Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD1696

Datum uitspraak2008-04-29
Datum gepubliceerd2008-05-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830184-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstallen. Deze diefstallen hebben geleid tot (vermogens-) schade bij de benadeelden. Voorts heeft verdachte zich gedurende een aantal maanden schuldig gemaakt aan handel in amfetamine. Amfetamine is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof. Het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN Sector strafrecht Parketnummer: 19.830184-07 vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 29 april 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [adres]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 15 april 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door raadsvrouwe mr. N.W. Andela, advocaat te Assen. De officier van justitie mr. E.H.G. Kwakman acht hetgeen onder feit 1 tot en met 5 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: * Werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis; * Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ook indien dit een klinische opname inhoudt, zolang genoemde reclasseringsinstelling zulks nodig oordeelt. Tenlastelegging De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op verschillende tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 30 maart 2007 tot en met 2 april 2007 te Zuidbroek, gemeente Menterwolde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur gelegen aan/nabij [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid tegels (kleur blauw licht) en/of een hoeveelheid marmeren tegels en/of een hoeveelheid tapijttegels en/of een hoeveelheid wasbakken en/of een hoeveelheid wc's en/of een hoeveelheid kabels en/of een of meer verlengsnoeren en/of een of meer ronde kartonnen kokers en/of schuifdeurprofielen, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 2. hij in of omstreeks de periode van 31 mei 2007 tot en met 1 juni 2007 te Eelde, althans in de gemeente Tynaarlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit/ vanaf het bedrijventerrein gelegen aan/nabij de Burgemeester J. G. Legroweg heeft weggenomen een verpakking vijverfolie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan tuincentrum Florahof, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 3. hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 juni 2007 te Annen, gemeente Aa en Hunze, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 100 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 60 pillen in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 4. hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 juni 2007 te Annen, gemeente Aa en Hunze, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 5. verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 juni 2007 in de gemeente Aa en Hunze, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij de deze wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet. Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. Bijzondere bewijsoverwegingen De raadsvrouwe van verdachte heeft onder meer als haar uitdrukkelijk standpunt aangevoerd dat de strafverzwarende omstandigheden bij feit 1 niet bewezen kunnen worden. De deur die toegang biedt tot de loods stond open ten tijde van het plegen van het feit en derhalve is er geen sprake van braak, verbreking of inklimming. De raadsvrouwe is dezelfde mening toegedaan met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit. Verdachte heeft via een weiland het terrein van tuincentrum Florahof bereikt en derhalve is er met name geen sprake van inklimming. De rechtbank kan zich niet met het ingenomen standpunt met betrekking tot feit 1 verenigen. Verdachte is de loods binnengekomen door over de restanten van de geforceerde deur te klimmen. Daarmee heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank de toegang tot de plaats des misdrijfs verschaft door middel van inklimming. De rechtbank kan zich tevens niet met het standpunt met betrekking tot feit 2 verenigen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het terrein van tuincentrum Florahof heeft bereikt middels het passeren van een sloot. Onder inklimming moet mede worden begrepen het overschrijden van sloten of grachten tot afsluiting dienende en derhalve is de rechtbank van oordeel dat ook hier sprake is van inklimming door verdachte. Bewijsmiddelen Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij, verdachte noch zijn raadsvrouwe vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 1 - De aangifte van [aangever], opgenomen in het proces-verbaal met dossiernummer PL031T/07-103141, pagina 714 - 715; - De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 15 april 2008. Ten aanzien van feit 2 - De aangifte van [aangever], opgenomen in het proces-verbaal met dossiernummer PL031T/07-103141, pagina 656 - 657; - De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 15 april 2008. Ten aanzien van feit 3 & 4 & 5 - De verklaring van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant], resp. brigadier en hoofdagent politie Drenthe, district noord, opgenomen in het proces-verbaal met dossiernummer PL031T/07-103141, p. 261 - 264; - De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 15 april 2008. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op verschillende tijdstippen in de periode van 30 maart 2007 tot en met 2 april 2007 te Zuidbroek, gemeente Menterwolde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur gelegen aan [adres] heeft weggenomen tegels (kleur blauw licht) en marmeren tegels en tapijttegels en wasbakken en wc's en ronde kartonnen kokers en schuifdeurprofielen, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming; 2. hij in de periode van 31 mei 2007 tot en met 1 juni 2007 te Eelde, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf het bedrijventerrein gelegen aan de Burgemeester J. G. Legroweg heeft weggenomen vijverfolie toebehorende aan tuincentrum Florahof, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming; 3. hij op 21 juni 2007 te Annen, gemeente Aa en Hunze, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 100 gram amfetamine en ongeveer 60 pillen, bevattende MDMA, zijnde amfetamine en MDMA, (telkens) een middel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 4. hij op 21 juni 2007 te Annen, gemeente Aa en Hunze, opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II; 5. verdachte in de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 juni 2007 in de gemeente Aa en Hunze, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij de deze wet behorende lijst I. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1, 2, 3, 4, en 5 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. Kwalificaties Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: diefstal door twee of meer personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto 311 van het Wetboek van Strafrecht; onder 2: diefstal door twee of meer personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto 311 van het Wetboek van Strafrecht; onder 3: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet; onder 4: handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet; onder 5: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Strafbaarheid De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsvrouwe van verdachte; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 5 maart 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld; Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstallen. Deze diefstallen hebben geleid tot (vermogens-) schade bij de benadeelden. Voorts heeft verdachte zich gedurende een aantal maanden schuldig gemaakt aan handel in amfetamine. Amfetamine is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof. Het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. Verdachte heeft bovendien voor verdere verspreiding onder verslaafden geschikte hoeveelheden van de voor de volksgezondheid zo schadelijke stoffen amfetamine en MDMA voorhanden gehad. Het bezit van hard drugs dient dan ook krachtig te worden bestreden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat, blijkens het rapport van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 14 april 2008, verdachte verdere diagnostiek behoeft op zowel psychisch- als verslavingsgebied. De rechtbank acht verdere hulpverlening derhalve noodzakelijk. De rechtbank is op grond van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor gegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met een bijzondere voorwaarde geboden is. Benadeelde partij [benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing van de rechtbank De rechtbank verklaart bewezen dat de onder 1, 2, 3, 4, en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot - een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren; De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, ook indien dit een klinische opname inhoudt, voor zover te realiseren binnen de duur van de proeftijd, zolang genoemde reclasseringsinstelling zulks nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. - een taakstraf bestaande uit 240 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen. Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter, mr. H. Wolthuis en mr. K. Bunk, rechters in tegenwoordigheid van mr. E.M. Harbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 april 2008.