Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD1668

Datum uitspraak2008-04-24
Datum gepubliceerd2008-05-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/461315-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

artikel 197 strafrecht, ongewenst vreemdeling, ontvankelijkheid OM


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.461315-07, 07.460167-08 en 07.400004-08 Uitspraak: 24 april 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] geboren op [geboortejaar] [adres] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2008. De verdachte is niet in persoon verschenen en is ter terechtzitting verdedigd door mr. C. van den Berg, advocaat te Zwolle, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd. De officier van justitie, mr. G. van der Zee, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder parketnummer 07.461315-07, 07.460167-08 en 07.400004-08 (van feit 1 het primair ten laste gelegde) ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 07.460167-08 ten laste gelegde feit als 3 en de bij dagvaarding met parketnummer 07.400004-08 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten als 4 en 5. ONTVANKELIJKHEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE De verdediging heeft naar voren gebracht dat aan verdachte twee maal ten laste is gelegd dat hij als ongewenste vreemdeling in Nederland verblijft. Verdachte verbleef tot en met 29 december 2007 in het huis van bewaring en kon dientengevolge Nederland niet verlaten. Vanaf 29 of 30 december 2007 had men verdachte conform het beleid van het Openbaar Ministerie 10 dagen de tijd moeten gunnen om het land te verlaten, welke periode op 4 januari 2008 nog niet was verstreken. Het Openbaar Ministerie dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van feit 5. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft zichzelf in de positie gebracht dat hij als ongewenst vreemdeling in Nederland verblijft; aan hem is de keuze om deze situatie te beëindigen. Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte in de periode van 29 of 30 december 2007 tot en met 4 januari 2008 niet de mogelijkheid had om Nederland te verlaten. Nu verdachte er voor heeft gekozen op 4 januari 2008 in Nederland te verblijven in strijd met het bepaalde in artikel 197 Wetboek van Strafrecht, heeft hij daarmee de kans dat hij daarvoor zou worden vervolgd voor lief genomen. Overigens is niet gebleken dat verdachte eerst vanaf 29 of 30 december 2007 Nederland had kunnen verlaten. Evenmin is duidelijk geworden waarom de door de raadsman genoemde termijn van 10 dagen eerst vanaf 29 of 30 december 2007 zou gaan lopen. Het Openbaar Ministerie is derhalve ontvankelijk in de vervolging van feit 5. BEWIJS De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 tot en met 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. Hij op 5 oktober 2007 in de gemeente Zwolle, [slachtoffer (1)] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer (1)] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik maak je dood.” en “Ik schiet je dood.” en “In Ethiopië had je al lang 7 kogels door je kop gehad.”; 2. Hij op 5 oktober 2007 in de gemeente Zwolle als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard; 3. Hij op 24 december 2007 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drie pakjes leverpastei, toebehorende aan de Jumbo aan de [te Zwolle] 4. Hij op 4 januari 2008 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer (2)] te dwingen tot afgifte van geld, toebehorende aan die van [slachtoffer (2)] achter die [slachtoffer (2)] is gaan staan, terwijl zij aan het geld pinnen was, en (vervolgens) die [slachtoffer (2)] de woorden heeft toegevoegd: “Mag ik u wat vragen” en “Mag ik 20 eurocent van U” en (vervolgens) opzettelijk dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Ik zie net dat je briefjes hebt gepind. Moet ik het soms van je afpakken?” en “Ik maak je dood, moet ik je soms doodmaken” en (daarbij) die [slachtoffer (2)] achterna is gelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 5. Hij op 4 januari 2008 in de gemeente Zwolle als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Van het onder 1 tot en met 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: 1. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht; 2. Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard, strafbaar gesteld bij artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht; 3. Diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht; 4. Poging tot afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 317 j° artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht; 5. Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard, strafbaar gesteld bij artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. De verdediging heeft naar voren gebracht dat er reden is om (alsnog) te onderzoeken of verdachte de hem ten laste gelegde feiten onder invloed van een psychose heeft gepleegd. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu verdachte mogelijk niet strafbaar is omdat hem de ten laste gelegde feiten wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis niet kunnen worden toegerekend. De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging, om te onderzoeken of verdachte de hem ten laste gelegde feiten onder invloed van een psychose heeft gepleegd, af. Blijkens het rapport van Tactus verslavingszorg d.d. 2 april 2008 ontvangt verdachte antipsychotica; deze medicatie zorgt er voor dat verdachte niet psychotisch wordt. In dit rapport is tevens opgenomen dat bij verdachte sprake is van psychiatrie in engere zin, schizofrenie en een langdurige alcohol- en drugsverslaving. Tactus verslavingszorg heeft laten weten geen plan van aanpak te kunnen opstellen omdat verdachte ongewenst vreemdeling is verklaard en heeft geadviseerd verdachte te veroordelen conform de geldende richtlijnen, indien het hem ten laste gelegde bewezen wordt verklaard. De rechtbank acht zich met het rapport van Tactus verslavingszorg voldoende voorgelicht en zal de door Tactus verslavingszorg geschetste problematiek meewegen in de straftoemeting. Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar zou zijn. Verdachte zal derhalve niet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de psychiatrische achtergrond van verdachte. Het onder 1 tot en met 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot twee maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. Ch.A.M. Heeregrave en I.F. Clement, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2008. Mrs. Clement en Blauw voornoemd waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.