, behorende bij de woning van verdachte, rechtmatig is geopend, dienen de bevindingen van de verbalisant na de opening van die kast ook van het bewijs te worden uitgesloten. Dit betekent dat ook voor het onder 2 tenlastegelegde onvoldoende bewijs voorhanden is en verdachte ook daarvan wordt vrijgesproken. Het beslag Nu de in beslag genomen middelen, te weten hennep (wiet), middelen zijn als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet, dienen deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet te worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken. De rechtbank heeft bij haar beslissing deze voorwerpen als een gezamenlijkheid van voorwerpen opgevat, waarop het voorgaande van toepassing is. De toepasselijke wettelijke bepalingen De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13a van de Opiumwet. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomene, te weten; 2007092318 1 64.00 KG verdovende middelen wiet, gedroogde wiettoppen 2007092318 2 103.00 KG verdovende middelen wiet, gedroogde wietplanten 20300154722 3 1 hennepkwekerij: 2 ventilatoren, 3 koolstoffilters, 1 kabelkast. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 25 maart 2008.